29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

nr. 23
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 september 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 21 juni 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de evaluatie werknemersverkeer met de nieuwe EU-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa (29 407, nr. 21).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Adelmund (PvdA) ziet in de tussenevaluatie (29 407, nr. 21) een gedegen rapportage van de geregistreerde praktijk. Er is echter ook een ongeregistreerde praktijk en bij het beantwoorden van de vraag of de overgangstermijn voor het vrij verkeer van werknemers met de MOE-landen (Midden- en Oost-Europese landen binnen de EU), die geldt tot 1 mei 2006, moet worden verlengd, is het van belang ook daar inzicht in te krijgen. Met een algemeen verbindend verklaarde cao en bijvoorbeeld de uitbreiding van de WAGA (Wet arbeidsvoorwaarden bij grensoverschrijdende arbeid) zijn arbeidsvoorwaarden te garanderen. Dat is voor de tussentijd een mooie overgangsregeling, maar de fractie van de PvdA is uiteindelijk voor vrij verkeer van werknemers. Voor 1 mei 2006 moet duidelijk zijn of de uitgebreide WAGA succes heeft. De niet geregistreerde praktijk bestaat uit oneigenlijke constructies, zoals de schijnconstructie waarbij een zzp'er (zelfstandige zonder personeel) in feite werk verricht in een werkgever-werknemersrelatie, maar ook uit het ontduiken van cao's en fraude bij uitzendbureaus. Duidelijk moet worden hoe dat kan worden aangepakt. Gelukkig werken de «goede» uitzendbureaus aan een vorm van certificering, maar werkt die certificering en hoe kan greep worden verkregen op malafide uitzendbureaus? Dit soort zaken moet duidelijk zijn voordat een beslissing wordt genomen over een verlenging van de overgangstermijn. Kan de staatssecretaris daarover voor 2006 een notitie naar de Kamer sturen?

Een greep op schijnconstructies, het goed functioneren van de WAGA, een succesvolle aanpak van illegaliteit, stimulering van de Arbeidsinspectie, certificering van uitzendbureaus, het notificatiesysteem en een duidelijke ketenaansprakelijkheid brengen het vrij verkeer van werknemers dichterbij. Mevrouw Adelmund denkt niet dat illegaliteit zal verminderen door de situatie om te draaien en eerst het vrije verkeer van werknemers toe te staan zodat de druk op de arbeidsmarkt vermindert. Hiervoor verwijst zij naar de landen waarin deze methode niet succesvol is gebleken.

Uit de tussenevaluatie blijkt dat geen recht wordt gedaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Juist daar vindt verdringing plaats. Toch vindt mevrouw Adelmund het ook niet goed om pas mensen uit andere landen op de arbeidsmarkt toe te laten nadat de laatste kaart uit de bak is verdwenen. Vaak blijkt immers dat mensen niet bij een bepaalde vacature passen. Voor een sterke economie is het van belang het juiste aanbod voor een vacature te vinden. Vrij verkeer van werknemers maakt dat beter mogelijk, maar mensen die in Nederland prioriteit genieten mag daarbij geen onrecht worden gedaan. Kan de staatssecretaris nogmaals op de verdringing ingaan?

In de bouwsector staat niet alleen druk op de lonen, maar ook op de arbeidstijden. Voor overwerk gelden toeslagen, maar daarvoor worden nu Polen ingehuurd die op buitengewone uren voor een normaal loon werken. In de bouw iemand aansprakelijk stellen voor bijvoorbeeld een ongeval, een verkeerd loon of wat dan ook, is problematisch door de vage ketenaansprakelijkheid. Kan de staatssecretaris ook deze aspecten onderzoeken en daarover berichten in de notitie aan de Kamer?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) is een groot voorstander van open grenzen binnen Europa, maar er moet wel eerlijke concurrentie zijn en het principe «gelijke monniken, gelijke kappen» moet worden toegepast. Het is dan ook goed dat de WAGA is gewijzigd, omdat de cao-voorwaarden daardoor op iedereen van toepassing zijn. Volgens hetzelfde principe moeten ook de belemmeringen voor de werknemers uit Midden- en Oost-Europa worden opgeheven, wat betekent dat aan Nederlandse werkzoekenden geen voorrang mag worden gegeven.

GroenLinks heeft al eerder aan de staatssecretaris gevraagd om ook buiten de WAGA een aantal zaken goed te regelen, zoals een verdere activering van Nederlandse werklozen door hen vooral in de land- en tuinbouw in te zetten. De staatssecretaris meldt in de tussenevaluatie echter niet meer dan dat «extra inspanningen» worden verricht. Welke inspanningen zijn dat en wat is het effect daarvan? In de land- en tuinbouw, maar ook in andere bedrijven, zijn vaker zzp'ers in dienst die in feite gewoon werknemer zijn, maar via de constructie van zzp'er de cao's ontduiken. Dat is absoluut niet de bedoeling en dat leidt zeker niet tot «gelijke monniken, gelijke kappen». In een eerder algemeen overleg heeft de staatssecretaris beloofd de Kamer over deze schijnconstructie te informeren, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd. Hoe gaat de staatssecretaris dit aanpakken? Overigens worden niet alleen de cao's ontdoken. Werknemers werken ook vaak zeven dagen per week tien uren per dag. De afspraken over de werktijden in Nederland moeten voor alle werknemers gelden, anders is de concurrentie oneerlijk.

Is de staatssecretaris bereid om werkgevers in bijvoorbeeld de landen tuinbouwsector aan te spreken op fatsoenlijke huisvesting van tijdelijke werknemers? Mevrouw Van Gent steunt de pittige aanpak van VROM en Justitie, maar ook Sociale Zaken moet nog het nodige zendingswerk verrichten.

De heer Bakker (D66) is principieel voor vrij verkeer binnen Europa, van goederen, van diensten, van kapitaal en van werknemers. Hij was er dan ook blij mee dat het kabinet in eerste instantie niet van plan was om een tewerkstellingsvergunningsplicht (twv) in te stellen, maar uiteindelijk heeft het kabinet op verzoek van de Kamer daartoe toch besloten. Van de 30 000 aangevraagde twv's zijn er 2800 afgewezen, minder dan 10%. Voor het buiten de deur houden van die 10% is echter een heel circus aan instanties, mensen en voorwaarden nodig. Al met al gaat het om slechts 0,2% van de totale Nederlandse arbeidsmarkt, terwijl schijnconstructies, fraude, illegaliteit, ontduiking, slechte huisvesting, wel ongewenst zijn, maar niet worden opgelost. De heer Bakker stelt daarom voor dat het kabinet de vergunningsplicht afschaft en zich concentreert op het bestrijden van ongewenste situaties.

Aan de WAGA heeft D66 geen behoefte omdat deze wet bovenop de Nederlandse wettelijke minimumnormen cao-verplichtingen oplegt. Is Nederland er wel bij gebaat om het loon- en arbeidsvoorwaardenkartel op het niveau van de cao's naar Europa te exporteren? Het biedt de illusie van een afgeschermde markt, maar in de praktijk wordt de productie naar andere landen verlegd of wordt de WAGA ontdoken en neemt de illegaliteit toe. In plaatsgebonden sectoren zoals de bouw is de cao de afgelopen vijftien jaar steeds verder af komen te staan van normale markttarieven. Door de concurrentie uit het buitenland ontstaat op deze sectoren druk om de cao te matigen. De heer Bakker vindt het een illusie om te denken dat de internationale arbeidsbewegingen door het instellen van de WAGA worden voorkomen. Misschien zijn overwerkbepalingen en een toeslag voor werken op zondag wel achterhaald. Hij vindt het beter om het verkeer van werknemers vrij te laten en de uitwassen te bestrijden aan de hand van de bestaande Nederlandse wetten.

De slachtsector en vleesverwerkende industrie zijn inmiddels niet meer vrijgesteld van de arbeidsmarkttoets. Kennelijk dreigen in deze sector te veel werknemers uit het buitenland terecht te komen, terwijl de Nederlandse kaartenbakken nog vol zitten. Het niet kunnen vinden van Nederlandse werknemers voor talloze functies is echter al een probleem dat zich heel lang voordoet. Is de aanpak dan wel effectief?

De heer Visser (VVD) merkt op dat het principe van vrij verkeer in feite nooit ter discussie heeft gestaan. Aanvankelijk zijn de problemen in de praktijk gebagatelliseerd, door de Kamer, de SER en andere organisaties, maar ook door het kabinet. Inmiddels heeft een Kamermotie tot een studie geleid waaruit blijkt dat niets doen € 70 mln. extra sociale lasten oplevert én mensen zonder werk. Het werkelijke probleem is de verdringing op de arbeidsmarkt. De Nederlandse verzorgingsstaat en de voorzieningen daarbinnen zijn gebaseerd op een besloten samenleving. De immigratie van buiten en binnen de EU neemt echter toe en daarmee staan in de toekomst wellicht ook de voorzieningen van die verzorgingsstaat ter discussie. Is het evenwicht van het verleden, van een besloten samenleving, wel het evenwicht van de toekomst? Het is een illusie om te denken dat de arbeidsmarkt nog afgeschermd is. In de motie-Visser/Bruls is dan ook om een overgangstermijn verzocht, als een middel ter bescherming tegen internationale concurrentie. Uit de tussenevaluatie blijkt inmiddels dat in de slachtsector en in de land- en tuinbouwsector het aantal arbeidsmigranten het grootst is. De heer Visser kan zich niet voorstellen dat daarvoor in Nederland geen mensen te vinden zijn. Blijkbaar is deze fictie toch werkelijkheid geworden.

Indertijd heeft het Centraal Planbureau de consequenties van het vrije verkeer geschat op € 70 mln. Het aantal arbeidsmigranten is echter hoger gebleken dan geraamd. Zijn de kosten dan ook hoger? Ook het aantal afgegeven twv's stijgt meer dan verwacht. Wordt het verwachte aantal van 24 000 overschreden en welke kosten vloeien daaruit voort? Waarom doen in 2004 ineens zoveel meer tuinders mee aan het LTO/CWI-project?

De staatssecretaris wil de overgangstermijn verlengen, maar tegelijkertijd het aantal sectoren dat is vrijgesteld van de arbeidsmarkttoets verkleinen. Ook wil hij doorgaan met de motie-Bruls/Varela, terwijl die in feite verdringing veroorzaakt. Welke argumenten heeft de staatssecretaris hiervoor en hoe verhoudt zich dit met de uitspraak van de directeur van de sociale diensten dat 80% van de bijstandsgerechtigden direct aan de slag kan?

Is de convenantenwet die in 2003 de overgangtermijn tot de uitbreiding van de EU in kaart moest brengen, inmiddels ingetrokken? Deze wet is immers niet meer nodig.

De heer Bruls (CDA) is het eens met de hoofdlijnen van de tussenevaluatie (29 407, nr. 21), maar vindt wel dat de notitie een jaar te laat is geschreven. Het is namelijk al veel eerder misgegaan. Nu wordt vooral gewerkt aan reparatiewetgeving.

Uit de tussenevaluatie wordt nog niet duidelijk welke beslissing het kabinet zal nemen voor de periode na 1 mei 2006. Bij het vormen van dit besluit zou het kabinet een aantal zaken in aanmerking moeten nemen.

a. Er moet een onafhankelijk onderzoek worden verricht naar de Nederlandse arbeidsmarkt. Het CPB heeft zich in zijn onderzoek gebaseerd op cijfers van de Europese Commissie, waardoor de resultaten te behoudend zijn. b. Afstemming met sociale partners is nodig. De SER kan bijvoorbeeld om een advies worden gevraagd over een oplossing voor de arbeidsmigratie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. c. Wat Nederland ook besluit, elk beleid zal falen zonder afstemming met de andere Europese landen. Hoe gaat het kabinet zich daarop voorbereiden?

Het is flauwekul om te stellen dat het aantal seizoenswerkers fors is toegenomen door de motie-Bruls/Varela. In die tijd was de motie nodig omdat de sector met de rug tegen de muur stond. Het aantal seizoenswerkers in de land- en tuinbouw stijgt echter al jaren omdat de arbeidsmarktsituatie niet deugt. Nederland slaagt er kortweg niet in om 100 000 mensen die aan de kant staan, werk te laten doen waar geen enkele Nederlander zich voor hoeft te schamen. Wellicht heeft dit veeleer te maken met de moraal op de Nederlandse arbeidsmarkt en met de methode van de gemeentelijke sociale diensten en het UWV. Het moet toch mogelijk zijn om die tienduizenden vacatures te vervullen? Waarop baseert de staatssecretaris zijn optimisme over de nieuwe projecten? De heer Bruls pleit overigens niet voor het herhalen van de vrijstellingsprocedure voor seizoenswerk. Integendeel, hij vraagt zich veeleer af waarom de uitzonderingspositie voor de twee sectoren – chauffeurs en binnenvaart – wordt aangehouden. Nederlandse vrachtwagenchauffeurs zijn werkloos, terwijl de Nederlandse wegen worden bevolkt door Poolse chauffeurs. Dat is toch een raar contrast vergeleken met de criteria voor de vrijstelling.

Hoe staat het met het notificatiesysteem ter vervanging van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor MOE-dienstverleners? De heer Bruls heeft vernomen dat de Europese Commissie dit Nederlandse voorstel niet zal tolereren en dat Nederland naar het Europese Hof zal moeten stappen om gelijk te krijgen. Dat zou ernstig zijn, want daarmee wordt ook dit beleid aangetast. Hoe staat het overigens met de omgekeerde bewijslast, waarmee malafide constructies effectiever kunnen worden aangepakt?

De fractie van het CDA is in principe voor een overgangstermijn van twee jaar, maar heeft wel twijfels over de huidige gang van zaken als weinig Nederlandse werkzoekenden werk vinden terwijl er wel allerlei mogelijkheden zijn voor vervelende constructies. De overgangstermijn kan niet tot in het oneindige worden doorgetrokken en als het niet lukt om binnen die twee jaar de problemen in Nederland op te lossen, is dat een serieus probleem. Hoe daarmee moet worden omgegaan, staat voor de CDA-fractie nog open.

Gemeenten, vreemdelingenpolitie, UWV, CWI, Arbeidsinspectie (AI), OM, enz. in Zuid-Oost-Brabant en Noord-Limburg werken samen om illegale praktijken aan te pakken, maar de Nederlandse overheid heeft al een aantal keren bot gevangen bij de rechter. Als één schakel in deze keten onvoldoende prioriteit geeft en de zaak niet laat doorgaan, kan het de arbeidsinspecteur of de gemeenteambtenaar niet kwalijk worden genomen dat de zaken anders lopen dan gewenst is. Wat doet de staatssecretaris om het gevoel van demotivatie in Zuid-Oost-Brabant en Noord-Limburg weg te nemen?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris heeft de indruk dat het grootste deel van de Kamer de conclusies uit de tussenevaluatie niet ter discussie stelt. Het gaat erom dat op 1 mei 2006 duidelijkheid moet worden gegeven over de mogelijkheden en de te volgen procedures. Het kabinet is voornemens om snel na de seizoensarbeid in 2005 te beginnen met het op een rij zetten van de nodige gegevens en ruim voor april 2006 hierover aan de Kamer te rapporteren, opdat er nog ruimte is voor discussie. Alle aspecten die tot nu toe in de Kamer aan de orde zijn geweest zullen daarbij worden betrokken. In hoeverre de effecten van de nieuwe WAGA gemeten kunnen worden, is de staatssecretaris nog niet bekend omdat deze wet nog voor behandeling naar de Eerste Kamer moet, maar zij moet wel de nodige aandacht krijgen.

Zzp'ers uit de hele Europese Unie, dus ook zzp'ers uit de MOE-landen, mogen in Nederland opdrachten aannemen. De vraag die daarbij een rol speelt, is of er sprake is van een daadwerkelijke zelfstandigheid of van een verkapte werkgever-werknemersrelatie. In nogal wat situaties proberen Nederlandse opdrachtgevers de tewerkstellingsvergunningsplicht op deze manier te ontduiken. Bij de handhaving moet op basis van de feitelijke situatie worden aangetoond of sprake is van schijnzelfstandigheid. Dat is voor de Arbeidsinspectie een ingewikkelde en arbeidsintensieve taak. Een en ander wordt nog ingewikkelder als werkgevers en/of werknemers de AI geen medewerking verlenen of met een brede juridische ondersteuning proberen om het de inspectie verschrikkelijk moeilijk te maken. Een compliment voor het werk van de inspectie vindt de staatssecretaris hier op zijn plaats. Een zzp'er stelt overigens zijn eigen arbeidsvoorwaarden vast; de cao is op hem niet van toepassing. Is er geen sprake van een werkgever-werknemersrelatie, maar van een verhouding opdrachtgever-opdrachtnemer, dan is er ook geen sprake van een ketenaansprakelijkheid. Ook daarom is het dus belangrijk om de constructie waarbinnen wordt gewerkt, aantoonbaar te maken. Overigens is de ketenaansprakelijk een private aangelegenheid en geen zaak van de overheid.

De omkering van de bewijslast is niet alleen juridisch een zwaar middel, maar naar de inschatting van deskundigen ook een insteek die op nationaal en Europees niveau moeilijk houdbaar is. Een alternatief is om de werkgever te verplichten contracten en allerlei andere relevante gegevens over werknemers te overleggen op het moment dat daarom wordt gevraagd. Niet of onvoldoende meewerken kan daarbij leiden tot een bestuurlijke boete conform de WAV (Wet arbeid vreemdelingen). Deze regeling biedt geen soelaas voor de situatie waarin bijvoorbeeld een Poolse onderneming een opgekochte oogst met eigen werknemers afdoet. De staatssecretaris wil daarom alle beschikbare capaciteit gebruiken om ook hiervoor een oplossing te vinden, maar er zullen altijd mensen zijn die gaten in het net vinden. Over de ontwikkelingen in de uitzendbranche wordt met de branche contact onderhouden. Ook is de overheid nauw betrokken bij de afspraken die worden gemaakt.

De staatssecretaris zegt toe na te gaan of ook langs andere weg dan via het CPB gegevens over de arbeidsmarkt in kaart kunnen worden gebracht. De SER in dezen om een advies vragen vindt hij hetzelfde als met de kalkoen het kerstdiner bespreken. Het lijkt de staatssecretaris wel mogelijk om de verschillende situaties in Europees verband te bekijken. Over een aantal situaties wordt zelfs nu al intensiever contact onderhouden. Ook dat kan nog invloed hebben op het Nederlandse standpunt.

Het aantal mensen dat in Nederland beschikbaar zou moeten zijn voor de arbeidsmarkt lijkt heel groot, maar in de praktijk blijken zij toch niet goed inzetbaar te zijn. Samen met detacheringsbureaus, maar ook via afspraken met werkgevers, CWI, UWV, enz., is een aantal pilots gestart om hier iets aan te doen. Aanvankelijk was de staatssecretaris hierover optimistisch omdat alle partijen enthousiast waren, maar de praktijk blijkt toch ingewikkelder te zijn. Het is geen eenvoudige aangelegenheid, waarvoor veel inspanning nodig is. De staatssecretaris heeft nog geen overzicht, maar hij merkt wel op dat het onmogelijk lijkt dat zoveel mensen met een uitkering niet in de tuinbouw aan de slag komen. Hij geeft een voorbeeld waaruit blijkt dat hieraan bijvoorbeeld medische redenen ten grondslag liggen, maar dit voorbeeld vindt hij zeker niet representatief voor het geheel. Het aantal aanvragen voor een twv in de tuinbouwsector is overigens enorm gegroeid doordat a. de sector af wil van het imago van oneigenlijk gebruik en illegaliteit en b. de verhoogde bestuurlijke boete afschrikt.

De staatssecretaris erkent overigens dat er in verschillende sectoren, waaronder de bouwsector, sprake is van verdringing.

Begin juni 2005 zijn de Nederlandse ideeën voor een notificatiesysteem in Brussel getoetst, maar dat heeft tot nu toe onvoldoende aangrijpingspunten opgeleverd voor het nader invullen van dit systeem. De Europese Commissie heeft al actie ondernomen op een aantal activiteiten van verschillende landen. Ook Nederland is al om inlichtingen gevraagd. Het is daarom van belang na te gaan welke instrumenten hanteerbaar of bruikbaar zijn. Daarbij is haast geboden omdat op korte termijn keuzes moeten worden gemaakt. Meer kan de staatssecretaris hierover niet opmerken opdat de mogelijkheden die er zijn, nog volledig kunnen worden benut. Tegenover de heer Visser merkt hij op dat het type arbeid dat thans in het geding is, veelal arbeid is voor een korte termijn, waarna de arbeidsmigrant weer teruggaat naar het land van herkomst. Daarbij wordt dus geen gebruik gemaakt van de Nederlandse sociale zekerheid, zodat de kosten op dat vlak niet toenemen. Wel worden kosten gemaakt als mensen die een uitkering hebben onnodig niet aan de slag komen.

De staatssecretaris zal nagaan of de regeling in de WAV over het afsluiten van convenanten met de nieuwe EU-lidstaten nog wel zin heeft. Als de regeling geen zin meer heeft, moet zij snel verdwijnen. Of een sector wordt vrijgesteld van de arbeidsmarkttoets wordt bepaald door de raad van bestuur van het CWI. Dat neemt niet weg dat SZW hierover met het CWI discussies kan aangaan, wat de staatssecretaris ook zal doen.

De cijfers die de heer Bakker heeft genoemd over de arbeidsmarktsituatie zijn juist, maar daarmee is niet in beeld gebracht hoeveel arbeidsmigranten niet in Nederland werkzaam zijn door de preventieve werking van het hele «circus». De staatssecretaris gaat er niet omheen dat de AI en de SIOD soms noodgedwongen achter de feiten aanlopen, maar het kabinet heeft daarin geen aanleiding gezien om tussentijds andere conclusies te trekken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Adelmund (PvdA) hoopt van harte dat de certificering bij de uitzendbureaus een succes wordt. De uitzendbureaus hechten zeer aan het aanpakken van misbruik, frauderende uitzendondernemingen en koppelbazen. Het is dus wel degelijk van belang om daar greep op te krijgen, bijvoorbeeld door de antimisbruikwetgeving actiever toe te passen of door de vergunningplicht in te voeren voor de uitzendbureaus die niet willen meedoen aan de certificering.

Zij is er blij mee dat in de notitie die voor april 2006 naar de Kamer wordt gestuurd alle door haar gevraagd aspecten aan de orde komen. Zij wijst in dezen nogmaals op de situatie in de bouw, waar de druk op arbeidstijden, arbeidsomstandigheden en de lonen toeneemt. Om de mensen die daar werken betrokken te houden en een nog grotere vorm van sociale onrust te voorkomen, is het van belang de zaken transparant te maken.

De heer Bakker (D66) constateert dat de leden het erover eens zijn dat uitwassen bestreden moeten worden. De huidige capaciteit kan beter daarvoor worden ingezet dan voor het nog verder reguleren, handhaven en controleren van constructies die min of meer legaal zijn, maar zich bijvoorbeeld niet verhouden met cao's. In feite lopen deze constructies vooruit op het vrij verkeer van werknemers dat uiterlijk in 2011, en als het aan de heer Bakker ligt al in 2006, werkelijkheid zal zijn.

De heer Visser (VVD) heeft begrepen dat het merendeel van de Kamer het wenselijk vindt om de overgangstermijn te gebruiken om in de organisatie te flexibiliseren. Het doel op de lange termijn is het realiseren van een concurrerende arbeidsmarkt en daarbij moet iedereen worden aangesproken. Het denkwerk dat daarvoor nodig is, zal de staatssecretaris zelf moeten doen. De heer Visser hoopt het resultaat daarvan in de aanstaande notitie terug te zien.

De heer Bruls (CDA) hoopt dat over het standpunt dat de staatssecretaris zal formuleren, afstemming heeft plaatsgevonden met de sociale partners en de andere Europese landen. Een goede analyse over het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, gekoppeld aan de feitelijke arbeidsmigratie, is nodig.

Het notificatiesysteem ligt blijkbaar in de prullenbak en aan de omkering van de bewijslast kleven te veel bezwaren. Welke mogelijkheid is er dan wel? Met het alternatief van de staatssecretaris kunnen nog steeds geen Oost-Europese schijnconstructies worden ontmanteld. Het lijkt de heer Bruls een vruchteloze weg om de zzp'ers aan te pakken. Het gaat om de grote jongens die vaak met Nederlandse steun een oogst opkopen of mensen op de bouwplaats zetten. Daar moet iets aan gedaan worden.

De staatssecretaris verwijst de heer Bruls nogmaals naar de brief van 8 juni, waarin toch wel enige duidelijkheid wordt geboden. Hij is het met hem eens dat het openstellen van de grenzen is gekoppeld aan de discussie op Europees niveau. Deze brede context en de invloed daarvan op de Nederlandse arbeidsmarkt zal dan ook deel uitmaken van de analyse.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven