De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 13 mei 2015 over de inzet tijdens de 104e Internationale Arbeidsconferentie
(IAC) van 31 mei t/m 13 juni 2015 in Genève (Kamerstuk 29 427, nr. 105).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2015 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 1 juni 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
De adjunct-griffier van de commissie, Klapwijk
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Naar aanleiding van
de brief over de inzet van het kabinet zouden deze leden willen vragen wat de Minister
van plan is te zeggen over de rapporten genoemd in Ad. 1.
De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet van de Koninkrijksdelegatie tijdens
de IAC 2015. De leden hebben nog wel een tweetal aandachtspunten. Ten eerste bij agendapunt
drie Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen.
Het stakingsrecht is onlosmakelijk verbonden met de vrijheid van vakvereniging, dat
is vastgelegd in ILO Verdrag 87. Het tweede punt betreft de overgang van de informele
naar de formele economie. De genoemde leden vragen aandacht voor de informele economie
die vaak verknoopt is met de formele economie. Fatsoenlijk werk moet ook gelden voor
de toeleveranciers voor de formele economie.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Op 26 mei 2015 zijn mij enkele vragen en opmerkingen toegezonden naar aanleiding van
mijn brief van 13 mei 2015, getiteld «Inzet tijdens de 104e Internationale Arbeidsconferentie (IAC) van 31 mei t/m 13 juni 2015» (Kamerstuk 29 427, nr. 105). Hierbij reageer ik op deze vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat ik van plan ben te zeggen over de rapporten
genoemd onder Ad 1. in mijn brief van 13 mei. Dat betreft het agendapunt «Rapporten
van de voorzitter van de Beheersraad en van de Directeur-Generaal (DG)». In mijn toespraak
voor de IAC zal ik vooral ingaan op het rapport van de DG, dat inmiddels verschenen
is onder de titel «The future of work centenary initiative» (http://www.ilo.org/ilc/ILCSessions/104/reports/reports-to-the-conference/WCMS_369026/lang--en/index.htm). Zoals aangegeven in mijn brief van 13 mei, schetst het rapport een aantal fundamentele
veranderingen die de arbeidsmarkt wereldwijd ondergaat, mede als gevolg van nieuwe
technologieën en robotisering, toename van het aantal flexibele arbeidsrelaties en
vergrijzing. In mijn toespraak zal ik onder meer het belang benadrukken van aandacht
voor duurzame inzetbaarheid van mensen en het faciliteren van transities naar ander
werk. Ik zal ook wijzen op het belang van fatsoenlijk werk, ongeacht het type arbeidsrelatie.
De leden van de PvdA-fractie, die aangaven de inzet van de Koninkrijksdelegatie tijdens
de IAC 2015 te steunen, hebben nog wel twee aandachtspunten. Wat betreft het eerste
aandachtspunt deelt het kabinet de visie van de PvdA-fractie dat het stakingsrecht
onlosmakelijk verbonden is met de vrijheid van vakvereniging. Zoals ook in mijn brief
van 13 mei jl. gesteld, is het stakingsrecht binnen de ILO een fundamenteel recht.
Deze visie wordt gedeeld door niet alleen alle EU-landen, maar door de gehele groep
van overheden binnen de ILO.
Waar het gaat om de overgang van de informele naar de formele economie, is het kabinet
het eens met de leden van de PvdA-fractie dat fatsoenlijk werk voor alle werknemers
moet gelden en daarmee ook voor de toeleveranciers voor de formele economie. Dit onderwerp
zal overigens tijdens de IAC 2016 meer uitvoerig aan de orde komen, wanneer gesproken
zal worden over fatsoenlijk werk in wereldwijde toeleveringsketens. Over de concrete
inzet van het Koninkrijk in de discussie daarover zult u voorafgaand aan de IAC 2016
worden geïnformeerd.