29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2013

Bij brief van 14 januari jl.1 heb ik u geïnformeerd over een schatting van het totaal aantal migranten uit Midden- en Oost-Europa. Volgens prof. dr. Van der Heijden van de Universiteit Utrecht waren er in 2010 maximaal 340.000 migranten uit Midden- en Oost-Europa aanwezig in Nederland. Dit is gebaseerd op cijfers uit een tweetal registraties en een schatting over het aantal niet-geregistreerde migranten in Nederland. Om meer zicht te krijgen op wat de migranten uit de Europese Unie (EU) in Nederland doen en waar ze vandaan komen heeft het kabinet het CBS opdracht gegeven tot de Migrantenmonitor 2007–2012 (migrantenmonitor). In eerdergenoemde brief heb ik u ook geïnformeerd over de eerste resultaten van deze monitor. Op dit moment zijn ook de aangekondigde aanvullingen beschikbaar. Het onderzoek bestaat uit een tabellenset die beschikbaar is via de website van het CBS (www.cbs.nl). Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging uit eerdergenoemde brief om meer informatie te verstrekken over de migrantenmonitor van het CBS.

Achtergrond van het onderzoek

In het onderzoek heeft het CBS gekeken naar personen die volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) geboren zijn in een andere EU-lidstaat en van wie ook minimaal één ouder in het buitenland geboren is. In aanvulling hierop heeft het CBS gekeken naar werknemers die niet bij een gemeente ingeschreven staan, maar volgens de polisadministratie van het UWV wel een nationaliteit van een andere EU-lidstaat hebben. De resultaten uit dit onderzoek geven een ondergrens aan van het aantal mensen uit de EU-lidstaten dat in Nederland woont of werkt. Ze zijn hier immers geregistreerd.

In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt naar herkomstgebied. Er worden gegevens gepresenteerd over alle andere EU-lidstaten minus Nederland (EU-26), de nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa (EU-10) en de kandidaat-lidstaten2.

In deze brief worden cijfers gepresenteerd over alle EU-lidstaten, maar wordt deze groep ook uitgesplitst in drie deelgroepen. Zie hiervoor het kader op de volgende pagina.

EU-26

Alle EU-lidstaten, minus Nederland. Het is daarmee een optelsom van EU-10, de zuidelijke EU-lidstaten en EU-overig.

EU-10

Dit gaat om de nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa: Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië3.

Zuidelijke EU-lidstaten

Griekenland, Italië, Portugal en Spanje.

EU-overig

Dit zijn België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Malta, Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Met name het aantal migranten uit de EU-10 stijgt

Uit figuur 1 wordt duidelijk dat het totaal aantal migranten uit EU-landen stijgt. In het eerste kwartaal van 2007 waren in totaal 435.1304 personen uit een van de 26 andere EU-lidstaten in Nederland geregistreerd in de GBA of de polisadministratie. In het eerste kwartaal van 2012 waren dat er in totaal 587.870. Dat betekent een toename van 152.740 personen in ruim vijf jaar tijd. Deze toename is vooral toe te schrijven aan een stijging van het aantal geregistreerde migranten uit de tien nieuwe lidstaten. Deze groep groeide namelijk met 139.090 personen naar 236.620 personen in het eerste kwartaal van 2012.

Figuur 1: Totaal aantal personen uit de EU-lidstaten die hier wonen of werken.

Figuur 1: Totaal aantal personen uit de EU-lidstaten die hier wonen of werken.

Polen vormen de grootste groep immigranten

De meeste migranten uit de EU-26 komen uit Polen (28%). Daarna volgen Duitsland (23%), België (9%) en het Verenigd Koninkrijk (8%). Een belangrijk verschil tussen de migranten uit Polen en de migranten uit de ons omringende landen, is dat de migranten uit Polen zich hier vooral in de afgelopen jaren hebben gevestigd. De migranten uit Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk wonen hier over het algemeen al langer.

Bulgaren en Roemenen

Prof. dr. Van der Heijden schat het totaal aantal geregistreerde en niet-geregistreerde migranten uit Bulgarije en Roemenie in 2010 op 110.000. Het absolute aantal geregistreerde Bulgaren nam toe van 5550 in 2007 naar 18.080 in 2011. Het aantal geregistreerde Roemenen steeg van 8010 naar 13.610 in deze periode. Het grote verschil tussen het aantal geregistreerde migranten uit Bulgarije en Roemenië en de schatting van prof. dr. Van der Heijden benadrukt de noodzaak om in te blijven zetten op het verbeteren van de registratie, het harmoniseren van databestanden en het aanpakken van illegale tewerkstelling en zwart werk.

Dat niet iedere EU-burger zich registreert, kan gelegen zijn in één of meer van de volgende factoren: migranten verblijven maar kort in Nederland, weten niet hoe lang ze zullen blijven, zijn niet op de hoogte van hun verplichtingen, of kiezen er bewust voor zich niet in te schrijven. Een deel van hen hoeft zich ook niet te registreren, bijvoorbeeld omdat ze hier maar enkele maanden verblijven. Het kabinet onderkent het belang van registratie en is bezig met verschillende maatregelen ter verbetering van registratie van arbeidsmigranten, zoals de inschrijfvoorzieningen voor niet-ingezetenen en alles wat nodig is om deze in gebruik te nemen. Minister Blok heeft u hier onlangs over geïnformeerd.5

Immigratie vanuit Zuid-Europa

Gezien de huidige economische situatie in Griekenland, Italië, Portugal en Spanje is de kans aanwezig dat ook uit deze landen meer mensen naar Nederland zullen komen. Daarom is het goed dat in de migrantenmonitor ook gegevens over migranten uit deze lidstaten beschikbaar zijn. Het totaal aantal mensen afkomstig uit Griekenland, Italië, Portugal en Spanje gevestigd in Nederland in het eerste kwartaal, nam tussen 2007 en 2012 toe met 21% van 60.460 naar 73.300. De groep mensen uit Griekenland kent de grootste procentuele stijging met 37%. Met name sinds 2011 neemt het aantal Grieken toe. Het aantal Portugezen nam met 16% ten opzichte van de andere Zuid-Europese landen het minste toe.

Het grootste gedeelte van de migranten uit de EU-10 werkt

In het onderzoek is door middel van een aantal bronnen onderzocht of migranten in Nederland werken, studeren of een uitkering ontvangen. In figuur 2 wordt aangegeven welk percentage van de migranten in 2010 werkte. In figuur 3 wordt aangeven hoeveel migranten in 2010 schoolgaand waren, een uitkering hadden in het kader van de WW, de bijstand of een arbeidsongeschiktheidsuitkering, 65+ waren of een werkende partner hadden.

Figuur 2: Verhouding werkend/niet-werkend per EU-herkomstgroepering in 2010 (CBS).

Figuur 2: Verhouding werkend/niet-werkend per EU-herkomstgroepering in 2010 (CBS).

Figuur 3: Kenmerken van niet-werkende personen per EU-herkomstgroepering in 2010 (CBS).

Figuur 3: Kenmerken van niet-werkende personen per EU-herkomstgroepering in 2010 (CBS).

Verder blijkt uit het onderzoek dat een gedeelte van de arbeidsmigratie tijdelijke arbeidsmigratie is. In patronen van landen als Polen, Roemenen en Bulgaren is zichtbaar dat een gedeelte van de migranten komt om te werken, en daarna terug keert.

Uitkeringsgebruik door migranten

Het aantal uitkeringen aan personen afkomstig uit een andere EU-lidstaat (EU-26) is de afgelopen vijf jaar in absolute zin licht toegenomen. Dit geldt voor WW-uitkeringen en voor bijstandsuitkeringen. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO-uitkering; WIA, Wajong, WAO, WAZ) is daarentegen licht gedaald. De stijging van het uitkeringsgebruik is in lijn met de toename van het totaal aantal migranten, met name uit Midden- en Oost-Europa.

Figuur 4: Aantal uitkeringen van personen uit de EU-26, ingeschreven in de GBA (CBS).

Figuur 4: Aantal uitkeringen van personen uit de EU-26, ingeschreven in de GBA (CBS).

In de genoemde brief van 14 januari jl. heb ik al aangegeven dat het feit dat het om een beperkt aantal mensen gaat niet betekent dat het kabinet zich niet inspant om een aanzuigende werking van het Nederlandse stelsel te voorkomen. Zo zal Nederland in EU-verband de coördinatieregels inzake de sociale zekerheid – die zijn vastgelegd in enkele verordeningen – aan de orde stellen. Besproken wordt de manier waarop werkloosheidsuitkeringen worden berekend in grensoverschrijdende situaties, de beoordeling van het ingezetenschap en de samenhang met de verblijfsrichtlijn (Richtlijn 2004/38).

Tot slot

Vrij werknemersverkeer is een van de belangrijkste pijlers van de EU. Eén Europa met open grenzen is belangrijk voor Nederland. Nederland kent immers van oudsher een open, internationaal georiënteerde economie. In het algemeen leveren arbeidsmigranten uit andere EU-landen een positieve bijdrage aan onze economie. Maar er zijn ook problemen, en daar wil ik de ogen niet voor sluiten. In de genoemde brief van 14 januari jl. heb ik aangegeven dat het kabinet een advies aan de SER zal vragen over de rol en mogelijke bijdrage van arbeidsmigratie aan de Nederlandse economie in de toekomst, in aanvulling op de inzet van het onbenutte arbeidspotentieel in Nederland, en welke maatschappelijke gevolgen deze arbeidsmigratie met zich mee kan brengen.

De migrantenmonitor van het CBS biedt nuttige informatie over het aantal geregistreerde EU-migranten dat in Nederland woont en/of werkt. Het onderzoek zal dan ook worden geactualiseerd op het moment dat er voldoende nieuwe bestanden beschikbaar komen. Dit is naar verwachting januari 2014. Het groeiende aantal migranten benadrukt de noodzaak van de voortgang van het ingezette beleid in het kader van het project EU-arbeidsmigratie. We moeten ervoor zorgen dat door de te verwachte toename van het aantal arbeidsmigranten niet ook de problemen toenemen. Dit is des te belangrijker met het oog op de openstelling van de grenzen voor Bulgaarse en Roemeense werknemers in 2014. Mede daarom zal ik na de zomer samen met de gemeenten Den Haag, Rotterdam en Westland een top EU-arbeidsmigratie organiseren. Daarnaast blijft het kabinet samen met gemeenten en andere partijen, stevig inzetten op de aanpak van malafide uitzendbureaus en schijnconstructies. Deze maand ontvangt u hierover een voortgangsbrief Aanpak Malafide Uitzendbureaus en voor 1 mei 2013 een actieplan tegen schijnconstructies.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II 2012–2013, 29 407, nr. 153.

X Noot
2

In het onderzoek wordt ook gekeken naar de kandidaat-lidstaten: IJsland, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije. Deze groep bestaat voornamelijk uit mensen met een Turkse achtergrond die al lange tijd in Nederland wonen. In deze brief laten we ze achterwege omdat ze niet vallen binnen de doelgroep EU-migranten.

X Noot
3

Tsjecho-Slowakije valt hier ook onder. Mensen die in Tsjecho-Slowakije geboren zijn, blijven dat land als geboorteland houden.

X Noot
4

Deze cijfers wijken licht af van de cijfers uit onze vorige brief. Dat komt doordat er nog een kleine correctie in de CBS-cijfers is geweest. Daarnaast hebben de cijfers over de meest recente jaren (2010–2012) nog een voorlopige status en daar kunnen in de toekomst ook nog kleine correcties voor plaatsvinden.

X Noot
5

Kamerstukken II 2012–2013, 29 407, nr. 154.

Naar boven