Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29434 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29434 nr. 4 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2004
Bij brief van 2 juni 2004 verzoekt de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken mij om een reactie op het gestelde in de Slotverklaring van de Contactplanbijeenkomst van 27 mei tot en met 1 juni 2004 (NAAZ 04-05).
In samenhang daarmee verzoekt de vaste commissie, bij brief van 17 juni 2004, de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevr. Van der Laan, en mij de commissie te informeren over de stand van de voorbereidingen van de viering van 50 jaar Statuut en het opnemen van culturele elementen hierin (NAAZ 04–06).
In deze brief reageer ik, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevr. Van der Laan, op beide verzoeken.
Reactie op de Slotverklaring van de Contactplanbijeenkomst
1. Toekomstige verhoudingen tussen de Nederlandse Antillen en Aruba en de Europese Unie
De commissie Europese Unie rondt op 1 juli haar inventarisatie af van de consequenties van de verschillende mogelijkheden die de Nederlandse Antillen en Aruba hebben in hun relatie met de Europese Unie. Het rapport van de commissie EU vormt de basis voor verdere discussie en uiteindelijk besluitvorming binnen het Koninkrijk over de gewenste status van de Nederlandse Antillen en Aruba in de EU. Deze keuze zal, na de standpuntbepaling van de drie landen, door de Rijksministerraad moeten worden gemaakt.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft, mede namens mij, uw Kamer geïnformeerd over het openhouden van opties op Europees niveau, laatstelijk op 25 mei en 15 juni in antwoord op schriftelijke vragen (Kamervragen met antwoord 2003–2004, nr. 1629, Tweede Kamer, en de brief van de minister van Buitenlandse Zaken met kenmerk DIE-280/04, vragen ingezonden op 10 juni met kenmerk 58-EU-2004).
Gedurende de hele IGC zijn vertegenwoordigers van de Nederlandse Antillen en Aruba op ambtelijk en politiek niveau formeel betrokken bij het formuleren van de Nederlandse inzet, waaronder ook de inzet op dit punt. In de nieuwe grondwet voor Europa is een procedure opgenomen waarmee de status gewijzigd kan worden van LGO naar UPG volgens een lichtere procedure dan via formele verdragswijziging. Voor deze lichtere procedure bleek een unaniem besluit van de Europese Raad het hoogst haalbare. Nederland heeft een verklaring gehecht aan de slotakte van de IGC waarin staat dat een voorstel voor statuswijziging uitsluitend zal worden ingediend op basis van een besluit dat in overeenstemming met het statuut van het Koninkrijk der Nederlanden tot stand is gekomen.
2. Kunst, cultuur en cultureel erfgoed
a. Wet op de archeologische monumentenzorg
De delegaties van het Contactplan achten het noodzakelijk dat de Wet op de archeologische monumentenzorg voor de drie landen zal gelden.
Het op 16 januari 1992 te Valletta gesloten Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed is bij rijkswet van 26 februari 1998 goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk. Directe gelding van het nu voorliggende wetsvoorstel inzake de invoering van het verdrag van Valletta voor de overzeese landsdelen is niet mogelijk vanwege de eigen rechtsregels. Willen de landsdelen het verdrag van Valletta van kracht laten zijn op het eigen grondgebied dan zullen daarvoor de eigen rechtsregels aangepast dienen te worden. Uiteraard kan daarbij geprofiteerd worden van het wetsvoorstel en de daarin gemaakte keuzes zoals die door deze regering bij het parlement is ingediend.
b. Overeenkomst om het cultureel erfgoed te behouden en kunst en cultuur verder te ontwikkelen.
De delegaties verzoeken de Koninkrijksregering om naar analogie van de Culturele Overeenkomst 1997–2001, een nieuwe overeenkomst te sluiten om het cultureel erfgoed te behouden en kunst en cultuur verder te ontwikkelen.
Voorafgaand moet worden gesteld dat de Culturele Overeenkomst 1997–2001 nog steeds van kracht is. Met de komst van de nota Toekomst in Samenwerking (TIS) zijn er echter geen middelen meer beschikbaar voor culturele samenwerking. Culturele projecten vallen niet onder de tussen de landen overeengekomen prioriteitsstelling, met een incidentele uitzondering als de projecten in de sfeer van onderwijs of economische ontwikkeling liggen.
De Nederlandse regering ziet dan ook weinig perspectief voor het sluiten van een nieuwe culturele overeenkomst of voor het activeren van de bestaande. Ten slotte kan erop worden gewezen dat tijdens de laatste begrotingsbehandeling in het parlement brede steun was voor het uitgangspunt dat in de relatie met de Nederlandse Antillen onderbesteding op hoofdstuk IV van de rijksbegroting diende te worden aangewend in het kader van de armoedebestrijding.
c. Vastleggen van de Koninkrijksgeschiedenis, de staatkundige verhoudingen en de culturen van de drie landen in een onderwijscurriculum.
Het primair onderwijs in Nederland kent geen curriculum, maar wel kerndoelen. Bij het kerndoel samenleving wordt vermeld dat scholen voor primair onderwijs worden geacht aandacht te besteden aan het Koninkrijk der Nederlanden. Niet is voorgeschreven op welke manier de scholen de kerndoelen moeten uitwerken. In de keuze van lesmaterialen zijn scholen vrij. Afhankelijk van de lesmethode zal er dus in meerdere of mindere mate aandacht worden besteed aan Koninkrijks-geschiedenis, staatkundige verhoudingen en de culturen van de drie landen.
De kerndoelen zullen worden herzien. Ook onder de herziene kerndoelen zullen scholen aan het vorenstaande aandacht kunnen besteden (ook weer afhankelijk van de keuze van de lesmethode). Invoering van de herziene kerndoelen is voorzien in 2006.
Voor het voortgezet onderwijs zijn ook kerndoelen vastgesteld waarin het Koninkrijk der Nederlanden aan de orde komt.
Versterking van het besef bij scholieren dat zij deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden, heeft de aandacht van de drie onderwijsministers. De door hen in 1996 uitgesproken ambitie om actief samen te werken, heeft onder meer geleid tot activiteiten op het gebied van samenwerking tussen onderwijsinstellingen in het Koninkrijk. Hiervoor is het zogenoemde KANS-programma (Koninkrijk der Nederlanden, Algemeen programma voor Nauwe Samenwerking tussen Scholen) ontwikkeld. Dit programma waarin scholen gezamenlijk onderwijskundige projecten uitvoeren, heeft van 1998–2001 gelopen. Mede aan de hand van een in 2002 uitgevoerde evaluatie hebben de onderwijsministers van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba besloten dat dit programma een vervolg verdient. Het nieuwe KANS-programma, waarin het gebruik van ICT bij de gezamenlijke projecten centraal zal staan, zal naar verwachting in 2005 van start gaan.
d. Beschikbaarstellen fondsen voor de bevordering van de culturele ontwikkeling
Bij de overeengekomen prioriteitsstelling van de besteding van de middelen beschikbaar voor de Nederlandse Antillen en Aruba blijft het thema cultuur vooralsnog buiten beschouwing. Deze prioriteitsstelling is tussen Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland in gezamenlijk overleg vastgesteld. De Nederlandse regering gaat er van uit dat deze prioritering onverkort van kracht is, en vindt het daarom niet opportuun om hier van af te wijken en fondsen beschikbaar te stellen voor de bevordering van culturele ontwikkeling. De overeengekomen prioriteitsgebieden voor programmatische samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba zullen in de komende jaren worden geëvalueerd. Indien deze evaluatie aan Antilliaanse en Arubaanse zijde mocht leiden tot de wens om culturele samenwerking op enigerlei wijze weer op te nemen in de samenwerking, dan zal een dergelijke wens aan Nederlandse zijde serieus in overweging worden genomen.
De Nederlandse regering wijst er overigens op dat enkele particuliere fondsen, waaronder de Stichting Doen, al actief zijn op het gebied van cultuur op de Antillen, hetgeen zij vanzelfsprekend toejuicht.
e. Overdragen culturele vondsten uit de West aan de eilanden
De drie delegaties vragen de Nederlandse regering te overwegen in hoeverre de culturele vondsten uit de West aan de eilanden kunnen worden overgedragen, voorzover die eilanden kunnen waarborgen dat deze op een effectieve wijze en volgens geldende procedures kunnen worden tentoongesteld en opgeslagen.
Collectiemobiliteit heeft op dit moment grote aandacht van Nederland en vanzelfsprekend zijn de Nederlandse Antillen en Aruba hiervan niet uitgesloten. Het is aan de verantwoordelijke instellingen om hier nadere invulling aan te geven.
3. Bureaucratie en onderbesteding bij de indiening van financieringsverzoeken
Er is veelvuldig en uitvoerig geschreven over de knelpunten in het huidige samenwerkingsbeleid. Onnodige bureaucratie en onderbesteding zijn hiervan de meest prangende voorbeelden. In dit kader hebben Nederland en de Nederlandse Antillen in december 2001 een gezamenlijke werkgroep in het leven geroepen die heeft geadviseerd over een efficiënte, niet-bureaucratische uitvoering van de samenwerking en het minimaliseren van de rechtstreekse bemoeienis van de Nederlandse en Antilliaanse politiek bij de beleidsuitvoering. Het Ontwikkelingsfonds werd als vehikel geïntroduceerd. Met de oprichting van het Ontwikkelingsfonds ontstaat een wijziging in de bestaande structuur van de inzet van de samenwerkings-middelen die een oplossing zal bieden voor de huidige problematiek op het terrein van de onderbesteding, bureaucratie en de vereiste effectieve inzet van middelen.
De Tweede Kamer heeft, vanaf de totstandkoming van de adviezen inzake het Ontwikkelingsfonds, aangedrongen op een spoedige oprichting van het Ontwikkelingsfonds om tegemoet te komen aan de huidige knelpunten in de samenwerkingsrelatie. In dit kader heb ik besloten de uitvoerende werkzaamheden ten behoeve van de oprichting van het Ontwikkelingsfonds op mij te nemen. De adviezen van de werkgroep-Wijers zijn hierbij, voor zover de wijziging in de werkwijze en de geldende wet- en regelgeving dit toelaat, leidend.
In mijn brief van 9 juni jl. (Kamerstuk 2003–2004, 29 390, nr. 5) ben ik ingegaan op de stand van zaken rond de inwerkingtreding van het fonds.
Ik ben ervan overtuigd dat het Ontwikkelingsfonds een belangrijke impuls zal geven aan de verdere professionalisering van de projectcyclus en aldus van de samenwerkingsrelatie. In dat kader zal Nederland de werking van het fonds nauwlettend volgen vanuit haar rol als toezichthouder. Op basis van de afgesproken rapportages van het Fonds, het overleg van Nederland met het Land en de eilanden over de voortgang van de programma's, en ten slotte bij een evaluatie aan het einde van de contractsperiode van de uitvoeringsorganisatie, zal het Fonds en de effectiviteit van de samenwerkingsprogramma's worden gemonitored.
4. Armoede en criminaliteitsbestrijding
De delegaties hebben geconstateerd dat de aanpak van met name drugscriminaliteit het belang en de verantwoordelijkheid van de individuele landen ontstijgt. De Nederlandse regering ondersteunt deze stelling van harte.
De delegaties bevelen een tweesporenaanpak aan waarbij aandacht is voor repressieve maatregelen en voor preventieve maatregelen.
De maatregelen ten aanzien van het repressieve spoor sluiten aan bij een aantal afspraken die door de drie landen zijn gemaakt tijdens het tripartiete overleg Rechtshandhaving in januari jongstleden (Kamerstuk 2003–2004, 29 200 IV, nr. 13).
Voorts zullen binnenkort in de Rijksministerraad voorstellen worden besproken over de verdere versterking van de Kustwacht en heeft Nederland op verzoek van de Gouverneur militaire bijstand toegezegd voor observatie van de kusten van Aruba en Curaçao.
Met betrekking tot de walradarketen merk ik op dat tijdens het tripartiete overleg Rechtshandhaving tussen de landen is afgesproken dat de Kustwacht een haalbaarheidsstudie zal verrichten naar de walradarketen. Naar verwachting zal de studie in augustus as. worden afgerond. Alledrie de regeringen streven naar een snelle beschikbaarheid van de radar, vanwege de operationele en financiële gevolgen is een zorgvuldig voor traject echter van belang. Na het zomerreces zullen de minister van Justitie en ik u nader informeren over de haalbaarheidsstudie en de besluitvorming daaromtrent.
De overige maatregelen die het Contactplan binnen dit spoor aanbeveelt, hebben vooral betrekking op het vergroten van de kwantiteit en kwaliteit binnen de rechtshandhavingsketen. Het is primair aan de Antilliaanse en Arubaanse regeringen hieraan invulling te geven. Nederland is bereid hierbij ondersteuning te bieden op basis van programma's Rechtshandhaving waarover Nederland met beide regeringen afspraken heeft gemaakt.
Ten aanzien van de maatregelen in Europees verband verwijs ik u naar de brief van de minister van Justitie van 2 maart 2004 waarin hij de Tweede Kamer informeert over de maatregelen die genomen zijn in het kader van de drugssmokkel via Schiphol (Kamerstuk 2003–2004, 28 192, nr. 29).
Ten aanzien van het tweede door de delegaties aanbevolen spoor, het bevorderen van sociaal economische hervormingen, is het vigerende Nederlandse beleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen gericht op het vinden van structurele oplossingen op de Nederlandse Antillen zelf. Nederland en de Nederlandse Antillen geven prioriteit aan het verminderen van de armoede. Er zijn daartoe een aantal zaken in voorbereiding, waarbij zowel Nederland als de Nederlandse Antillen hechten aan betrokkenheid van de Wereldbank en UNDP. Hier wordt thans invulling aan gegeven.
Het verbeteren van het sociaal economisch klimaat in de Antillen is een kwestie van lange adem. Daartoe zal Nederland bij de Nederlands-Antilliaanse regering aan blijven dringen op het doorvoeren van structurele hervormingen en het gezond maken van de overheidsfinanciën aangezien dit de enige manier is om uit het sociaal-economische dal te komen. Daarnaast richt Nederland zich op het daadwerkelijk stimuleren van de Antilliaanse economie via het samenwerkingsprogramma duurzame economische ontwikkeling.
Naast dit structurele beleid gericht op de verbetering van de sociaal-economische omstandigheden is er flankerend beleid dat op de korte termijn moet voorkomen dat jongeren afglijden naar een marginaal of crimineel bestaan. Voorbeelden zijn de voortzetting van het Urgentieprogramma Jeugd en Jongeren, preventie jeugdcriminaliteit in het kader van het programma rechtshandhaving, bijspijkeren van leerlingen in zogenaamde schakelklassen, steun aan eilandelijke NGO's voor projecten gericht op o.a. het verbeteren van het toekomstperspectief van de jeugd, naschoolse opvang, rehabilitatie drugsverslaafden, voedselverstrekking/ ondersteuning van armen.
Voorbereiding van de viering van 50 jaar Statuut
Ten aanzien van de viering van 50 jaar Statuut zijn wij in vergevorderd overleg met het culturele veld over culturele activiteit(en) die rond 15 december 2004 gaan plaatsvinden op de Antillen en Aruba. Tevens vindt overleg plaats met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba over de uitwisseling naar Nederland. Daarnaast zal op 15 december een culturele avond in de Ridderzaal worden georganiseerd, waarbij ernaar gestreefd wordt deze via de publieke zenders op tv uit te zenden.
Het ministerie van Financiën heeft het initiatief genomen tot uitgifte van een bijzondere euromunt ter gelegenheid van de viering.
Met de redactie van Kennisnet wordt overlegd over de wijze waarop via dit medium aandacht kan worden besteed aan het 50-jarig bestaan van het Statuut.
Verder worden in de particuliere sector initiatieven ontplooid om aandacht te schenken aan de viering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29434-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.