nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 13 februari 2004
Op 3 februari j l is in de Tweede Kamer het debat gevoerd over de implementatie
van het vrij verkeer van werknemers met de nieuwe EU lidstaten, zoals is neergelegd
in mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 23 januari 2004.
Naar aanleiding van dit debat en de door de Tweede Kamer aanvaarde motie van
de leden Visser en Bruls heeft het kabinet opnieuw gesproken over dit onderwerp.
Het kabinet houdt vast aan het doel om na uitbreiding van de EU zo snel
mogelijk vrij verkeer van werknemers te realiseren, in lijn met de eerdere
standpuntbepaling. Intussen kiezen veel omringende landen voor een overgangsregime
met een toets op prioriteitgenietend aanbod, en ook genoemde motie dringt
hier expliciet op aan. Het kabinet heeft daarom besloten tot een kort en maximaal
flexibel overgangsregime met een minimum aan bureaucratie.
In concreto zal het kabinet, in het licht van de motie, tot 1 mei 2006
in beginsel de toets op aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod handhaven
voor die sectoren of beroepen waar verdringing dreigt. In sectoren of beroepen
waarvan gebleken is dat er een tekort is aan prioriteitgenietend aanbod, terwijl
naar verwachting in de nieuwe lidstaten wel arbeidsaanbod beschikbaar is,
zullen werkgevers geen eigen wervingsinspanningen behoeven te verrichten in
Nederland en de huidige EU lidstaten en zal de CWI aan deze werkgevers ontheffing
geven van de verplichting om vijf weken voor de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning
de vacature te melden bij de CWI. De administratieve lasten voor de desbetreffende
werkgever worden daarmee teruggebracht tot een minimum. De CWI, die wel blijft
toetsen op arbeidsvoorwaarden en in bepaalde situaties ook op huisvesting,
kan op deze aanvragen om tewerkstellingsvergunningen binnen één
week, of bij een onverwacht groot aantal aanvragen binnen maximaal twee weken
beslissen. Na afgifte van de tewerkstellingsvergunning kunnen werknemers uit
de nieuwe lidstaten direct in Nederland aan het werk.
Werknemers uit de nieuwe lidstaten die langer dan één jaar
in Nederland gaan werken, kunnen bij de IND een verblijfskaart aanvragen,
waarbij de normale beslistermijnen voor gemeenschapsonderdanen gelden.
Al vóór 1 mei 2004 zal bezien worden welke beroepen of sectoren
voor de hierboven omschreven ontheffing van de individuele arbeidsmarkttoets
in aanmerking komen, zodat deze regeling direct bij toetreding van de nieuwe
lidstaten kan worden toegepast.
Aan de CWI zal ik vragen de arbeidsmarktontwikkelingen in de desbetreffende
sectoren/beroepen en het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen goed
te monitoren. Op het moment dat er weer voldoende prioriteitgenietend aanbod
beschikbaar is en derhalve het risico op verdringing van dit aanbod door arbeidsmigratie
uit de nieuwe EU-lidstaten reëel wordt, zal het reguliere toetsingskader
van de Wav, weer van kracht worden. Op deze wijze wordt enerzijds het risico
van verdringing van prioriteitgenietend aanbod door arbeidsmigratie vanuit
de nieuwe lidstaten uitgesloten, terwijl anderzijds de administratieve lasten
voor de desbetreffende werkgevers worden beperkt.
Op werkgevers die een tewerkstellingsvergunning aanvragen voor werknemers
uit een niet EU-land blijft dit reguliere toetsingskader van de Wav onverkort
van toepassing. Van ongeoorloofd onderscheid op basis van nationaliteit is
geen sprake omdat op grond van de Toetredingsverdragen lidstaten gedurende
de overgangstermijn gerechtigd zijn voorrang te verlenen aan werknemers uit
de nieuwe lidstaten boven werknemers uit andere, niet EU-landen.
Vóór 1 mei 2005 zal een tussenevaluatie plaats vinden, die
ertoe kan leiden dat besloten wordt tot een verdere liberalisering. Vóór
1 mei 2006 zal Nederland bij de Europese Commissie aangeven of zij op grond
van de arbeidsmarktsituatie de overgangstermijn wil verlengen.
Samenvattend ben ik van mening dat met dit flexibel overgangsregime het
kabinet de strekking van de motie honoreert en tegelijk de betrokken werknemers,
werkgevers en nieuwe lidstaten serieus tegemoet komt in hun behoefte aan vrijheid
en respect.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte