nr. 239
MOTIE VAN HET LID VAN GENT C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het «Locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen»
uit de Nota Ruimte, waarin wordt gesteld dat «aan nieuwe en zo mogelijk
ook aan bestaande bedrijven en voorzieningen met arbeids- en bezoekersintensieve
functies, ruimte wordt geboden op locaties bij voorkeur in de nabijheid van
openbaar vervoersknooppunten en met een goede aansluiting op (bestaande) verkeers-
en vervoersverbindingen», niet overal even goed werkt;
constaterende, dat in de periode 1996–2005 de afstand van arbeidsplaatsen
tot haltes van trein en metro toenam, terwijl de afstand van arbeidsplaatsen
tot afslagen van autosnelwegen juist afnam;
overwegende, dat deze concentratie van arbeidsplaatsen bij snelwegen leidt
tot toename van het autoverkeer en afname van het potentieel aan reizigers
voor het openbaar vervoer;
constaterende, dat dit uit het oogpunt van ruimtegebruik, mobiliteit en
milieu geen duurzame ontwikkeling is en dat er kansen voor verdichting rond
openbaarvervoerhaltes en stations onbenut blijven;
verzoekt de regering met voorstellen te komen om arbeids- en bezoekersintensieve
kantoorfuncties en voorzieningen rond haltes van openbaar vervoer te bundelen
en te voorkomen dat dergelijke functies en voorzieningen zich vestigen op
locaties zonder goede ov-ontsluiting en deze voorstellen te verankeren in
het beleid, via opname in de AMvB ruimte, de agenda Mooi Nederland en de verstedelijkingsafspraken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Gent
Linhard
Roefs
Wiegman-van Meppelen Scheppink