29 422
Wijziging van de Wet inzake de luchtverontreiniging ten behoeve van de uitvoering van de EG-richtlijn nationale emissieplafonds

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 12 juli 2004

Het verheugt mij dat de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te kennen heeft gegeven dat zij onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende beantwoordt, de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid acht. In het hierna volgende zal ik de door de leden van de PvdA-fractie gestelde vragen beantwoorden. Om te beginnen merk ik nog op dat het op 6 april 2004 vastgestelde verslag inzake onderhavig wetsvoorstel door nog onduidelijke omstandigheden eerst begin juni 2004 op mijn departement is ontvangen. Dat verklaart de lange periode tussen vaststelling van het verslag en het uitbrengen van de nota naar aanleiding van het verslag.

Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de leden van de PvdA-fractie merk ik op dat ik tijdens het algemeen overleg van 31 maart 2004 inderdaad een economische impactanalyse heb toegezegd, naar aanleiding van opmerkingen dat de SO2-maatregelen voor – vooral – de sector basismetaal ertoe kunnen leiden dat er bedrijven uit Nederland vertrekken. De analyse zal zich daarom richten op de impact van de nog te nemen milieumaatregelen (dus breder dan SO2) op de individuele bedrijven. De baten van het milieubeleid komen ten goede aan de maatschappij als geheel. Om die reden hebben ze geen duidelijke plaats in de economische impactanalyse; wel ernaast. De baten van het beleid zullen een significante rol spelen in de eventuele bijstelling van het nationale plan voor de uitvoering van de NEC-richtlijn in 2006. Ik zie echter geen mogelijkheden om willens en wetens af te wijken van de nationale NEC-plafonds. Zoals aangegeven in de nota Erop of eronder (Kamerstukken II 2003/04, 28 663, nr. 12), hebben de nationale plafonds voor de Nederlandse overheid het karakter van een resultaatsverplichting. Overschrijding van de nationale plafonds zal leiden tot een door de Europese Commissie in gang te zetten inbreukprocedure. Een verruiming van het sectorplafond voor de ene sector gaat dus ten koste van de ruimte voor een andere sector of van de reserve. Daarom is een zorgvuldige analyse nodig voordat een dergelijk besluit overwogen wordt.

Vervolgens vragen deze leden of het mogelijk is dat de emissie-inventarissen en -prognoses, zoals deze door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gemaakt zijn, naar de Kamer gestuurd kunnen worden. Naar aanleiding hiervan merk ik het volgende op. Het opstellen van de emissie-inventarissen werd tot 1 april 2004 verzorgd door de Hoofdinspectie voor de Milieuhygiëne. De laatstelijk onder verantwoordelijkheid van deze hoofdinspectie opgestelde emissie-inventarissen zal ik de Kamer separaat toezenden. De emissieprognoses worden in opdracht van mijn ministerie opgesteld door het RIVM in samenwerking met het Centraal Planbureau (CPB) en het Energieonderzoekscentrum Nederland (ECN). Vanaf 1 april 2004 worden de emissie-inventarissen onder verantwoordelijkheid van mijn ministerie eveneens door het RIVM opgesteld. De laatstelijk opgestelde emissie-inventarissen enprognoses zal ik de Kamer separaat toezenden. Voorts zeg ik de Kamer toe dat de in de toekomst door het RIVM opgestelde emissie-inventarissen en -prognoses gelijktijdig aan de Europese Commissie en de Kamer zullen worden toegezonden.

Naar aanleiding van de vraag van deze leden naar de stand van zaken met betrekking tot de implementatie merk ik op dat de in de transponeringstabel genoemde andere Nederlandse regelgeving reeds voorziet in het gestelde terzake in de NEC-richtlijn. Eén uitzondering hierop is het Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds. Dit besluit kan pas worden vastgesteld nadat de onderhavige wetswijziging tot stand is gebracht. De grondslag voor dat besluit ligt namelijk in de voorgestelde wijziging van artikel 59 van de Wet inzake de luchtverontreiniging. Het ontwerpbesluit is inmiddels voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Verwacht wordt dat de Raad van State zijn advies daarover in het derde kwartaal van 2004 zal uitbrengen. De wetswijziging, indien de beide Kamers der Staten-Generaal ermee hebben ingestemd, en het besluit kunnen dan redelijkerwijs nog dit najaar bekend worden gemaakt in het Staatsblad en in werking treden.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven