29 427 ILO-verdragen

Nr. 94 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2013

Op dit moment moet meer dan tachtig procent van de wereldbevolking het stellen zonder enige vorm van sociale bescherming.

Daarom heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in juni 2012 de Aanbeveling «National Floors of Social Protection» aangenomen. Die roept lidstaten op om «sociale beschermingsvloeren» in te richten als onderdeel van nationale sociale zekerheidssystemen en van nationale strategieën om het beschermingsniveau uit te breiden. Samen met enkele andere lidstaten heeft Nederland zich de afgelopen jaren binnen de ILO ingespanen voor de totstandkoming hiervan. Hierbij doe ik u deze Aanbeveling (Aanbeveling nr. 202, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar 101e zitting van 30 mei tot en met 14 juni 2012) toekomen1.

In de onderhandelingen die in 2011 en 2012 tot het vaststellen van deze Aanbeveling hebben geleid heeft de Nederlandse overheid zich, waar mogelijk binnen EU-verband, voor een aantal zaken ingezet. Deze punten, die ik hieronder samenvat, zijn naar het oordeel van het kabinet in voldoende mate in de tekst van de Aanbeveling opgenomen.

Allereerst onderschrijft het kabinet de in de Aanbeveling verwoorde uitgangspunten en doelen. Het recht op sociale zekerheid is een mensenrecht. Bovendien dragen sociale zekerheid en sociale bescherming bij aan sociale én economische doelen. Die doelen zijn duurzame economische groei, arbeidsmarktflexibiliteit, koopkrachtige vraag, sociale dialoog, armoedebestrijding en het terugdringen van ongelijkheid. Sociale zekerheid is ook een stabilisator bij veranderingsprocessen zoals mondialisering en economische crises.

In de tweede plaats zijn «sociale zekerheid» en «social protection floor» een zaak van nationaal maatwerk. Socialezekerheidssystemen moeten zich in een stap-voor-stap-proces ontwikkelen, naar gelang de sociaaleconomische ontwikkeling en arbeidsmarktsituatie van het land in kwestie. Daarbij is voor landen sprake van uiteenlopende uitdagingen.

In de meeste ontwikkelings- en middeninkomenslanden bestaat behoefte aan het meegroeien van zowel de hoogte van het beschermingsniveau als de dekkingsgraad onder de bevolking met de sociaaleconomische ontwikkelingen in het land. In een aantal hoogontwikkelde landen zoals Nederland zijn over decennia uitgebreide socialezekerheidssystemen opgebouwd. De uitdaging bestaat hier veeleer in het aanpassen van het systeem aan gewijzigde omstandigheden, met behoud van adequate bescherming.

Met de ILO vindt het kabinet dat sociale dialoog en consultatie van sociale partners een vanzelfsprekend onderdeel zijn van de opbouw van nationale «sociale beschermingsvloeren».

Ten derde vindt het kabinet een sterk accent op de activerende werking van een socialezekerheidsstelsel noodzakelijk. Daarbij is ook de samenhang met werkgelegenheid(sbeleid) belangrijk: de beste vorm van sociale zekerheid blijft het hebben van volwaardig werk.

In de vierde plaats vraagt de Aanbeveling terecht aandacht voor de noodzaak van financieel gezonde nationale systemen en voor het organiseren van goed bestuur waarbij effectief bestuur, uitvoering en beheer mede zorgen voor voldoende draagvlak onder de bevolking. Naar het oordeel van het kabinet kan zo ook worden gewerkt aan de versterking van de houdbaarheid van systemen op langere termijn. In dit kader is de transitie van informele naar formele werkgelegenheid in veel landen een belangrijke randvoorwaarde.

Het kabinet vindt dat landen hiervoor zelf verantwoordelijk zijn. Het kabinet kiest.er daarom voor om bij te dragen aan multilaterale instellingen die zich met sociale bescherming bezighouden en om te bezien of inbreng van Nederlandse kennis en ervaring mogelijk is.

Tenslotte onderschrijft het kabinet dat effectieve en doelmatige samenwerking tussen ILO, WHO,UNICEF, UNDP (en andere relevante VN-organisaties), Wereldbank, IMF, OESO, EU, Raad van Europa en G20 in het proces van implementatie van deze Aanbeveling van vitaal belang is. Belangrijk is dat organisaties dezelfde boodschap uitdragen en elkaar versterken, zowel op beleidsniveau als «in het veld». Veel landen hebben de komende jaren ondersteuning nodig bij het ontwikkelen van samenhangend socialezekerheidsbeleid, bij het ontwerp en onderhoud van systemen en van goed bestuur. Kennisontwikkeling en -verspreiding, capaciteitsopbouw en technische advisering zijn daarbij belangrijke instrumenten.

Het kabinet is van oordeel dat de inhoud van deze Aanbeveling voor Nederland geen gevolgen heeft voor het nationale socialezekerheids- en volksgezondheidsbeleid. Nederland voldoet niet aan de aanbeveling (deel II, artikel 7) dat toegang tot bezwaar en beroep altijd gratis is. Het kabinet wil echter de financiële prikkel handhaven die bijdraagt tot een bewust en selectief gebruik van juridische procedures door burgers.

Het kabinet verwelkomt de Aanbeveling als een waardevol internationaal instrument dat, in aanvulling op de sociale zekerheidsverdragen van de ILO, een.belangrijke rol moet gaan spelen in de bestrijding van armoede en ongelijkheid en in het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling in de wereld.

Overheden en sociale partners hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de implementatie ervan, ondersteund door de ILO. Ook Nederland wil daarin een actieve rol spelen.

Allereerst is het kabinet verheugd dat, met de instelling van de «Social Protection Inter Agency Coordination Board» door ILO, Wereldbank, WHO en UNICEF in juli 2012, de samenwerking en beleidscoördinatie tussen internationale organisaties op dit terrein concreet gestalte krijgt. Samen met enkele andere EU-lidstaten participeert Nederland actief in dit gremium.

Ook in het Nederlands beleid voor ontwikkelingssamenwerking is sociale Bescherming een thema. Daarom wijst het kabinet in de op 5 april 2013 naar de Kamer gezonden beleidsnotitie over hulp, handel en investeringen expliciet op het belang van (het creëren van) «sociale beschermingsvloeren» in ontwikkelingslanden. Het kabinet spreekt de bereidheid uit om onze kennis en ervaring op sociale zekerheidsterrein productief in ontwikkelingslanden in te zetten.

Die bereidheid heeft Nederland ook in Europees verband. In augustus 2012 publiceerde de Europese Commissie de Mededeling «Social Protection in EU-Development Cooperation». In dit kader is vanaf maart 2013 een consortium onder leiding van Duitsland begonnen met het uitvoeren van een «EU Expert Facility on Social Protection». Nederland zal bezien of en, zo ja, op welke wijze in ons land beschikbare kennis over het opzetten en onderhouden van socialezekerheidssystemen in ontwikkelingslanden kan worden benut. Naar verwachting zal hierover op zijn vroegst eind 2013 meer duidelijkheid ontstaan.

Tenslotte heeft de tweejaarlijkse ASEM Labour and Employment Ministers» Conference in oktober 2012 in Hanoi een «Declaration on Employment and Social Protection» aangenomen. In dat kader is afgesproken dat, ter voorbereiding van de volgende conferentie eind 2014, een aantal thematische conferenties zal worden georganiseerd. India (voortouw) en Nederland zullen samen najaar 2013 een internationale conferentie organiseren over sociale bescherming.

Inhoudelijk zal het accent daarbij liggen op de implementatie van de ILO-Aanbeveling National Floors of Social Protection, mede in relatie tot de post-2015 ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.

Zoals gebruikelijk zijn de organisaties van werkgevers (VNO-NCW) en werknemers (FNV, CNV en MHP) geconsulteerd over deze brief.

Hieronder volgt hun (letterlijk weergegeven) reactie.

VNO-NCW stemt volledig in met de wijze waarop het kabinet gevolg wil geven aan deze ILO-Aanbeveling.

FNV, CNV en MHP vinden het niet nodig de toegang tot bezwaar te koppelen aan een financiële prikkel om een selectief gebruik van juridische procedures te bevorderen. FNV, CNV en MHP zijn er voorstander van dat Nederland ook dit deel van de Aanbeveling (deel II, artikel 7) opvolgt.

FNV, CNV en MHP zien in deze Aanbeveling niet alleen een relevant instrument voor de bestrijding van armoede en ongelijkheid in landen in ontwikkeling en met opkomende economieën. Ook in Europa kan opvolging van de Aanbeveling behulpzaam zijn bij het identificeren van hiaten in sociale bescherming en bij het bestrijden van armoede en ongelijkheid en het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling.

FNV, CNV en MHP verwelkomen dat sociale bescherming een belangrijk thema is binnen het beleid voor ontwikkelingssamenwerking en waarderen de inzet van Nederland in internationaal verband voor de Social Protection Floors. Veel lidstaten hebben de komende jaren ondersteuning nodig bij het ontwikkelen van een samenhangend en effectief sociale zekerheidsstelsel.

Die ondersteuningsbehoefte zal bestaan uit een vraag naar kennis, capaciteitsopbouw en technische advisering. Nederland wil aan deze vraag tegemoet komen door kennis en ervaring ter beschikking te stellen.

FNV, CNV en MHP waarderen dit, maar wijzen erop dat voor de opbouw van systemen van sociale bescherming ook financiële middelen noodzakelijk zijn en pleiten er met klem voor dat binnen de begroting van ontwikkelingssamenwerking hiervoor ook middelen worden vrijgemaakt. Een adequaat en goed functionerend stelsel van sociale bescherming, dat toegang biedt tot sociale zekerheid, is een van de voorwaarden in een «enabling environment» voor duurzame en inclusieve groei en past dus naadloos in het ontwikkelingsbeleid van dit kabinet. FNV, CNV en MHP verwijzen hierbij ook naar het SER advies: Ontwikkeling door Duurzaam ondernemen (2011) waarin de SER de overheid oproept om buitenlandse overheden te steunen bij het ontwikkelen van deze «enabling environment». FNV, CNV en MHP zien dat dit zowel in bilaterale relaties als in multilaterale samenwerking vorm kan krijgen en zien hiertoe onder meer in het Nederland – ILO Partnership Program goede mogelijkheden.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven