Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29421 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29421 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bijzondere wetten aan te passen aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Artikel 9, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van de vaststelling is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 22, derde lid, van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van een wijziging als bedoeld in het tweede lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 16, derde lid, van de Kaderwet bestuur in verandering komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van een regionaal verkeers- en vervoersplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Indien de artikelen 41 en 50 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, nog niet in werking zijn getreden op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, komt het onderdeel «Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» van de bijlage bij de Provinciewet te luiden:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
1. Wet ambulancevervoer, artikel 4.
2. Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening, artikel 4b.
3. Wet ziekenhuisvoorzieningen, artikel 3b.
Indien de artikelen 41 en 50 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, in werking zijn getreden of treden vóór of op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, komt het onderdeel «Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» van de bijlage bij de Provinciewet te luiden:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet ambulancevervoer, artikel 4.
Indien de hieronder aangegeven onderdelen van deze wet eerder in werking treden dan de hieronder aangegeven onderdelen van het bij koninklijke boodschap van 25 november 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 29 316), nadat dat wetsvoorstel tot wet is verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Indien hoofdstuk 8, artikel 6, onderdeel B, subonderdeel 3, van deze wet eerder in werking treedt dan hoofdstuk 5, artikel XVI, onderdeel A, van die wet, wordt hoofdstuk 5, artikel XVI (Ontgrondingenwet), onderdeel A van die wet gewijzigd als volgt:
1. In subonderdeel 1 wordt «In het vierde lid» vervangen door: In het derde lid.
2. In subonderdeel 2 wordt «In het negende lid» vervangen door: In het achtste lid.
Indien hoofdstuk 9, artikel 3, onderdelen A en E, van deze wet eerder in werking treden dan artikel XXX van die wet, wordt in artikel XXX (Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening) van diewet «de artikelen 5, eerste en vierde lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid» vervangen door: de artikelen 4b, eerste lid, aanhef, 5, derde lid, 6, eerste lid.
Indien hoofdstuk 9, artikel 6, onderdeel B, van deze wet eerder in werking treedt dan hoofdstuk hoofdstuk 7, artikel XXIII, onderdeel A, van die wet, wordt hoofdstuk 7, artikel XXIII (Wet ziekenhuisvoorzieningen), onderdeel A van die wet gewijzigd als volgt:
1. De subonderdelen 2 tot en met 7 worden vervangen door één subonderdeel, luidende:
2. In het tweede lid wordt «provinciale staten» vervangen door: gedeputeerde staten.
Artikel 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 2 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Gedeputeerde staten van de betrokken provincies plegen overleg met alle betrokken gemeentebesturen, met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en met Onze overige daarvoor in aanmerking komende ministers.
2. De terinzagelegging van het ontwerp van het besluit geschiedt tevens bij de secretarie van de betrokken gemeenten.
3. Gedeputeerde staten maken het besluit van provinciale staten tevens bekend aan de raden van de betrokken gemeenten en aan de ministers met wie zij overleg hebben gepleegd.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de eisen waaraan het besluit moet voldoen.
HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN DEFENSIE
Artikel 6 van de Belemmeringenwet landsverdediging wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het vijfde lid wordt «het bepaalde in lid 2» vervangen door: het tweede lid.
3. In het zesde lid wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het derde lid vervalt.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en komt te luiden:
3. De beschikking treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 12, zoals dat komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet (toekennen van de bevoegdheid om een EG-vrijstelling in te trekken) (Kamerstukken 28 485) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt te luiden:
4. De beschikking treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt te luiden:
4. De beschikking treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt te luiden:
4. De beschikking treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het vierde lid wordt «de termijn, genoemd in artikel 19» vervangen door: de termijn, genoemd in artikel 3:18 van die wet,.
3. Het vijfde en zesde lid vervallen.
Artikel 19 vervalt.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «vier maanden» vervangen door: zes maanden.
2. In het derde lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van artikel 3:18, tweede lid,.
3. Het vierde lid vervalt.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het zesde lid vervalt.
3. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid en komt te luiden:
6. Een beschikking tot intrekking of wijziging van een ontheffing krachtens het tweede lid, onder b, treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van haar terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht. Zij werkt niet terug.
In artikel 60, derde lid, wordt «3:13, derde lid» vervangen door: 3:16.
De Mijnbouwwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 34, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «De paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op het besluit» wordt vervangen door: Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van het besluit.
2. Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing indien het een besluit betreft inzake wijziging van een besluit omtrent instemming met een winningsplan.
Artikel 37 vervalt.
In artikel 40, negende lid, onderdeel a, wordt na «afdeling 13.2» ingevoegd: ten aanzien van het verlenen van een vergunning.
De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3.1, derde lid, vervalt.
Artikel 4.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
In artikel 4.2, vijfde lid, wordt «artikel 4.1, vierde lid» vervangen door: artikel 4.1, derde lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en enkele andere wetten in verband met de implementatie van een nieuw Europees geharmoniseerd regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken endiensten en de nieuwe dienstenrichtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Kamerstukken 28 851) tot wet is of wordt verheven en het in artikel I, onderdeel Y, van die wet ingevoegde artikel 6b.1 in werking treedt of is getreden, wordt artikel 6b.1 gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «paragraaf 3.5.6» vervangen door: afdeling 3.4.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien het een besluit op aanvraag betreft, is artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN FINANCIËN
Artikel 45, vierde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 60, vierde lid, van de Wet op de Registeraccountants komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN JUSTITIE
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3:10 (nieuw) wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan anders is bepaald, is deze afdeling niet van toepassing op de voorbereiding van een besluit inhoudende de afwijzing van een aanvraag tot intrekking of wijziging van een besluit.
Artikel 6:13 komt te luiden:
Geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
In onderdeel E.3 van de bijlage wordt «81, 82, 84, eerste en zevende lid, 85, 88 juncto 81, 90, 92, 108» vervangen door: 80, 82, 84, eerste en zesde lid, 85, 88, 90, 92, 107.
De onteigeningswet, zoals deze komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 28 995) tot wet is verheven en hoofdstuk 6, artikel XIII van die wet in werking is getreden, wordt gewijzigd als volgt:
De hoofdstukken I en II van titel I vervallen.
In artikel 23, onderdeel 3°, vervalt: overeenkomstig art.12,.
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. De onderdelen 1 en 3 vervallen.
2. In onderdeel 4 vervalt: overeenkomstig art. 12.
In artikel 39 vervalt: bedoeld in artikel 12,.
In artikel 42, vierde lid, vervalt: , bedoeld in artikel 12,.
Artikel 42a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid wordt «de artikelen 12, eerste lid, en 91» vervangen door: artikel 91.
2. In het zesde lid vervalt: , bedoeld in artikel 12,
In artikel 54a vervalt: , bedoeld in artikel 12,.
Artikel 54g wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin vervalt: 10, eerste lid,.
2. De tweede volzin vervalt.
Artikel 63 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:
2. Terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeente waar de betrokken onroerende zaken zijn gelegen. In ieder geval worden ter inzage gelegd:.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Mondelinge zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht bij Onze Minister wie het aangaat.
4. Het vierde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «artikel 3:13» vervangen door «artikel 3:15» en vervalt: of vanwege.
b. In de eerste en tweede volzin vervalt telkens: in persoon of bij gemachtigde.
Artikel 64a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de periode gedurende welke de in artikel 63, tweede lid, bedoelde stukken ter inzage hebben gelegen» vervangen door: de termijn gedurende welke de stukken ingevolge artikel 3:11, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage hebben gelegen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het besluit wordt in ieder geval bekendgemaakt aan de onteigenende partij en, zo mogelijk, aan de in artikel 64 bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden.
3. De eerste en tweede volzin van het derde lid worden vervangen door: Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Terinzagelegging ingevolge artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht vindt tevens plaats op de secretarie van de betrokken gemeente. De kennisgeving van het besluit vindt tevens plaats in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden, onder vermelding van datum en nummer van het koninklijk besluit en van de Staatscourant waarin het besluit is geplaatst.
Artikel 64b komt te luiden:
1. De artikelen 17 tot en met 20 en 22 tot en met 61, met uitzondering van artikel 23, onderdeel 2?, zijn van toepassing.
2. Wanneer gravingen, opmetingen of het stellen van tekeningen op iemands grond nodig geacht worden, moeten de gebruikers van de grond dit gedogen, mits hun dit tweemaal vierentwintig uren te voren door het gemeentebestuur schriftelijk is aangezegd.
3. De schade, daardoor veroorzaakt, wordt door de kantonrechter begroot, en door de Staat vergoed. Deze verhaalt die kosten op hen, te wier name het werk wordt uitgevoerd.
Artikel 72a, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 3° wordt «overlegd» vervangen door «overgelegd» en «artikel 20, tweede lid» door: artikel 20, eerste lid.
2. In onderdeel 4° wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 18.
3. In onderdeel 5° wordt «artikel 19, tweede lid» vervangen door: artikel 19, derde lid.
Artikel 72c wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onteigening van zaken en rechten als bedoeld in artikel 4 kan in het belang van de winning van oppervlaktedelfstoffen plaatshebben ten name van het Rijk of van de provincie:.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden genummerd als tweede en derde lid.
Artikel 77 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
1. Onteigening kan name van de gemeente, van een ander publiekrechtelijk lichaam of van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, toegelaten ingevolge artikel 70 of 70j van de Woningwet, kan plaatsvinden:.
2. In het derde lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. In het vierde lid wordt «de artikelen 3:11, 3:12 en 3:13» vervangen door: de artikelen 3:11 tot en met 3:18.
4. In het vijfde lid wordt «de daartegen ingebrachte bezwaren» vervangen door: de schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen en het verslag, bedoeld in artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht,.
Artikel 78 vervalt.
In artikel 79 wordt «ingebrachte» vervangen door: naar voren gebrachte.
Artikel 80 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
b. De tweede volzin vervalt.
2. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:
2. In ieder geval worden ter inzage gelegd:.
3. In het derde lid wordt «artikel 3:13, derde lid» vervangen door «artikel 3:16, eerste lid» en «en bezwaarschriften, in dit artikel bedoeld» door: schriftelijke zienswijzen en het verslag, bedoeld in artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht».
In artikel 82 wordt «Artikel 9» vervangen door: Artikel 64b, tweede en derde lid.
Artikel 84 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De terinzagelegging van het raadsbesluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt gelijktijdig met de voordracht aan Ons.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ingevolge artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht verplichte kennisgeving houdt mededeling in van de in het derde lid bedoelde bevoegdheid.
3. In het derde lid wordt «Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn» vervangen door: Gedurende zes weken vanaf het tijdstip van terinzagelegging.
Artikel 85, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de vierde volzin, wordt «bekendmaking» vervangen door: kennisgeving.
2. In de vijfde volzin, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en derde lid wordt «Ons besluit» vervangen door: Het koninklijk besluit.
2. In het derde lid wordt «openbaar gemaakt» vervangen door: geplaatst.
Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin «artikel 78» vervangen door «artikel 77, eerste lid, aanhef,» en vervalt de vierde volzin.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van de beslissing tot onteigening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving wordt gedaan door de burgemeester. Deze kennisgeving vermeldt zo mogelijk de aard en de strekking van de feitelijke werken of werkzaamheden. Terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeente waar de betrokken onroerende zaken zijn gelegen. In ieder geval worden ter inzage gelegd de in artikel 80, tweede lid, bedoelde stukken.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Mondelinge zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht bij Onze Minister wie het aangaat.
4. In het vierde lid wordt «ingevolge het derde lid» vervangen door: ingevolge artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Het zesde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «na afloop van de termijn genoemd in het eerste lid» vervangen door: na afloop van de termijn gedurende welke de stukken ingevolge artikel 3:11, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage hebben gelegen.
b. De tweede volzin komt te luiden: Het besluit wordt in ieder geval bekendgemaakt aan de onteigenende partij en, zo mogelijk, aan de in artikel 83, eerste lid, onder 3°, bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden.
6. Het zevende lid komt te luiden:
7. Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Terinzagelegging ingevolge artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht vindt tevens plaats op de secretarie van de betrokken gemeente. De burgemeester geeft tevens kennis van de zakelijke inhoud van het besluit in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden, onder vermelding van datum en nummer van het koninklijk besluit en van de Staatscourant waarin het besluit is geplaatst.
In artikel 88, derde lid, wordt «de nederlegging bedoeld in artikel 84 of artikel 87, zevende lid,» vervangen door: de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 89 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a, onder 1°, wordt «ingevolge artikel 86, tweede lid, is openbaar gemaakt» vervangen door: ingevolge artikel 86, derde lid, is geplaatst.
2. In onderdeel b wordt «art. 87» vervangen door «artikel 87» en «openbaar gemaakt» door: geplaatst.
In artikel 91 wordt «na de nederlegging ter inzage» vervangen door «na de terinzagelegging», «na de nederlegging genoemd in artikel 84» door «na de terinzagelegging, bedoeld in artikel 84,» en «die nederlegging» door: die terinzagelegging.
Artikel 122 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «zonder voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert, kan onteigening plaatsvinden» vervangen door: Onteigening kan ten name van de Staat plaatsvinden.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 123 komt te luiden:
De artikelen 63, eerste, tweede en vierde lid, 64, 64a en 64b zijn van toepassing, met dien verstande dat gedeputeerde staten van de provincie die het landinrichtingsplan hebben vastgesteld, toepassing geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, en dat in artikel 63, vierde lid, telkens in plaats van «Onze Minister» wordt gelezen «gedeputeerde staten», terwijl in de slotzin van artikel 63, vierde lid, in plaats van «kan» wordt gelezen «kunnen».
In artikel 124 wordt «artikel 3:13, vijfde lid» vervangen door: artikel 3:17.
Titel VIII vervalt.
De Wet bescherming persoonsgegevens wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 25, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de tweede volzin wordt «de in Afdeling 3.4 van die wet geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van die wet.
2. De tweede volzin vervalt.
In artikel 32, zesde lid, wordt «de in Afdeling 3.4 van die wet geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van die wet.
Artikel 7 van de Wet commissies standaardregelingen wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het tweede lid wordt «artikel 3:13, vijfde lid» vervangen door: artikel 3:17.
HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
De Flora- en faunawet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en komt te luiden:
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 23 komt te luiden:
Van een besluit als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wordt in ieder geval mededeling gedaan aan de gebruiker van de percelen waarop de plaats waarop het besluit betrekking heeft, is gelegen en, indien deze niet tevens eigenaar is van deze percelen, ook aan deze laatste.
Artikel 75a, tweede lid, komt te luiden:
2. In de in het eerste lid bedoelde gevallen is op de voorbereiding van de beschikking afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
De Landinrichtingswet, zoals deze komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie) (Kamerstukken 28 967) tot wet is verheven en in werking is getreden, en indien het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 28 995) tot wet is verheven en hoofdstuk 9, artikel LXIII van die wet in werking is getreden, wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «42» vervangen door: 41.
2. In het derde lid wordt «gehoord de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State» vervangen door: de Raad van State gehoord.
In artikel 3, tweede lid, wordt «81, 82, 85, zesde lid, 90, 92, 108, 109, 115, zesde lid» vervangen door: 80, 82, 85, eerste lid, 90, 92, 107, 109, 115, eerste lid.
In artikel 37 wordt, onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1. Op de voorbereiding van een ontwerp-landinrichtingsprogramma als bedoeld in artikel 40, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door de landinrichtingscommissie. Onder het in het tweede lid bedoelde voorontwerp van het landinrichtingsprogramma wordt het ingevolge artikel 3:11, eerste lid, door de landinrichtingscommissie ter inzage te leggen ontwerp verstaan.
Artikel 38 vervalt.
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Gedeputeerde staten stellen het landinrichtingsprogramma vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voorvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van het landinrichtingsprogramma is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Het derde en vierde lid vervallen.
Artikel 42 vervalt.
Artikel 44 vervalt.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «42, eerste en tweede lid» vervangen door: «41, eerste lid» en vervalt: 44,.
2. In het tweede lid wordt «artikel 41, vierde lid» vervangen door: artikel 41, derde lid.
Artikel 47, eerste lid, vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
Artikel 53 komt te luiden:
1. De landinrichtingscommissie stelt met betrekking tot het in te richten gebied een lijst vast van degenen, die in de kadastrale registratie als eigenaar staan vermeld.
2. Op de voorbereiding van de lijst is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3. De landinrichtingscommissie zendt de in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving toe aan degenen die op het ontwerp van de lijst zijn vermeld.
4. De terinzagelegging geschiedt ter secretarie van de provincies en gemeenten die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied.
In artikel 54, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 40, tweede lid» vervangen door: artikel 35, eerste lid, onderdeel a.
In artikel 55, tweede lid, vervalt: en de in artikel 40, tweede lid, bedoelde begrenzingen van het in te richten gebied.
In artikel 76 wordt, onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1. Op de voorbereiding van een ontwerp-landinrichtingsplan als bedoeld in artikel 79, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door de landinrichtingscommissie. Onder het in het tweede lid bedoelde voorontwerp van het landinrichtingsplan wordt het ingevolge artikel 3:11, eerste lid, door de landinrichtingscommissie ter inzage te leggen ontwerp verstaan.
Artikel 77 vervalt.
Artikel 80 komt te luiden:
1. Gedeputeerde staten stellen het landinrichtingsplan vast.
2. Op de voorbereiding van het landinrichtingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. In het derde lid vervalt de aanduiding «3.».
Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. In het derde lid vervalt de aanduiding «3.».
Artikel 84 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «het bepaalde in het vierde lid» vervangen door: de artikelen 74 tot en met 83.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van het plan tot uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. Het vierde tot en met zevende lid vervallen.
Artikel 88 komt te luiden:
In afwijking van artikel 80, eerste lid, stellen gedeputeerde staten het landinrichtingsplan vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voortvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.
In artikel 103 wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1. Op de voorbereiding van een ontwerp-aanpassingsplan als bedoeld in artikel 106, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door de landinrichtingscommissie. Onder het in het tweede lid bedoelde voorontwerp van het aanpassingsplan wordt het ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht door de landinrichtingscommissie ter inzage te leggen ontwerp verstaan.
Artikel 104 vervalt.
Artikel 107 komt te luiden:
1. Gedeputeerde staten stellen het aanpassingsplan vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voortvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.
2. Op de voorbereiding van het aanpassingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Het aanpassingsplan wordt vastgesteld binnen zes maanden nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 108 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. In het derde lid vervalt de aanduiding «3.».
In artikel 109, vierde lid, wordt «artikel 108» vervangen door: artikel 107, derde lid.
Artikel 110 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. In het derde lid vervalt de aanduiding «3.».
In artikel 112, eerste lid, wordt «artikel 108» vervangen door: de artikelen 107, derde lid.
Artikel 113 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.
Artikel 115 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van de in het eerste lid bedoelde uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde tot en met zevende lid vervallen.
Artikel 131, vijfde lid, vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
Artikel 63 van de Meststoffenwet wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Met betrekking tot» vervangen door: Op.
2. Het derde lid vervalt.
De Natuurbeschermingswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (Kamerstukken 28 835) tot wet is verheven en in werking is getreden voordat de artikelen van deze wet in werking treden, worden het tweede en derde lid van artikel 7 vervangen door een lid, luidende:
2. Op de voorbereiding van het nationale natuurbeleidsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 10, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door gedeputeerde staten.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «de in artikel 3:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde periode» vervangen door «de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn» en «de ingekomen schriftelijke bedenkingen» door: de naar voren gebrachte zienswijzen.
In artikel 13 wordt «artikel 11, vierde lid» vervangen door: artikel 11, tweede lid.
Artikel 14, eerste en tweede lid komt te luiden:
1. Van een besluit tot voorlopige aanwijzing als bedoeld in artikel 12 wordt mededeling gedaan aan de eigenaren en hypothecaire schuldeisers.
2. Onze Minister maakt een besluit tot voorlopige aanwijzing als bedoeld in artikel 12, bekend in de Staatscourant.
De Reconstructiewet concentratiegebieden wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 15 komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van het reconstructieplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door gedeputeerde staten, in voorkomend geval in overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies waarin het reconstructiegebied is gelegen.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:
1. Provinciale staten stellen het reconstructieplan vast binnen acht weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
In artikel 29, derde lid, wordt «In afwijking van de artikelen 27, eerste en tweede lid, 28, zevende lid, en 29, negende lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen geen bedenkingen of kan geen beroep worden ingediend tegen» vervangen door: Het inbrengen van bedenkingen als bedoeld in artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of beroep als bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder b, c, d of e, van die wet kan geen betrekking hebben op.
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In geval van gecoördineerde behandeling van aanvragen is op de voorbereiding van de besluiten, bedoeld in artikel 40, eerste lid, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door gedeputeerde staten. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. In het derde lid wordt «artikel 3:19, eerste lid, tweede volzin» vervangen door «artikel 3:13, eerste lid» en «de eerste volzin van dat artikellid» door: artikel 3:11, eerste lid,.
3. Het vierde lid, tweede volzin, vervalt.
4. Het vijfde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. Onderdeel a komt te luiden:
a. ten aanzien van de ontwerpen van besluiten gezamenlijk toepassing wordt gegeven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht;.
b. In onderdeel b wordt «het mondeling inbrengen van bedenkingen overeenkomstig artikel 3:25» vervangen door: het mondeling naar voren brengen van zienswijzen.
c. In onderdeel c wordt «artikel 3:29, eerste lid» vervangen door «artikel 3:18, eerste lid» en vervalt: overeenkomstig artikel 3:29, derde lid, van die wet.
Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 56, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het derde en vierde lid vervallen.
Artikel 75 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een ruilplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde en vijfde lid vervallen.
Artikel 77a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een lijst der geldelijke regelingen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het vierde en vijfde lid vervallen.
Artikel 79 vervalt.
Artikel 3 van de Wet agrarisch grondverkeer, zoals dit artikel komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 28 995) tot wet is verheven en hoofdstuk 9, artikel XLIV van die wet in werking is getreden, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van het in het eerste lid bedoelde besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. In het zesde lid vervalt: en de bekendmaking van het besluit.
De Zaaizaad- en Plantgoedwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van de benaming van het ras als bedoeld in artikel 18, derde lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het tweede en derde lid vervallen.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 25 vervalt.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de beslissingen, bedoeld in artikel 25» vervangen door: de beslissingen van de Raad ingevolge dit hoofdstuk.
2. In het derde lid vervalt: ingevolge artikel 25.
In de artikelen 27, onderdeel c, en 39, onderdeel c, wordt na «belanghebbenden» telkens ingevoegd: in gevallen waarin afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.
HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
De Monumentenwet 1988 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 12 komt te luiden:
Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.
Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. in de gevallen dat burgemeester en wethouders beslissen over de aanvraag, dezen het ontwerp van het besluit ter inzage leggen na ontvangst van de adviezen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, en
b. in de gevallen dat Onze minister beslist over de aanvraag, burgemeester en wethouders ten aanzien van het door hem opgesteld ontwerp van het besluit toepassing geven aan de artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. In de gevallen dat Onze minister beslist over een aanvraag om vergunning, zenden burgemeester en wethouders tijdig naar voren gebrachte zienswijzen onmiddellijk aan hem door.
4. In de gevallen dat Onze minister beslist over een aanvraag om vergunning is artikel 3:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
5. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing in de gevallen waarin een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 13 wordt ingediend.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «binnen drie maanden» vervangen door: binnen twee maanden.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het laatste van de adviezen, bedoeld in het tweede lid, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde termijn.
3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde, zesde en zevende lid tot vierde, vijfde en zesde lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «aan het derde of vierde lid» vervangen door: aan het derde lid.
5. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Burgemeester en wethouders doen van de beschikking op de aanvraag om vergunning mededeling aan Onze minister en aan gedeputeerde staten.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door «vierde lid» en «zevende lid» door: zesde lid.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Onze minister doet van de beschikking op de aanvraag om vergunning mededeling aan burgemeester en wethouders en aan gedeputeerde staten.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Burgemeester en wethouders en, voor zover het betreft de monumenten die niet gelegen zijn binnen het grondgebied van enige gemeente, Onze minister houden een openbaar register aan, waarin aantekening wordt gehouden van vergunningen die ingevolge artikel 16 of artikel 17 zijn verleend of worden geacht te zijn verleend.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Aantekening als bedoeld in het tweede lid vindt plaats binnen een week na de dag waarop een vergunning is verleend of wordt geacht te zijn verleend.
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met inachtneming van het derde tot en met achtste lid.
2. Na het tweede lid worden een derde tot en met achtste lid toegevoegd, luidende:
3. Burgemeester en wethouders zenden een aanvraag onmiddellijk na ontvangst aan Onze minister door. Zij zenden gelijktijdig afschrift aan gedeputeerde staten en stellen de aanvrager schriftelijk in kennis van de datum van doorzending. Voor de toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden burgemeester en wethouders aangemerkt als het in dat artikel bedoelde bestuursorgaan.
4. Burgemeester en wethouders en, indien het beschermde monument ligt buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, gedeputeerde staten adviseren aan Onze minister over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van doorzending.
5. Onze minister beslist binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het laatste van de adviezen, bedoeld in het derde lid, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde termijn.
6. Artikel 16, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 16, zesde lid, is van toepassing.
7. Onze minister doet van de beschikking op de aanvraag om vergunning mededeling aan burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten.
8. Op de beslissing omtrent de aanvraag zijn de artikelen 18 tot en met 21 van toepassing.
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 oktober 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valetta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (Kamerstukken 29 259) tot wet wordt of is verheven en in werking treedt is of getreden, wordt artikel 64 gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met inachtneming van het derde tot en met achtste lid.
2. Na het tweede lid worden een derde tot en met achtste lid toegevoegd, luidende:
3. Burgemeester en wethouders zenden een aanvraag onmiddellijk na ontvangst aan Onze minister door. Zij zenden gelijktijdig afschrift aan gedeputeerde staten en stellen de aanvrager schriftelijk in kennis van de datum van doorzending. Voor de toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden burgemeester en wethouders aangemerkt als het in dat artikel bedoelde bestuursorgaan.
4. Burgemeester en wethouders en, indien het beschermde monument ligt buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, gedeputeerde staten adviseren aan Onze minister over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van doorzending.
5. Onze minister beslist binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het laatste van de adviezen, bedoeld in het derde lid, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde termijn.
6. Artikel 16, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 16, zesde lid, is van toepassing.
7. Onze minister doet van de beschikking op de aanvraag om vergunning mededeling aan burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten.
8. Op de beslissing omtrent de aanvraag zijn de artikelen 18 tot en met 21 van toepassing.
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 oktober 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valetta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (Kamerstukken 29 259) tot wet is verheven en in werking is getreden vóór of op het tijdstip waarop onderdeel F van artikel 1 van hoofdstuk 7 van deze wet in werking treedt, vervalt onderdeel F van artikel 1 van hoofdstuk 7.
HOOFDSTUK 8. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT
De Deltawet grote rivieren wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4 vervalt het vierde lid en wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
In artikel 5 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.
De Grondwaterwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 17 komt te luiden:
Op de voorbereiding van een vergunning en de wijziging daarvan zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: en de daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rijksambtenaren.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing, en is artikel 20 van deze wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing, en is artikel 20 van deze wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 24, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing, en is artikel 20 van deze wet van overeenkomstige toepassing.
In artikel 42, derde lid, wordt «juncto de artikelen 20.3, 20.11 onderscheidenlijk 20.3 van de Wet milieubeheer» vervangen door: juncto artikel 20.3 van de Wet milieubeheer.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 maart 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (Kamerstukken 28 808) tot wet is of wordt verheven, wordt artikel I (Wet op de waterhuishouding) van die wet gewijzigd als volgt:
Onderdeel F wordt gewijzigd als volgt:
1. Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van de nota is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Artikel 4, derde lid, komt te luiden:
3. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Onderdeel G wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van subonderdeel 1 wordt «het derde tot en met vijfde lid in vierde tot en met zesde lid» vervangen door: het derde onderscheidenlijk vierde lid tot vierde onderscheidenlijk vijfde lid.
2. In de aanhef van subonderdeel 2 wordt «Het vijfde lid» vervangen door: Het vierde lid (nieuw).
3. Subonderdeel 3 vervalt.
In onderdeel H komen het eerste, tweede en derde lid van artikel 6 te luiden:
1. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de betrokken provincies.
3. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
In onderdeel I, subonderdeel 3, vervalt de eerste volzin van het zevende lid.
In onderdeel J wordt artikel 8, eerste lid, gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef vervalt: en een herziening daarvan.
2. In onderdeel a vervalt: of een herziening daarvan.
3. In onderdeel c komt de zinsnede voor de komma te luiden: de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding van het plan
In onderdeel K wordt artikel 9, zevende lid, gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin vervalt: of een herziening daarvan.
2. In onderdeel b wordt «een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen» vervangen door «belanghebbenden» en vervalt: of een herziening daarvan.
Artikel 16 van de Loodsenwet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van verordeningen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door de algemene raad.
2. Het derde lid, eerste volzin, vervalt.
De Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «op schriftelijk verzoek» vervangen door «op aanvraag» en vervalt: (Stb. 1985, 626).
2. In het tweede lid wordt «verzoekschrift» vervangen door «aanvraag» en «artikel 20, tweede lid» door: artikel 20, eerste lid.
3. In het derde lid wordt «verzoek» vervangen door: aanvraag.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Op een besluit tot vaststelling van een aanwijzing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «een ontwerp-aanwijzing» en «de ontwerp-aanwijzing» vervangen door: het ontwerpbesluit.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. In de aanhef van het tweede lid en in het derde lid, die worden vernummerd tot eerste en tweede lid, wordt «ontwerp» telkens vervangen door: ontwerpbesluit.
3. Het vierde en vijfde lid vervallen.
4. In het zesde lid, dat wordt vernummerd tot derde lid, wordt «artikel 19, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 19, tweede en derde lid.
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:14 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de terinzagelegging van de in die artikelen bedoelde stukken door gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid. De stukken worden ter inzage gelegd ter secretarie van de provincies en gemeenten, bedoeld in artikel 19, tweede en derde lid. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit geschiedt op één en dezelfde dag binnen vier weken nadat gedeputeerde staten de ter inzage te leggen stukken van Onze Minister hebben ontvangen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van artikel 3:12, eerste lid, geschiedt de in die bepaling bedoelde kennisgeving door gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid, en door de burgemeesters van de gemeenten, bedoeld in artikel 19, tweede en derde lid.
3. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin komt te luiden: Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. In afwijking van artikel 3:15, eerste lid, worden zienswijzen naar voren gebracht bij een commissie, ingesteld door gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid.
b. In de tweede volzin, onderdeel d, wordt «artikel 19, eerste lid» vervangen door: artikel 19, tweede lid.
c. De derde volzin wordt genummerd als vierde lid.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt «schriftelijk» en wordt «ontwerp-aanwijzing» vervangen door: ontwerpbesluit.
2. In het tweede lid wordt «een verslag van hetgeen op de hoorzitting mondeling naar voren is gebracht» vervangen door: het in artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verslag.
Artikel 23 komt te luiden:
1. Het besluit omtrent de aanwijzing wordt genomen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
2. Indien het een ambtshalve te nemen besluit betreft, wordt het besluit genomen binnen zes maanden na de ontvangst van het in artikel 22 bedoelde advies.
3. Indien het een besluit op aanvraag betreft, wordt de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde beslistermijn opgeschort vanaf het tijdstip waarop de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken tot het tijdstip waarop de in artikel 22 bedoelde commissie haar advies heeft uitgebracht.
Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:
1. Het besluit behelst een verwijzing naar een bijgevoegde kaart en naar lijsten als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b en c.
Artikel 24a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde, vierde en vijfde lid wordt «artikel 24, eerste lid,» telkens vervangen door: artikel 23, tweede lid, of artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In het tweede en derde lid wordt «de beslissing» telkens vervangen door: het besluit.
3. In het derde lid wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
Artikel 24b komt te luiden:
1. De terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt ter secretarie van de provincies en gemeenten, bedoeld in artikel 19, tweede en derde lid.
2. Gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid, dragen zorg voor de toezending, bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 25, vierde lid, «artikel 24» vervangen door: artikel 23, eerste lid.
In artikel 25b, derde lid, wordt «het tijdstip waarop de mededeling, bedoeld in artikel 24b, eerste lid, in de Staatscourant is bekend gemaakt» vervangen door: het tijdstip waarop ingevolge artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, j°. 3:12, tweede lid, van het besluit tot aanwijzing mededeling is gedaan in de Staatscourant.
In artikel 25i wordt «20, tweede lid» vervangen door: 20, eerste lid.
In de artikel 26, eerste lid, en 26a, tweede lid, wordt «de beschikking, bedoeld in artikel 24, eerste lid,» telkens vervangen door: het besluit, bedoeld in artikel 23, eerste lid.
In artikel 27, derde lid, wordt «27, tweede lid,» vervangen door: het tweede lid van dit artikel.
In artikel 30, eerste lid, wordt «24, eerste lid» vervangen door: 23, eerste lid.
In artikel 42, eerste lid, wordt «20, tweede lid» telkens vervangen door: 20, eerste lid.
Het derde en vierde lid van artikel 80 vervallen.
De Ontgrondingenwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3, vierde lid, wordt na «10:31» ingevoegd: van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Op de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in artikel 8 zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde tot en met tiende lid worden vernummerd tot tweede tot en met negende lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «derde en vierde lid» vervangen door: tweede en derde lid.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10, derde lid» vervangen door: artikel 10, tweede lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, vierde lid» vervangen door: artikel 10, derde lid.
In artikel 12 wordt «artikel 3:24, eerste lid» vervangen door: artikel 3:16, eerste lid.
In artikel 21c wordt «artikel 8, vierde lid» vervangen door: artikel 8, vijfde lid.
In artikel 21d wordt «10, derde en vierde lid» vervangen door: 10, tweede en derde lid.
In artikel 21e wordt «artikel 8, vierde lid» vervangen door: artikel 8, vijfde lid.
In artikel 26, eerste lid, vervalt «overeenkomstig afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht bedenkingen heeft ingebracht dan wel» en wordt «artikel 8, derde lid» vervangen door: artikel 8, vierde lid.
De Planwet verkeer en vervoer wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 6 komt te luiden:
Op de voorbereiding van het provinciale verkeers- en vervoerplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid wordt vernummerd tot eerste lid en wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin, wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
b. De tweede en derde volzin vervallen.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In artikel 16 vervalt onderdeel d en worden de onderdelen e en f geletterd d en e.
De Spoedwet wegverbreding wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 6, twaalfde lid, komt te luiden:
12. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van het wegaanpassingsbesluit en de besluiten ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit, met uitzondering van de plannen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, en de besluiten inzake onteigening en nadeelcompensatie en besluiten krachtens de Belemmeringenwet Privaatrecht, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. in afwijking van artikel 3:11, eerste lid, van die wet de aanvragen tot het nemen van de bedoelde uitvoeringsbesluiten ter inzage worden gelegd;
b. de ingevolge artikel 3:12 van die wet vereiste kennisgevingen worden samengevoegd in één kennisgeving, welke wordt gedaan door Onze Minister;
c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De terinzagelegging geschiedt tevens ten kantore van de betrokken bestuursorganen.
In artikel 9, eerste lid, wordt «na de laatste dag van terinzageligging, bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 10, zevende lid, tweede volzin, vervalt.
In artikel 13 vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. In het derde lid vervalt: 13, tweede lid,.
De Tracéwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervallen de eerste en tweede volzin.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister geeft kennis van zijn voornemen om een trajectnota op te stellen met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze kennisgeving geschiedt gelijktijdig met de kennisgeving, die is voorgeschreven in artikel 7.13, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. De terinzagelegging van het voornemen geschiedt ten kantore van de betrokken bestuursorganen.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onze Minister stelt een ieder in de gelegenheid naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze omtrent het voornemen naar voren te brengen.
5. In het zevende lid vervalt: 7.31.
6. Het achtste lid vervalt.
Artikel 7 komt te luiden:
1. Onze Minister geeft kennis van de trajectnota met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De artikelen 3:11, 3:14, 3:15, eerste lid, 3:16 en 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «het ontwerp van het te nemen besluit» en het «ontwerp» wordt gelezen: de trajectnota. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 10, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Artikel 3, vierde lid, van deze wet en artikel 3:11, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12, derde lid, komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van het tracébesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Bij de voorbereiding betrekt Onze Minister de besturen van de provincies, gemeenten en waterschappen op het gebied waarvan het te nemen tracébesluit betrekking heeft. De terinzagelegging geschiedt tevens ten kantore van de betrokken bestuursorganen. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervallen de zinsnedes «bij de toepassing van artikel 12, derde lid» en «of ingebrachte bedenkingen».
2. Het derde lid, vervalt.
Artikel 14a vervalt.
Artikel 16, derde lid, komt te luiden:
3. De terinzagelegging geschiedt tevens ten kantore van de betrokken bestuursorganen.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van de in het tweede lid bedoelde besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. de ontwerpen van de besluiten binnen een door Onze Minister te bepalen termijn worden toegezonden aan Onze Minister, die zorg draagt voor de in artikel 3:13, eerste lid, van die wet bedoelde toezending;
b. Onze Minister ten aanzien van de ontwerpen van de besluiten gezamenlijk toepassing kan geven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van die wet;
c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;
d. in afwijking van artikel 3:18 van die wet de besluiten worden genomen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn;
e. de besluiten onverwijld worden toegezonden aan Onze Minister.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met twaalfde lid tot vijfde tot en met elfde lid.
3. In het tiende lid (nieuw) vervallen de zinsnede «alsmede de in artikel 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde overwegingen» en de tweede volzin.
In artikel 25a, tweede lid, wordt «artikel 20, elfde lid» vervangen door: artikel 20, tiende lid.
Artikel 25a, vierde lid, vervalt.
De Waterschapswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat daaraan toepassing wordt gegeven door gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten stellen het ontwerp van het besluit op na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreft.
2. Het tweede, derde en vijfde lid vervallen.
3. Het vierde en zesde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. In het tweede lid (nieuw) wordt «bedenkingen» telkens vervangen door: zienswijzen.
5. In het derde lid (nieuw) wordt «de in het vierde lid bedoelde stukken en eventueel ingevolge het vijfde lid naar voren gebrachte schriftelijke bedenkingen» vervangen door: de in het tweede lid bedoelde stukken.
Artikel 79 komt te luiden:
1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van de door dat bestuur te nemen besluiten worden betrokken.
2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.
De Waterstaatswet 1900 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. De nog niet genummerde leden worden genummerd.
2. In het eerste lid, zoals dit komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 17 juli 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 28 995) tot wet is verheven en hoofdstuk 7, artikel XXXVIII, onderdeel B, subonderdeel 1, van die wet in werking is getreden, vervalt «, veenschap of veenpolder» wordt «een der andere genoemde instellingen» vervangen door: een waterschap.
3. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid. In dat lid wordt de zinsnede die aanvangt met «Bij» en eindigt met «procedure» vervangen door: Op de voorbereiding van het besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4. Het derde lid (oud) vervalt.
5. Het vierde lid vervalt.
6. Het zesde en zevende lid vervallen.
Artikel 12a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «eene provincie, gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder» vervangen door: een provincie, gemeente of waterschap.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van het bevel is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In artikel 37, eerste lid, vervalt: , veenschap of veenpolder.
In artikel 38, vijfde lid, wordt «gemeenten, waterschappen, veenschappen of veenpolders» vervangen door: gemeenten of waterschappen.
In het opschrift van § 16 vervalt: , veenschappen en veenpolders.
De Wegenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van de beslissing op het verzoek is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Artikel 34, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van het ontwerp is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In artikel 35, tweede lid, wordt de zinsnede die aanvangt met «dan» en eindigt met «procedure» vervangen door: dan is op de vaststelling van de legger afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 36 vervalt.
Artikel 37 vervalt.
In artikel 38 vervallen de aanduiding «1.» voor het eerste lid alsmede het tweede lid.
In artikel 41, tweede lid, wordt «de artikelen 34 tot en met 37» vervangen door: de artikelen 34 en 35.
Artikel 30 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een in artikel 3, eerste lid, bedoeld besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. Provinciale staten en de raden van de betrokken gemeenten delen binnen de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn hun oordeel over het ontwerpbesluit aan Onze Minister mee.
De Wet op de waterhuishouding wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Van een besluit tot verlenging van de herzieningstermijn wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
2. Het vijfde lid vervalt.
Het eerste en tweede lid van artikel 6 komen te luiden:
1. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. De terinzagelegging geschiedt tevens ter secretarie van de betrokken provincies.
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (Kamerstukken 28 835) tot wet is verheven en in werking is getreden voordat de artikelen van deze wet in werking treden, vervalt hoofdstuk 8, artikel 14, onderdeel B, van deze wet en wordt de Wet op de waterhuishouding als volgt gewijzigd:
Het eerste en tweede lid van artikel 4 komen te luiden:
1. Op de voorbereiding van de nota is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef vervalt: en een herziening daarvan.
2. In onderdeel a vervalt: of een herziening daarvan.
3. In onderdeel c komt de zinsnede voor de komma te luiden: de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding van het plan.
Artikel 9, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin vervalt: of een herziening daarvan.
2. In de laatste volzin, wordt «een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen» vervangen door «belanghebbenden» en vervalt: of een herziening daarvan.
De Wet op de waterkering wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 19 komt te luiden:
Op de voorbereiding van het plan en van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. in afwijking van artikel 3:11, eerste lid, van die wet de aanvragen tot het nemen van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde besluiten ter inzage worden gelegd;
b. de ingevolge artikel 3:12 van die wet vereiste kennisgevingen worden samengevoegd in één kennisgeving, welke wordt gedaan door gedeputeerde staten;
c. de terinzagelegging tevens geschiedt bij gedeputeerde staten.
In artikel 21, eerste lid, wordt «na de laatste dag van terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 24, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef vervalt de dubbele punt.
2. In onderdeel a vervalt de aanduiding «a.».
3. De onderdelen b, c en d vervallen.
In artikel 30, tweede lid, wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, onderdeel b.
De Wet procedures vijfde baan Schiphol wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 komt te luiden:
Op de voorbereiding van de artikel 6 bedoelde besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. in afwijking van artikel 3:11, eerste lid, van die wet de aanvragen tot het nemen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde besluiten ter inzage worden gelegd;
b. de ingevolge de artikelen 3:12 en 3:13 van die wet vereiste kennisgevingen worden gedaan door Onze Minister;
c. de terinzagelegging tevens geschiedt op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;
d. artikel 3:18 van die wet buiten toepassing blijft.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikel 5, eerste lid, onder b, genoemde termijn» vervangen door: de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «tegen een aanvraag voor of» vervangen door «over», «bedenkingen» telkens door «zienswijzen» en «tegen de Planologische Kernbeslissing of tegen de Aanwijzing Schiphol» door: over de Planologische Kernbeslissing of over de Aanwijzing Schiphol.
2. In het derde lid wordt «ten aanzien van een aanvraag voor of» vervangen door «over» en «ten aanzien van de Planologische Kernbeslissing of tegen de Aanwijzing Schiphol» door: over de Planologische Kernbeslissing of over de Aanwijzing Schiphol.
De Wet van 14 juli 1904, houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (Stb. 147) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De terinzagelegging geschiedt tevens bij de secretarie van een der gemeenten, waarin de gronden zijn gelegen.
3. Het derde lid vervalt.
In artikel 5 vervallen de aanduiding «1.» voor het eerste lid alsmede het tweede lid.
De Wet van 15 december 1917, houdende voorschriften omtrent aanleg en instandhouding van spoorwegen, waarop uitsluitend met beperkte snelheid wordt vervoerd, op wegen niet onder het beheer van het Rijk (Stb. 703) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van de beschikking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het derde en vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid.
Artikel 4 vervalt.
In artikel 6 vervalt: veenschappen of veenpolders,.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1a, vierde lid, eerste volzin, komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In artikel 2b, vierde lid, wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een verordening als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om verlening van een vergunning krachtens artikel 1, eerste of vierde lid, of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 1, derde lid, eerste volzin, voorzover dit bij die maatregel is bepaald, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
2. In het tweede lid vervalt «, onder a,» en wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 7a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat artikel 8.25, achtste lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is in plaats van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 7, derde lid» vervangen door: artikel 7, vierde lid.
In artikel 7b, vierde lid, wordt «3:29, eerste lid» vervangen door: 3:18, tweede lid.
Artikel 7c wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ten aanzien van een wijziging van een vergunning overeenkomstig artikel 7a, eerste lid, is artikel 7b, tweede lid, vierde lid, eerste en tweede volzin, en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In een geval als bedoeld in het eerste lid, dragen gedeputeerde staten er ten minste zorg voor dat de betrokken beschikkingen gezamenlijk worden bekendgemaakt en daarvan gezamenlijk mededeling wordt gedaan.
Artikel 7d wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 3:19, tweede lid» vervangen door: artikel 3:11, eerste lid.
2. In het derde lid vervalt de zinsnede die aanvangt met «, met dien verstande» en eindigt met «treedt».
De Wet verontreiniging zeewater wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking op een verzoek om verlening van een ontheffing onderscheidenlijk wijziging van de aan de ontheffing verbonden voorschriften zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing, behoudens het bepaalde in het derde en vierde lid.
2. In het derde lid wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
3. In het vierde lid wordt «de paragrafen 3.5.2 en 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 8a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een ambtshalve te geven beschikking tot wijziging of aanvulling van de aan een ontheffing verbonden voorschriften zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing, behoudens het bepaalde in het tweede lid.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «paragraaf 3.5.6» vervangen door: afdeling 3.4.
b. In de tweede volzin wordt «die paragraaf van de Algemene wet bestuursrecht en die afdeling van de Wet milieubeheer» vervangen door: die afdelingen.
Artikel 8b vervalt.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In artikel 15, tweede lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK 9. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Artikel 33, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking tot toelating is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 6 van de Drank- en Horecawet wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
Indien:
a. artikel 50 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, wordt de Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening gewijzigd als volgt:
In hoofdstuk III, § 1, worden vóór artikel 5 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister stelt telkens voor een categorie van inrichtingen of instellingen een plan vast, waarin is aangegeven de wijze waarop in de jaren waarop het plan betrekking heeft in de behoefte aan inrichtingen of instellingen wordt voorzien.
2. Bij de vaststelling van het plan wordt onder meer rekening gehoudenmet de mogelijkheden voor de bouw, de personeelsvoorziening en de uit de omvang van het plan voortvloeiende financiële consequenties.
3. Het plan wordt telkens voor een periode van ten hoogste vijf jaren vastgesteld.
4. Het plan kan tussentijds worden gewijzigd.
1. Onverminderd artikel 10, is op de voorbereiding van het plan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat provinciale staten:
a. belast zijn met de opstelling van het ontwerp, voorzover het de behoefte aan inrichtingen en instellingen in de desbetreffende provincie betreft;
b. toepassing geven aan die afdeling.
2. In deze paragraaf wordt onder «het provinciale plan» verstaan: het ontwerp, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot eerste tot en met derde lid.
3. Het vijfde lid vervalt.
In artikel 6, eerste lid, wordt «artikel 5, eerste lid» vervangen door: artikel 4b, eerste lid, onder a.
Artikel 7 vervalt.
Artikel 8 komt te luiden:
Provinciale staten leggen binnen acht weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, het plan, vergezeld van de over het plan naar voren gebrachte zienswijzen over aan Onze Minister en maken hun opmerkingen daarbij aan hem kenbaar.
Artikel 9 vervalt.
In artikel 10 vervallen het eerste en tweede lid alsmede de aanduiding «3.» voor het derde lid.
Indien:
a. artikel 50 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, en
b. artikel XXX van het bij koninklijke boodschap van 25 november 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 29 316) tot wet is verheven en in werking is getreden of treedt voordat of op het tijdstip waarop hoofdstuk 9, artikel 3, van deze wet in werking is getreden of treedt, wordt hoofdstuk 9, artikel 3 (Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening), van deze wet als volgt gewijzigd:
In onderdeel A wordt in artikel 4b, eerste lid, «provinciale staten» vervangen door: gedeputeerde staten.
In onderdeel E wordt in artikel 8 «Provinciale staten» vervangen door: Gedeputeerde staten.
De Wet ambulancevervoer wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9 komt te luiden:
Op de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 13 vervalt.
Indien artikel 41 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, wordt de Wet ziekenhuisvoorzieningen gewijzigd als volgt:
In § 2 worden vóór artikel 4 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister stelt een plan vast voor ziekenhuisvoorzieningen waarin de behoefte aan de desbetreffende ziekenhuisvoorzieningen in het aangegeven gebied is neergelegd, en omschreven wordt welke aanvullingen of veranderingen in het reeds aanwezige bestel nodig zijn om op een doelmatige wijze in die behoefte te voorzien. Voor zover dit betrekking heeft op academische ziekenhuizen of militaire ziekenhuizen, stelt Onze Minister het plan vast in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderscheidenlijk van Defensie; voorzover dit betrekking heeft op inrichtingen waar uitsluitend of overwegend patiënten worden opgenomen onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
2. Tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. Een plan voor ziekenhuisvoorzieningen wordt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet herzien binnen twee jaar na de vaststelling.
1. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat gedeputeerde staten:
a. belast zijn met de opstelling van het ontwerp;
b. toepassing geven aan die afdeling.
2. Indien een plan voor ziekenhuisvoorzieningen betrekking zal hebben op een gebied dat tot meer provincies behoort, stellen gedeputeerde staten van de betrokken provincies een gezamenlijk ontwerp van plan op. Voor zover naar het oordeel van gedeputeerde staten de behoefte aan ziekenhuisvoorzieningen in hun provincie samenhangt met de behoefte in een andere provincie, plegen zij omtrent de inhoud van het te ontwerpen plan overleg met gedeputeerde staten van die provincie.
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikelen 3, 4 en 5,» vervangen door: artikelen 3, 3a, 3b, 4 en 5.
2. Het tweede tot en met het vijfde lid vervallen.
3. Het zesde en zevende lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
Artikel 5 vervalt.
Indien:
a. artikel 41 van het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2001 ingediende voorstel van wet houdende vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen) (Kamerstukken 27 659), nadat dat tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, en
b. artikel XXXIII, onderdeel A, van het bij koninklijke boodschap van 25 november 2003 ingediende voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de Wet dualisering provinciebestuur (Wet dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden) (Kamerstukken 29 316) tot wet is verheven en in werking is getreden of treedt voordat op of het tijdstip waarop hoofdstuk 9, artikel 6, onderdeel B, van deze wet in werking is getreden of treedt,
komt hoofdstuk 9, artikel 6 (Wet ziekenhuisvoorzieningen), onderdeel B, van deze wet te luiden:
1. In het eerste lid wordt «artikelen 3, 4 en 5,» vervangen door: artikelen 3, 3a, 3b, 4 en 5.
2. Het tweede tot en met het vierde lid vervallen.
3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
Artikel 34, tweede lid, van de Ziekenfondswet komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking tot toelating is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
HOOFDSTUK 10. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
De Experimentenwet Stad en Milieu wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een besluit krachtens artikel 3, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerp van het besluit wordt tevens toegezonden aan de inspecteur en de daarbij een belang hebbende andere bestuursorganen. Van het ontwerp wordt mededeling gedaan door kennisgeving in de Staatscourant. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. In het vijfde lid, vierde volzin, wordt «degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp» vervangen door: degenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerp.
In artikel 8, onderdeel g, wordt «de ingebrachte bedenkingen en adviezen» telkens vervangen door: de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen.
In artikel 9, tweede lid, wordt «de ingebrachte bedenkingen en adviezen» vervangen door: de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen.
In artikel 11, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, vervalt telkens: overeenkomstig artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Tegen een besluit krachtens artikel 3, eerste lid, kan een belanghebbende, in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Tegen een besluit tot onthouding van goedkeuring kan uitsluitend de gemeenteraad beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
Artikel 82 van de Huisvestingswet wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
De Kernenergiewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 15 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en zijn de paragrafen 8.1.3.2 en 8.1.3.3 en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij hetgeen in de artikelen 17a tot en met 20a van deze wet is bepaald, in acht wordt genomen.
2. In het derde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
3. In het derde lid, onderdeel c, wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 17a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervallen de aanduiding «1.» en de zinsnede: overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede lid vervalt.
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 18a, tweede lid, of artikel 19, eerste, tweede of derde lid, is – tenzij het een geval betreft als bedoeld in artikel 17, tweede lid – afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en zijn de paragrafen 8.1.3.2 en 8.1.3.3. en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20a, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en zijn de paragrafen 8.1.3.2 en 8.1.3.3 en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, tenzij het een geval betreft als bedoeld in artikel 17, tweede lid.
Artikel 29a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 29 zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
2. In het tweede lid wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
In artikel 34, derde lid, wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
De Waterleidingwet wordt gewijzigd als volgt:
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 april 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven) (Kamerstukken 28 339) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt artikel 3j gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
2. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:
6. Op de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in het derde of vijfde lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
In artikel 48, tweede lid, wordt na «artikel 2a, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» ingevoegd: juncto artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet bescherming Antarctica wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 komt te luiden:
Op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag om een vergunning zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van de beschikking zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 21, derde lid, komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van de beschikking zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 22, vijfde lid, komt te luiden:
5. Op de voorbereiding van de beschikking krachtens het eerste lid zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 23 vervalt.
De Wet bodembescherming wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 29, tweede lid, wordt «dertien weken» vervangen door: vijftien weken
Artikel 39, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de tweede volzin wordt «dertien weken» vervangen door: vijftien weken.
2. In de derde volzin wordt «vier weken» vervangen door «zes weken» en «dertien weken» door: vijftien weken.
3. In de zesde volzin wordt «dertien weken» vervangen door: vijftien weken.
Artikel 52 komt te luiden:
Gedeputeerde staten betrekken bij de uitvoering van het nader onderzoek, of, in een geval van ernstige verontreiniging, dat is opgenomen in het provinciaal milieuprogramma, het saneringsonderzoek of de sanering burgemeester en wethouders alsmede de ingezetenen van de betrokken gemeente en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 147 van de Provinciewet vastgestelde verordening.
Artikel 63c wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel a wordt «belanghebbende natuurlijke personen en rechtspersonen» vervangen door: belanghebbenden.
b. In onderdeel b wordt «bij de uitvoering van dat nader onderzoek, het saneringsonderzoek of de sanering van dat geval een belang hebbende overheidsorganen en natuurlijke of rechtspersonen» vervangen door: belanghebbenden bij de uitvoering van dat nader onderzoek, het saneringsonderzoek of de sanering van dat geval.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover bij de regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat niet anders is bepaald.
Artikel 63i wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, 1°, wordt «indien niet een openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» vervangen door: indien op de voorbereiding van de beschikking niet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
2. In het eerste lid, onderdeel b, 2°, wordt «dertien weken» vervangen door: vijftien weken.
3. In het tweede lid wordt «er is geen openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht van toepassing» vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 65, vijfde lid, komt te luiden:
5. Op de voorbereiding van een beschikking op een verzoek om verlening van een ontheffing zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
Artikel 66, derde lid, komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van een beschikking op een verzoek van de houder van een ontheffing tot wijziging van daaraan verbonden voorschriften of beperkingen waaronder zij is verleend en op de voorbereiding van andere beschikkingen krachtens het eerste lid en van beschikkingen krachtens het tweede lid, onder b, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
De Wet geluidhinder wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «zijn de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking» vervangen door: zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing op de voorbereiding van de beschikking.
2. Het zesde lid, eerste volzin, komt te luiden:
6. Op de voorbereiding van een wijziging van een vergunning of intrekking van een vergunning op de grond, bedoeld in het vijfde lid, onder b, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
In artikel 145 wordt «de artikelen 28, zevende lid, en 29» vervangen door: artikel 54.
Artikel 16 van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «zijn de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking» vervangen door: zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing op de voorbereiding van de beschikking.
2. Het vierde lid, tweede volzin, vervalt.
3. Het vijfde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Op de voorbereiding van een zodanige wijziging of intrekking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de omschrijving van «betrokken bestuursorganen» de zinsnede «overeenkomstig afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: krachtens wettelijk voorschrift.
Artikel 1.3, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin komt te luiden: Op de voorbereiding van een beschikking krachtens het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. In de tweede volzin wordt «bedenkingen» vervangen door: zienswijzen.
Artikel 4.10, derde lid, komt te luiden:
3. Gedeputeerde staten betrekken bij de voorbereiding van het plan voorts de ingezetenen en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 147 van de Provinciewet vastgestelde verordening.
Artikel 4,17, derde lid, komt te luiden:
3. Burgemeester en wethouders betrekken bij de voorbereiding van het plan voorts de ingezetenen en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.
Artikel 7.5, achtste lid, komt te luiden:
8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop het verzoek om een ontheffing moet worden gedaan en de gegevens die van de verzoeker kunnen worden verlangd. Bij algemene maatregel van bestuur kan voorts worden bepaald dat op de voorbereiding van de beslissing omtrent het verzoek afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van toepassing zijn.
In artikel 7.6, tweede lid, wordt het gedeelte dat aanvangt met «Bij de voorbereiding van een besluit» en eindigt met «naar voren brengen» vervangen door: Op de voorbereiding van een besluit, houdende een aanwijzing krachtens het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing; zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 7.12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid, komt te luiden:
4. Het geeft voorts tegelijkertijd kennis van de ontvangst van de mededeling met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Kennisgeving geschiedt in een publicatie in een ander land ingeval er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land.
2. In het zesde lid vervalt: en van kennisgevingen als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 7.13, tweede lid, komt te luiden:
2. Het geeft tegelijkertijd kennis van zijn voornemen met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7.12, vierde lid, tweede volzin.
In artikel 7.14, vierde lid, wordt «opmerkingen te maken» vervangen door: naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 7.15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
2. Het vierde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «opmerkingen hebben gemaakt» vervangen door: zienswijzen naar voren hebben gebracht.
b. In de tweede volzin wordt «artikel 3:44, derde lid» vervangen door: artikel 3:44, tweede lid.
In artikel 7.19 wordt «de artikelen 7.20 tot en met 7.24, 7.25, tweede lid, en 7.26, vierde lid,» vervangen door: artikel 7.20.
Artikel 7.20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, eerste volzin, wordt vervangen door: Het geeft kennis van het milieu-effectrapport met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Kennisgeving geschiedt in een publicatie in een ander land ingeval er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De artikelen 3:11, 3:14, 3:15, eerste lid, 3:16 en 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «het ontwerp van het te nemen besluit» en «het ontwerp» wordt gelezen: het milieu-effectrapport. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De zienswijzen kunnen slechts betrekking hebben op het, mede gelet op de overeenkomstig artikel 7.15 gegeven richtlijnen inzake de inhoud van het milieu-effectrapport, niet voldoen van het rapport aan de bij of krachtens de artikelen 7.10 en 7.11 gestelde regels dan wel op onjuistheden die het rapport bevat.
De artikelen 7.21 tot en met 7.25 vervallen.
Artikel 7.26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. De commissie wordt tot uiterlijk vijf weken na het einde van de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Artikel 7.20, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De commissie betrekt in haar advies de overeenkomstig afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht uitgebrachte adviezen en de overeenkomstig artikel 7.20, derde lid, juncto artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar voren gebrachte zienswijzen.
2. Het vierde lid vervalt.
In artikel 7.29 wordt «artikel 7.20, tweede lid, tweede volzin» vervangen door: artikel 7.20, tweede lid, derde volzin.
In artikel 7.30, tweede lid, wordt «de artikelen 7.17 tot en met 7.26» vervangen door: de artikelen 7.17 tot en met 7.20 en 7.26.
Artikel 7.31 vervalt.
Artikel 7.32 komt te luiden:
Indien over een aanvraag als bedoeld in artikel 7.28 dan wel het voorontwerp of het ontwerp van een besluit als bedoeld in artikel 7.27, eerste lid, zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht, kunnen zienswijzen over het milieu-effectrapport in ieder geval gelijktijdig naar voren worden gebracht met zienswijzen over die aanvraag dan wel dat voorontwerp of ontwerp.
Artikel 7.33 vervalt.
In artikel 7.34, eerste lid, wordt «en 7.29 tot en met 7.33» vervangen door: 7.29, 7.30 en 7.32.
In artikel 7.35, derde en vierde lid, wordt «totstandkoming» vervangen door «voorbereiding» en «afdeling 3.5» door: afdeling 3.4.
Artikel 7.37, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. hetgeen is overwogen omtrent de terzake van het milieu-effectrapport overeenkomstig artikel 7.20, derde lid, juncto artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar voren gebrachte zienswijzen en de overeenkomstig artikel 7.26 uitgebrachte adviezen.
Artikel 7.38 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «degenen die overeenkomstig artikel 7.23 of 7.24 opmerkingen hebben ingediend» vervangen door: degenen die overeenkomstig artikel 7.20, derde lid, juncto artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zienswijzen naar voren hebben gebracht.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 3:44, derde en vijfde lid» vervangen door: artikel 3:44, tweede lid.
3. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «artikel 7.20, derde lid, onder a en c» vervangen door: artikel 3.44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Het tweede lid, tweede volzin, vervalt.
Artikel 7.38a, eerste lid, laatste volzin, komt te luiden: Artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.14, eerste lid, en 7.20, vierde lid, zijn ten aanzien van die instanties van overeenkomstige toepassing.
In artikel 7.41 wordt «artikel 7.20, derde lid, onder a en c» vervangen door: artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8.6 komt te luiden:
Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 8.7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «overheidsorganen» vervangen door: bestuursorganen.
2. In het derde lid, wordt «overheidsorganen» vervangen door «bestuursorganen» en vervalt: overeenkomstig artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8.8, eerste lid, onder d, komt te luiden:
d. de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn overeenkomstig artikel 3:15 van die wet naar voren gebrachte zienswijzen en door de krachtens artikel 8.7 aangewezen adviseurs en overeenkomstig artikel 8.31 uitgebrachte adviezen;.
Artikel 8.22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «8.7» vervangen door: 8.6.
2. Het vijfde lid vervalt.
Artikel 8.23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «Een ieder» vervangen door: Een belanghebbende.
2. In het derde lid wordt «8.7» vervangen door: 8.6.
3. Het vierde lid vervalt.
Artikel 8.24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «8.7» vervangen door: 8.6.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 8.25 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «Een ieder» vervangen door: Een belanghebbende.
2. In het vierde lid wordt «de artikelen 8.7, 8.8 en 8.9» vervangen door: «de artikelen 8.6 tot en met 8.9» en wordt na «toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de voorbereiding van de intrekking van een vergunning op grond van het eerste lid, onder c, d, e of f, of tweede lid.
3. Het zevende lid, eerste volzin, vervalt.
4. In het achtste lid wordt «binnen een termijn van ten minste twee weken schriftelijk of mondeling bedenkingen tegen de intrekking kenbaar te maken» vervangen door: binnen een termijn van zes weken schriftelijk of mondeling zienswijzen over de intrekking naar voren te brengen.
Artikel 8.26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «8.7» vervangen door: 8.6.
2. Het vierde lid vervalt.
Aan afdeling 8.1.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Een ingevolge deze afdeling gegeven beschikking waarop artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, wordt gegeven binnen twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp van die beschikking.
In artikel 8.28 wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
In artikel 8.31, derde lid, wordt «artikel 3:29» vervangen door: artikel 3:18, tweede lid.
In artikel 8.31a, tweede lid, wordt «artikel 3:19, tweede lid» vervangen door: artikel 3:11, eerste lid.
In artikel 8.33 vervalt de zinsnede die aanvangt met «, met dien verstande dat» en eindigt met «in de plaats treedt».
In artikel 8.35 wordt «afdeling 3.5» wordt vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 8.37 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt: «– onverminderd artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht –».
2. In het vierde lid wordt «artikel 3:19, eerste lid, tweede volzin» vervangen door «artikel 3:13, eerste lid» en wordt «de betrokken bestuursorganen» vervangen door: aan de betrokken bestuursorganen.
3. Het vijfde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin komt te luiden: Zienswijzen die overeenkomstig artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren worden gebracht alsmede door de krachtens artikel 8.7 aangewezen adviseurs en overeenkomstig artikel 8.31 uitgebrachte adviezen kunnen mede betrekking hebben op het ontwerp van de verklaring.
b. In de derde volzin, wordt «adviezen en bedenkingen» vervangen door: zienswijzen en adviezen.
In artikel 8.38, tweede lid, wordt «artikel 3:33, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht dan wel artikel 8.26a.
Artikel 8.39, derde lid, eerste volzin, wordt vervangen door: Het bevoegd gezag brengt adviezen en overeenkomstig artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren gebrachte zienswijzen ter kennis van Onze Minister. Deze deelt zijn oordeel daarover aan het bevoegd gezag mee.
Artikel 10.11, derde lid, vervalt.
Artikel 10.26, tweede lid, komt te luiden:
2. De gemeenteraad betrekt bij de voorbereiding van een zodanig besluit de ingezetenen en belanghebbenden, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.
Artikel 10.64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «afdeling 3.5» vervangen door «afdeling 3.4» en vervallen de tweede en derde volzin.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid.
In artikel 13.1, eerste lid, wordt «afdeling 3.5» vervangen door «afdeling 3.4» en «met betrekking tot de totstandkoming» door: op de voorbereiding.
Artikel 13.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «de artikelen 3:19, tweede lid, 3:20, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, 3:21 en 3:22 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: de artikelen 3:11, 3:12, eerste en tweede lid, en derde lid, onder a, en 3:14 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De aanduiding «1.» voor het eerste lid alsmede het tweede lid vervallen.
Artikel 13.3 komt te luiden:
Zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 13.4 komt te luiden:
Indien de aanvraag om een vergunning of ontheffing betrekking heeft op een inrichting of werk, geschiedt de terinzagelegging, bedoeld in artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval ter secretarie van de gemeente waarin de inrichting of het werk geheel of in hoofdzaak zal zijn gelegen.
Artikel 13.5 vervalt.
Artikel 13.6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «19.6» vervangen door: 19.5.
2. De tweede volzin, komt te luiden: Tot de in de eerste volzin bedoelde stukken behoren niet de verslagen, gemaakt overeenkomstig artikel 3:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en afschriften van zienswijzen, door anderen dan betrokken bestuursorganen ingebracht overeenkomstig artikel 3:15 van die wet.
In artikel 13.7 wordt «artikel 3:28» vervangen door: artikel 3:18, eerste lid,.
Artikel 13.8 komt te luiden:
Indien een aanvraag ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gecoördineerd behandeld wordt met andere aanvragen om een beschikking, op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van die wet van toepassing is, geldt de ingevolge dat artikellid bepaalde termijn tevens voor de beschikking op de andere aanvragen.
Artikel 13.9 komt te luiden:
Indien een beslissing op een aanvraag om een vergunning of ontheffing of een beschikking tot wijziging daarvan niet kan worden gegeven dan nadat is voldaan aan een uit een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie voortvloeiende verplichting, wordt de termijn voor het geven van die beschikking opgeschort tot de ten aanzien van die verplichting geldende procedure is afgerond.
In artikel 13.10 wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 13.11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «dat de paragrafen 3.5.3 tot en met 3.5.5, onderscheidenlijk paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijven bij de totstandkoming» vervangen door: dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijft bij de voorbereiding.
2. In het tweede lid wordt «dat de in dat lid genoemde paragrafen buiten toepassing blijven» vervangen door: dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijft.
Artikel 14.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «op ten minste een daarvan afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» vervangen door: op de voorbereiding van ten minste een daarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
2. In het vierde lid wordt «waarop de paragrafen 3.5.1 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn» vervangen door: op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.
Artikel 14.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt «artikel 3:19, eerste lid, tweede volzin» vervangen door: artikel 3:13 eerste lid.
2. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 14.3, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel a vervalt.
2. De onderdelen b, c en d worden geletterd a, b en c.
3. Onderdeel a (nieuw) komt te luiden:
a. ten aanzien van de ontwerpen van de betrokken beschikkingen gezamenlijk toepassing wordt gegeven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13.4;.
4. In onderdeel b (nieuw) wordt «het mondeling inbrengen van bedenkingen overeenkomstig artikel 3:25» vervangen door: het mondeling naar voren brengen van zienswijzen overeenkomstig artikel 3:15.
In artikel 14.5, eerste lid, wordt «op de totstandkoming waarvan afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» vervangen door: op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
Artikel 14.10, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel d wordt «artikel 7.20, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 7.20, tweede lid.
2. De onderdelen e tot en met g worden vervangen door:
e. overigens toepassing wordt gegeven aan artikel 7.20 en aan artikel 7.26, eerste lid.
De onderdelen c en d van artikel 14.11, eerste lid, komen te luiden:
c. degene die gebruik maakt van de overeenkomstig artikel 7.14, vierde lid, geboden gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het geven van richtlijnen inzake de inhoud van het rapport, die zienswijze bij dat orgaan naar voren te brengen;
d. degene die gebruik maakt van de overeenkomstig artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 7.20, derde lid, geboden gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het rapport, die zienswijze bij dat orgaan naar voren te brengen.
In artikel 14.14, eerste lid, tweede volzin, wordt «de artikelen 7.12 tot en met 7.26» vervangen door: de artikelen 7.12 tot en met 7.20 en 7.26.
Artikel 15.37 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van een besluit op het verzoek is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. In het derde lid, vervalt de eerste volzin.
3. In het vierde lid vervallen de eerste en tweede volzin.
4. Het vijfde lid vervalt.
In artikel 15.38, vierde lid, wordt «Met betrekking tot de totstandkoming» vervangen door «Op de voorbereiding» en «vijfde lid» door: vierde lid.
Artikel 15.39 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «kenbaar te maken» vervangen door «naar voren te brengen» en vervalt de tweede volzin.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van een besluit krachtens artikel 15.36, eerste lid, op grond van het tweede lid, onder b of c, is artikel 15.37, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 18.14, eerste lid, wordt «Een ieder» vervangen door: Een belanghebbende.
In artikel 19.1 wordt «waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» wordt vervangen door: «op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is» en «afdeling 3.5 of artikel 3:44 of 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht» door: afdeling 3.4 of artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 19.3, eerste en tweede lid, wordt «afdeling 3.5» telkens vervangen door: afdeling 3.4
Artikel 19.5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 of afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: afdeling 3.4 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht indien het een besluit op aanvraag betreft.
b. In de tweede volzin wordt «3:19, eerste lid, tweede volzin, 3:28, 3:29» vervangen door: 3:18.
2. In het derde lid wordt «paragraaf 3.5.6 of afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: afdeling 3.4 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht indien het geen besluit op aanvraag betreft.
Artikel 19.6 vervalt.
In artikel 20.1, eerste lid, wordt «kan beroep worden ingesteld» vervangen door: kan een belanghebbende beroep instellen.
In artikel 20.2, vierde lid, wordt «artikel 3:44, tweede lid» vervangen door: artikel 3:44, eerste lid.
Het opschrift van paragraaf 20.2 komt te luiden:
§ 20.2. Beroep tegen besluiten die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Artikel 20.6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt «ten aanzien waarvan de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn» vervangen door: op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 20.7 vervalt.
De paragrafen 20.3 en 20.4 vervallen onder vernummering van paragraaf 20.5 tot paragraaf 20.3.
In artikel 21.1, tweede lid, wordt «die ingevolge de artikelen 3:19, eerste lid, tweede volzin, en 3:28 of 3:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 13.7 gelden voor het toezenden van het ontwerp van de beschikking en voor het geven van de beschikking» vervangen door: die ingevolge artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 13.7 gelden voor het geven van de beschikking.
Indien artikel 70, onderdeel F, van de Natuurbeschermingswet 1998 in werking treedt of is getreden, wordt de Wet milieubeheer gewijzigd als volgt:
In artikel 8.39a, eerste lid, wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 8.39c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 3:19, eerste lid, tweede volzin» vervangen door «artikel 3:13, eerste lid» en wordt «de betrokken bestuursorganen» vervangen door: aan de betrokken bestuursorganen.
2. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin komt te luiden: Zienswijzen die overeenkomstig artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren worden gebracht alsmede door de krachtens artikel 8.7 aangewezen adviseurs en overeenkomstig artikel 8.31 uitgebrachte adviezen kunnen mede betrekking hebben op het ontwerp van de verklaring.
b. In de laatste volzin, wordt «adviezen en bedenkingen» vervangen door: zienswijzen en adviezen.
Artikel 8.39e, derde lid, eerste volzin, wordt vervangen door: Het bevoegd gezag brengt adviezen en overeenkomstig artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren gebrachte zienswijzen ter kennis van het krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 bevoegd gezag. Dit deelt zijn oordeel daarover aan het bevoegd gezag mee.
In artikel 8.39f wordt «afdeling 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
Artikel 13.12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «artikel 3:29» vervangen door: artikel 3:18, tweede lid,.
2. De tweede volzin vervalt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (Kamerstukken 28 835) tot wet is verheven en in werking is getreden voordat de artikelen van deze wet in werking treden, wordt de Wet milieubeheer als volgt gewijzigd:
Artikel 4.4, tweede lid, komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van het nationale milieubeleidsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel 4.7, vierde lid, komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van het nationale milieuprogramma is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
In artikel 19.6a wordt «De artikelen 19.3 tot en met 19.6» vervangen door: De artikelen 19.3 tot en met 19.5.
De Wet milieugevaarlijke stoffen wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 6, derde lid, 13, vierde lid, 14, negende lid, 20, derde lid, 22, eerste lid, 23, eerste en vijfde lid, 36, derde en vierde lid, en 60, derde lid, wordt «Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 10, onderdeel b, komt te luiden:
b. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.
Artikel 12 komt te luiden:
1. De stukken liggen gedurende zes weken ter inzage.
2. Artikel 3:11, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde tot en met vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot derde tot en met zesde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «11 en 12, tweede lid,» vervangen door: en 11.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door: vierde lid.
4. In het zesde lid (nieuw) wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, tweede volzin, komt te luiden:
Artikel 14, tweede lid, tweede, derde en vierde volzin, derde, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. In het derde lid wordt «artikel 14, zevende lid» vervangen door: artikel 14, vierde lid.
In artikel 15b, derde lid, wordt «artikel 14, zevende lid» vervangen door: artikel 14, vierde lid.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Met betrekking tot de over te leggen gegevens is artikel 14, derde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 19, tweede lid, «de artikelen 9–12, 14, zesde lid» vervangen door: de artikelen 9 tot en met 12, 14, derde lid.
Artikel 23, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De vierde en vijfde volzin vervallen.
2. In de zesde volzin wordt «Artikel 14, negende lid» vervangen door: Artikel 14, zesde lid.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin wordt vervangen door: Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
b. In de tweede volzin wordt «de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5» vervangen door: afdeling 3.4.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Op de voorbereiding van een wijziging of intrekking als bedoeld in het zesde lid, onder a, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer niet van toepassing.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld eerste lid, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.
2. Het vijfde lid vervalt.
In de artikelen 60, eerste lid, en 61, eerste lid, wordt «artikel 14, zevende lid» vervangen door: artikel 14, vierde lid.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. daaraan toepassing wordt gegeven door de eerstverantwoordelijke van Onze Ministers als bedoeld in het eerste lid;
b. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;
c. de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen twaalf weken bedraagt.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met negende lid tot derde tot en met achtste lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «de in het tweede lid bedoelde terinzageligging» vervangen door: de in het tweede lid, onder c, bedoelde termijn.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «de in het tweede lid bedoelde terinzagelegging» vervangen door: de terinzagelegging.
5. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt «de terinzagelegging, bedoeld in het tweede lid,» vervangen door: de terinzagelegging.
b. In de tweede volzin wordt «opvattingen als bedoeld in het tweede lid, uitkomsten van het bestuurlijk overleg, bedoeld in het derde lid, en het advies, bedoeld in het vierde lid» vervangen door: overeenkomstig artikel 3:15 naar voren gebrachte zienswijzen, uitkomsten van bestuurlijk overleg en het advies, bedoeld in het derde lid.
6. De tweede volzin van het zevende lid (nieuw) komt te luiden: De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste en tweede lid, en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «artikel 2a, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door: artikel 2a, tweede, derde of vierde lid.
2. In het vijfde lid wordt «artikel 2a, zesde tot en met negende lid» vervangen door: artikel 2a, vijfde tot en met achtste lid.
Artikel 4a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt: en plegen zij overleg met alle bij het plan betrokken andere bestuursorganen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van het streekplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. de terinzagelegging tevens geschiedt ter secretarie van de gemeenten op wier gebied het plan betrekking heeft;
b. aan artikel 3:12 van die wet tevens toepassing wordt gegeven door burgemeester en wethouders van elke gemeente op wier gebied het plan betrekking heeft;
c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.
3. Het vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde tot en met elfde lid tot vierde tot en met negende lid. 4.In het vierde lid (nieuw) wordt «daartegen bedenkingen in te brengen» vervangen door: daarover zienswijzen naar voren te brengen.
5. De tweede volzin van het zesde lid (nieuw) komt te luiden: De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste lid, en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede het derde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «op grond van artikel 4a, vijfde of zesde lid, bedenkingen tegen die concrete beleidsbeslissing heeft ingebracht» vervangen door: op grond van artikel 4a, derde of vierde lid, zienswijzen over die concrete beleidsbeslissing naar voren heeft gebracht.
2. De tweede volzin van het derde lid komt te luiden: De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 4a, derde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Een ieder die bedenkingen heeft tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid en aanwijzingen als bedoeld in het tweede lid, kan deze als onderdeel van zijn zienswijze over het ontwerp voor het streekplan, dat strekt ter uitvoering van dat besluit en die aanwijzingen, naar voren brengen.
2. In het zesde lid worden de tweede en derde volzin vervangen door: In dit geval is artikel 4a, derde lid, van toepassing, met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van provinciale staten en gedeputeerde staten.
Artikel 6a vervalt.
Artikel 8 komt te luiden:
Op de voorbereiding van het structuurplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. burgemeester en wethouders de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant plaatsen;
b. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.
Artikel 9, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste en tweede lid, en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 8, onderdeel a, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18, derde lid, komt te luiden:
3. Op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;
b. in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 19a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid, komt te luiden:
4. Op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;
b. in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, indien geen verklaring van geen bezwaar is vereist.
2. In het vijfde lid vervalt: , genoemd in het vierde lid, onder a,.
3. In het zesde lid wordt «ingebrachte» vervangen door: naar voren gebrachte.
4. In het elfde lid, eerste volzin, wordt «De gemeenteraad beslist, of in voorkomend geval burgemeester en wethouders beslissen» vervangen door: In afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid, beslist de gemeenteraad of beslissen in voorkomend geval burgemeester en wethouders.
Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. burgemeester en wethouders de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant plaatsen;
b. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.
In artikel 25 wordt «kenbaar is gemaakt» vervangen door «naar voren is gebracht» en «artikel 23» door: artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 26, eerste volzin, wordt «voor de duur van vier weken» vervangen door: voor de duur van zes weken.
Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Degene die tijdig zijn zienswijze bij de gemeenteraad naar voren heeft gebracht, alsmede een belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet overeenkomstig artikel 23 juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn zienswijze bij de gemeenteraad naar voren heeft gebracht, kan gedurende de in artikel 26 genoemde termijn van terinzageligging bij gedeputeerde staten bedenkingen inbrengen tegen het bestemmingsplan.
2. In het tweede lid vervalt: schriftelijk.
3. Het derde lid vervalt.
In artikel 34, eerste en tweede lid, vervalt telkens: 6a,.
Artikel 36b vervalt.
In artikel 36d, tweede lid, wordt «tegen het ontwerp» vervangen door: over het ontwerp.
Artikel 36f, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen 3:11, eerste, tweede en derde lid, en 3:12, eerste en tweede lid, en derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 4a, derde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 36k, achtste lid, komt te luiden:
8. Een ieder die bedenkingen heeft tegen een besluit als bedoeld in het eerste of vierde lid en aanwijzingen als bedoeld in het tweede of vijfde lid, kan deze als onderdeel van zijn zienswijze over het ontwerp voor het regionaal structuurplan, dat strekt ter uitvoering van dat besluit en die aanwijzingen, naar voren brengen.
Artikel 37, achtste lid, komt te luiden:
8. Een ieder die bedenkingen heeft tegen een besluit als bedoeld in het eerste of vierde lid en aanwijzingen als bedoeld in het tweede of vijfde lid, kan deze als onderdeel van zijn zienswijze over het ontwerp voor het bestemmingsplan, dat strekt ter uitvoering van dat besluit en die aanwijzingen, naar voren brengen.
In artikel 38, derde en vierde lid, vervalt telkens: 6a,.
Artikel 39d wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van het rijksprojectbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «bedenkingen» vervangen door: zienswijzen.
Artikel 39f, eerste lid, komt te luiden:
1. Het rijksprojectbesluit wordt vastgesteld binnen dertien weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 39k wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op de voorbereiding van de in artikel 39j, eerste lid, bedoelde besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
a. de ontwerpen van de besluiten binnen een door Onze projectminister te bepalen termijn worden toegezonden aan Onze projectminister, die zorg draagt voor de in artikel 3:13, eerste lid, van die wet bedoelde toezending;
b. Onze projectminister ten aanzien van de ontwerpen van de besluiten gezamenlijk toepassing kan geven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van die wet;
c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;
d. in afwijking van artikel 3:18 van die wet de besluiten worden genomen binnen een door Onze projectminister te bepalen termijn;
e. de besluiten onverwijld worden toegezonden aan Onze projectminister.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door: het eerste lid.
In artikel 39m vervallen de zinsnede «alsmede de in artikel 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde overwegingen» en de tweede volzin.
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 2a, negende lid» vervangen door: artikel 2a, achtste lid.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien burgemeester en wethouders besluiten tot medewerking aan het verzoek, is op het te nemen besluit omtrent het verzoek tot verlenen van vrijstelling afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De terinzagelegging vindt plaats binnen twee weken na dagtekening van het besluit tot medewerking aan het verzoek.
3. De eerste volzin van het vijfde lid komt te luiden: Burgemeester en wethouders plaatsen de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens in de Staatscourant.
4. Het zesde en zevende lid komen te luiden:
6. Zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder
7. In afwijking van artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besluiten burgemeester en wethouders omtrent het verzoek tot het verlenen van vrijstelling binnen acht weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. In afwijking van artikel 3:18, tweede lid, van die wet kunnen gedeputeerde staten of Onze Minister deze termijn op verzoek van burgemeester en wethouders eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.
5. Het tiende lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «bedenkingen» vervangen door: zienswijzen.
b. De vierde volzin komt te luiden: Het vijfde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. In het tweede lid (nieuw) vervalt: , dan wel in een geval als bedoeld in het tweede lid, overeenkomstig de daar bedoelde procedure.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: derde lid.
Artikel 46, negende lid, komt te luiden:
9. Op de voorbereiding van het besluit tot vergunningverlening, bedoeld in het achtste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Afdeling 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 29, zesde lid.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De aanhef komt te luiden: Een belanghebbende kan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen:.
b. Onderdeel i vervalt.
c. De onderdelen j tot en met m worden geletterd i tot en met l.
3. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel b wordt «het tweede lid, onder l» vervangen door: het tweede lid, onder k.
b. In onderdeel c wordt «het tweede lid, onder m» vervangen door: het tweede lid, onder l.
c. in onderdeel d wordt «het tweede lid, onder l en m» vervangen door: het tweede lid, onder k en l.
4. In het vijfde lid wordt «het tweede lid, onder k» vervangen door: het tweede lid, onder j.
5. In het zesde lid wordt «het tweede lid, onder l» vervangen door «het tweede lid, onder k» en vervalt de zinsnede «, met uitzondering van de bepaling waarin is aangegeven wie het beroep kan instellen».
Artikel 56 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de toepassing van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht op een beroep als bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder d en e, wordt het inbrengen van bedenkingen overeenkomstig artikel 27, eerste of tweede lid, aangemerkt als het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede, derde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «kan uitsluitend beroep worden ingesteld door» vervangen door: kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld door uitsluitend.
In artikel 56a, onderdeel e, wordt «artikel 56, vierde lid» vervangen door: artikel 56, tweede lid.
De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 8 vervalt.
Artikel 10 komt te luiden:
Op de voorbereiding van een leefmilieuverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. De kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt tevens in de Staatscourant geplaatst.
Artikel 11 vervalt.
In artikel 12 wordt «artikel 10, tweede lid,» vervangen door: artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de tweede volzin wordt «binnen vier weken» vervangen door: binnen zes weken.
b. In de derde volzin wordt «artikel 10, tweede lid» vervangen door: artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, derde volzin.
c. In de vierde volzin wordt «zienswijzen» vervangen door: bedenkingen.
2. In het tweede lid komt de zinsnede na de tweede komma te luiden: «kan deze gedurende de in het eerste lid genoemde termijn van terinzageligging bij gedeputeerde staten kenbaar maken.
3. Het derde lid vervalt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (Kamerstukken 28 835) tot wet is verheven en in werking treedt op of na het tijdstip waarop de artikelen van deze wet in werking treden, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Artikel I (Wet milieubeheer) wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel A, subonderdeel 2, komt het tweede lid van artikel 4.4 te luiden:
2. Op de voorbereiding van het nationale milieubeleidsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. In onderdeel B komt het vierde lid van artikel 4.7 te luiden:
4. Op de voorbereiding van het nationale milieuprogramma is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. Onderdeel K vervalt.
4. In onderdeel L wordt in artikel 19.6a «De artikelen 19.3 tot en met 19.6» vervangen door: De artikelen 19.3 tot en met 19.5.
Artikel V (Natuurbeschermingswet 1998), onderdeel 2, komt te luiden:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Op de voorbereiding van het nationale natuurbeleidsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
Artikel VI (Wet op de waterhuishouding) wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel A komen het eerste en tweede lid van artikel 4 te luiden:
1. Op de voorbereiding van de nota is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
2. In onderdeel B vervallen de subonderdelen 1 en 3.
3. In onderdeel C, subonderdeel 1, wordt artikel 8, eerste lid, gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef vervalt: en een herziening daarvan.
b. In onderdeel a vervalt: of een herziening daarvan.
c. In onderdeel ckomt te zinsnede voor de komma te luiden: de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding van het plan.
4. Onderdeel D wordt gewijzigd als volgt:
1. Subonderdeel 1 vervalt.
2. In subonderdeel 2 wordt in de toegevoegde volzin «een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen» vervangen door «belanghebbenden» en vervalt: of een herziening daarvan.
De Woningwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 12, vierde lid, wordt «in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen» vervangen door «belanghebbenden» en «besluiten tot vaststelling of wijziging van besluiten» door: besluiten.
In artikel 49, tweede lid, onderdeel 1°, wordt na «na afloop van de termijn van terinzageligging, bedoeld in artikel 19a, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: nadat de in artikel 19a, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening juncto artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.
Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid, derde volzin, wordt vervangen door: Op de voorbereiding van het besluit omtrent vergunningverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. Indien geen verklaring van geen bezwaar is vereist, beslissen burgemeester en wethouders in afwijking van artikel 3:18, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken. Artikel 19a, eerste en vijfde tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Op de voorbereiding van een besluit tot vergunningverlening als bedoeld in het zesde lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3. In het achtste lid wordt «, bedoeld in het zevende lid» vervangen door: «overeenkomstig het zevende lid» en wordt na «artikel 46» ingevoegd: , zulks in afwijking van artikel 3:18, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 52, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, wordt «tegen het ontwerp van de beschikking geen bedenkingen zijn ingebracht» telkens vervangen door: over het ontwerp van de beschikking geen zienswijzen naar voren zijn gebracht.
Aan artikel 59 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Op de voorbereiding van een intrekking van een bouwvergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 11. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel IV van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het recht zoals het gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van:
a. besluiten die zijn aangevraagd vóór dat tijdstip;
b. ambtshalve te nemen besluiten waarvan het ontwerp ingevolge wettelijk voorschrift vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd;
c. overige ambtshalve te nemen besluiten die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt;
d. besluiten omtrent goedkeuring van een besluit als bedoeld onder a, b of c;
e. besluiten op grond van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën en de Reconstructiewet Midden-Delfland.
2. In het tweede en derde lid wordt «Artikel 7:1» vervangen door: Afdeling 7.1.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Afdeling 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht blijft eveneens van toepassing ten aanzien van geschillen die betrekking hebben op andere dan de in het tweede of derde lid bedoelde besluiten waarop na de inwerkingtreding van deze wet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, indien deze besluiten zijn bekendgemaakt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treden de volgende onderdelen in werking met ingang van een jaar na het in het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, bepaalde tijdstip:
a. hoofdstuk 8, artikel 10, onderdeel B;
b. hoofdstuk 10, artikel 6, onderdelen C en D;
c. hoofdstuk 10, artikel 9, onderdelen C, D en R;
d. hoofdstuk 10, artikel 15, onderdeel A.
Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29421-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.