De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nog steeds uitsluiting plaatsvindt bij bloeddonatie op basis van
seksuele gerichtheid in plaats van risicogedrag, hetgeen ook geconstateerd wordt door
het College voor de Rechten van de Mens (oordeelnummer 2019–60);
constaterende dat Frankrijk en Israël beleid voeren waarbij gedoneerd bloedplasma
van mannen die seks hebben met mannen (MSM) ingevroren wordt en zij later, na vier
maanden, opnieuw worden getest, hetgeen volgens EU Richtlijn 2004/33/EG mogelijk is
daar bloedplasma een bewaartermijn van maximaal 36 maanden heeft;
constaterende dat gedoneerd bloedplasma wordt gebruikt voor twee doeleinden, namelijk
voor transfusie en als grondstof voor geneesmiddelen maar dat farmaceutische producenten
geen MSM-bloedplasma toestaan als grondstof voor geneesmiddelen;
overwegende dat voor bloedplasma transfusie in Nederland gebruik wordt gemaakt van
Omniplasma hetgeen bestaat uit gepoold plasma van circa 600 – 1200 donaties aan Sanquin
en dat de producent van Omniplasma geen gebruik maakt van MSM bloedplasma;
verzoekt de regering, om in gesprek te gaan met de farmaceutische producenten, met
als doel dat zij MSM-bloedplasma, gedoneerd volgens de Franse en Israëlische methode,
als grondstof voor geneesmiddelen toestaan met inachtneming van de veiligheid van
de ontvangers van medicatie;
verzoekt de regering voorts, om in gesprek te gaan met de producent van Omniplasma
met als doel dat MSM-bloedplasma, gedoneerd volgens de Franse en Israëlische methode,
ook te gebruiken in de productie van Omniplasma met inachtneming van de veiligheid
van de ontvangers van Omniplasma;
verzoekt de regering, tot slot om de uitkomsten van beide gesprekken en eventuele
handelingsopties die hieruit voortvloeien, zoals het starten van een pilot met een
bloedplasma donatie beleid voor MSM zoals in Frankrijk en Israël, voor de zomer van
2020 aan de Tweede Kamer te sturen;
en gaat over tot de orde van de dag.