29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

nr. 99
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2008

Hierbij geef ik, mede namens de staatssecretaris van Justitie, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken, gevolg aan het verzoek van de heer Fritsma d.d. 13–11 jl. om u te informeren over de opvang van de voorspelde «toestroom van Polen».

Mij zijn geen signalen bekend van een toename van het aantal Polen dat naar Nederland komt. Dit blijkt in elk geval niet uit het onderzoek dat ik u op 28 november jl. heb toegestuurd.1 Gezien de huidige economische situatie is het natuurlijk moeilijk te voorspellen hoe de arbeidsmigratie tussen de lidstaten van de Europese Unie zich zal ontwikkelen. Daarbij geldt dat ook Polen in sommige sectoren een grote vraag naar arbeid kent. In Polen bestaat een groot aantal vacatures in sectoren als de bouw, metaalbewerking en huishoudelijke dienstverlening. Poolse werkgevers doen daarom noodgedwongen een beroep op werknemers uit o.a. Oekraïne. Daarnaast worden Poolse werknemers in het buitenland aangemoedigd naar Polen terug te keren. Wellicht zal een deel van de genoemde groep zich op een baan in Nederland oriënteren, maar dat is niet zeker en blijkt, zoals gesteld, niet uit de onderzoeken. Ook anderszins hebben mij tot nu toe geen berichten bereikt dat de toestroom van Polen naar Nederland is toegenomen.

Voor de maatregelen van het kabinet om arbeidsmigranten uit Polen en andere nieuwe lidstaten op te vangen, verwijs ik u naar de brief die u op 28 november hebt ontvangen met het kabinetsstandpunt over werknemersverkeer met Bulgarije en Roemenië. Deze brief bevat een overzicht van de flankerende beleidsmaatregelen die het kabinet heeft getroffen bij de invoering van vrij werknemersverkeer met de nieuwe lidstaten, op de terreinen arbeidsmarkt en huisvesting.

Voor wat betreft de toets op verblijfsrecht van Polen geldt het volgende. Sinds de toetreding van Polen tot de EU in 2004 bestaat er voor de Polen het recht op vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat. Een Pool mag op dit punt niet anders behandeld worden dan andere EU-burgers. Bovengenoemd recht wordt bepaald door de desbetreffende Richtlijn 2004/38. Voor verblijf van ten hoogste drie maanden mag een EU-burger in een andere lidstaat verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Bij een verblijf langer dan drie maanden dient hij over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Bovendien kan een lidstaat een verplichting opleggen tot inschrijving bij de bevoegde autoriteiten. In Nederland is dit de IND. Daarnaast geldt dat lidstaten de vrijheid van verkeer en verblijf van EU-burgers kunnen beperken om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid.

Mocht blijken dat een EU-burger niet meer voldoet aan de voorwaarden voor verblijf (bijvoorbeeld vanwege een beroep op bijstand of een strafrechtelijke veroordeling), dan kan de IND het verblijfsrecht intrekken. Hiertoe is een individuele belangenafweging vereist.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

«De economische impact van arbeidsmigratie uit de MOE-landen, Bulgarije en Roemenië», SEO Economisch Onderzoek, bijlage bij brief d.d. 28-11-2008 met het kabinetsstandpunt werknemersverkeer Bulgarije en Roemenië.

Naar boven