nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is in de Gemeentewet
regels op te nemen omtrent het gebruik van camera's ten behoeve van toezicht
op openbare plaatsen alsmede in verband daarmee de Wet politieregisters te
wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Gemeentewet wordt na artikel 151b een artikel ingevoegd, dat luidt
als volgt:
Artikel 151c
1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen
om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk
is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera's voor een bepaalde duur ten
behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van
de Wet openbare manifestaties. De burgemeester bepaalt de duur van de plaatsing
en wijst de openbare plaats of plaatsen aan, met inachtneming van hetgeen
daaromtrent in de verordening is bepaald.
2. De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het
overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993, de periode vast waarin
in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik
van de camera's plaatsvindt en de met de camera's gemaakte beelden in elk
geval rechtstreeks worden bekeken.
3. De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste
lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.
4. De aanwezigheid van camera's als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die de desbetreffende openbare
plaats betreedt.
5. Met de camera's worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare
plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.
6. De met de camera's gemaakte beelden mogen in het belang van de handhaving
van de openbare orde worden vastgelegd en gedurende ten hoogste zeven dagen
worden bewaard.
7. De vastgelegde beelden, bedoeld in het zesde lid, vormen een tijdelijk
register in de zin van de Wet politieregisters. Met inachtneming van artikel
13, zevende lid, van de Wet politieregisters kunnen uit dat register gegevens
worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met het oog
op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels
gesteld omtrent:
a. de vaste camera's en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het
toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen
worden aangebracht;
b. de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering
van het toezicht; en
c. de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht
vast-gelegde beelden plaatsvindt.
9. Ten minste één maand voor de afloop van de duur van de
plaatsing, bedoeld in het eerste lid, zendt de burgemeester aan de raad een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de plaatsing van camera's.
ARTIKEL II
Artikel 13 van de Wet politieregisters wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd het zevende lid en artikel 13d, tweede lid, worden uit
een tijdelijk register slechts gegevens verstrekt voor het doel waarvoor het
register is aangelegd, tenzij verstrekking plaats vindt ten behoeve van de
opneming in een register zware criminaliteit of een voorlopig register.
b. Toegevoegd wordt een zevende lid dat luidt als volgt:
7. Indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat gegevens als
bedoeld in artikel 151c, zevende lid, van de Gemeentewet noodzakelijk zijn
voor de opsporing van een gepleegd strafbaar feit, kunnen die gegevens worden
verstrekt ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit.
ARTIKEL III
Artikel 151c van de Gemeentewet blijft buiten toepassing gedurende een
jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ten aanzien van camera's
ten behoeve van de handhaving van de openbare orde die geplaatst zijn voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,