Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2011
Tijdens het Algemeen Overleg op 14 september 2011 over de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in relatie tot
ILO-verdag nr. 121 (Kamerstuk 29 427, nr. 77) heb ik Uw Kamer enkele toezeggingen gedaan. Met deze brief kom ik drie toezeggingen na.
1. Bezien wat consequenties zijn indien het UWV inzage biedt in medische rapportages
In de eerste plaats heb ik u toegezegd om met het UWV in overleg te treden om de uitslag van medische beoordelingen goed met
cliënten te communiceren, met inbegrip van communicatie over de correctiemogelijkheid.
Uit overleg met het UWV blijkt dat het op dit moment al standaard is dat de medische rapportage naar de cliënt wordt gestuurd.
Het UWV zal bezien in hoeverre de informatievoorziening (brochures en internet) over het inzage- en correctierecht nog verbeterd
kan worden.
2. Administratief ziekmelden onder de aandacht brengen van de Stuurgroep Wet verbetering poortwachter
Onder de Stuurgroep verbetering poortwachter functioneert een werkgroep. Aan de leden van deze werkgroep heb ik de handelwijze
met betrekking tot het administratief voor één of enkele procenten arbeidsongeschikt houden na een ziekteperiode, onder de
aandacht laten brengen.
3. Nagaan hoe vaak sprake is van administratief ziekmelden
In de derde plaats heb ik u toegezegd te onderzoeken hoe groot het aantal gevallen is waarin sprake is van administratief
ziek houden. Daarbij zou ik eerst bezien of daar indicaties over bestaan om na te gaan of er al dan niet sprake is van een
groot probleem. Op basis daarvan zou ik beslissen of een nader onderzoek nodig is.
Ik heb bij het UWV nagevraagd of het voor degenen die de poortwachtertoets uitvoeren herkenbaar is dat werknemers een aanvraag
voor een WIA-uitkering indienen, omdat hun werkgever hen administratief voor één of enkele procenten arbeidsongeschikt heeft
gehouden na een ziekteperiode. Hoewel het UWV daar geen kwantitatieve informatie over kon geven, is de ervaring van betrokken
medewerkers dat dit zich niet tot nauwelijks voordoet. Een nader onderzoek acht ik dan ook niet nodig.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom