29 435 Nota Ruimte

Nr. 259 MOTIE VAN DE LEDEN WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK EN ORTEGA-MARTIJN

Voorgesteld 22 april 2010

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat toepassing van de SER-ladder niet voorkomt dat gemeenten kavels tegen te lage prijzen verkopen aan bedrijven;

overwegende, dat te lage grondprijzen moeten worden voorkomen om een gezonde financiële basis te hebben voor herstructurering en om een goede benutting van bedrijventerreinen te stimuleren;

overwegende, dat het wenselijk is dat daartoe gemeenten in regionaal verband niet alleen afspraken maken over de planning van nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen, maar ook over het grondprijsbeleid en uitgiftebeleid, gekoppeld aan afspraken over segmentering van de terreinen;

overwegende, dat de Bestuurlijke werkgroep uitvoeringsstrategie (her)ontwikkeling bedrijventerreinen (BWU) constateert dat coördinatie van grondprijsbeleid uit de sfeer van afspraken tussen gemeenten als «ondernemer» gehaald moet worden en dat dit mogelijk is door de residuele grondprijsbepaling aan te bevelen dan wel prikkels hiervoor in te bouwen in de voorwaarden voor financiële bijdragen aan regionale herstructureringsprogramma’s;

verzoekt de regering om:

  • de provincies bij de beoordeling van de provinciale herstructureringsprogramma’s mee te delen dat bij de regionale afspraken ter uitvoering van het convenant bedrijventerreinen nadrukkelijk ook moet worden gekeken naar de rol van gemeenschappelijk grondbeleid en uitgiftebeleid, gekoppeld aan de afspraken over segmentering, waarbij de residuele grondprijsmethodiek het uitgangspunt is;

  • en bij het ter beschikking stellen van middelen voor de provinciale herstructureringsprogramma’s de voorwaarde te stellen dat deze in overleg met (regionaal samenwerkende) gemeenten tot stand zijn gekomen en zicht bieden op afspraken over regionale samenwerking op basis van de afspraken in het convenant,

en gaat over tot de orde van de dag.

Wiegman-van Meppelen Scheppink

Ortega-Martijn

Naar boven