B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 september
2003 en het nader rapport d.d. 9 december 2003, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 13 augustus 2003, no. 03.003193, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Estland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen;
Tallinn, 17 juni 2003, met toelichtende nota.
Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Estland
inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen, Tallinn,
17 juni 2003, bevat handhavingsafspraken waardoor verificatie en controle
mogelijk zijn van gegevens die nodig zijn bij de uitvoering van socialeverzekeringswetten.
Deze afspraken zijn op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet
BEU) noodzakelijk, omdat alleen export van uitkeringen kan plaatsvinden als
de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd. De Raad van State kan zich
met goedkeuring van het Verdrag verenigen. Hij mist echter enkele aspecten
in de toelichtende nota en adviseert daar nog op in te gaan.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 augustus
2003, nr. 03.003193, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 12 september 2003, nr. W12.03.0331/IV, bied ik U hierbij
aan.
1. In het Verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid van betalingen
te kunnen controleren ten aanzien van rechthebbende van een Nederlandse uitkering
die in Estland wonen.1 Aanleiding hiervoor is
de totstandkoming van de Wet BEU.
Ingevolge artikel 37 van de Associatieovereenkomst EG-Estland2 (hierna: Associatieovereenkomst) dienen pensioenen of
renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongeval of beroepsziekte
vrij te worden overgemaakt vanuit de lidstaat, behalve uitkeringen waarvoor
geen premie is betaald. Ingevolge artikel 38 van de Associatieovereenkomst
stelt de Associatieraad passende bepalingen en gedetailleerde regels op ter
uitvoering van de in artikel 37 van de Associatieovereenkomst vermelde doelstelling
en voor de administratieve samenwerking tussen Estland en Nederland.
Een en ander brengt mee dat dezelfde aspecten van sociale zekerheid zowel
in de Associatieovereenkomst als in het Verdrag worden geregeld. De Raad adviseert
in de toelichtende nota een uiteenzetting over de verhouding tussen de desbetreffende
bepalingen uit de Associatieovereenkomst en het Verdrag op te nemen.
1. Aan het advies van de Raad, om een nadere uiteenzetting over de verhouding
tussen de Associatieovereenkomst EG-Estland en het verdrag in de toelichtende
nota op te nemen, is gevolg gegeven.
2. Per 1 mei 2004 zal Estland naar verwachting toetreden tot de Europese
Unie. Deze toetreding heeft onder andere tot gevolg dat de Verordening (EEG)
nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni
1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers
en zelfstandigen alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap
verplaatsen (PbEG L 149) per die datum de onderhavige materie zal beheersen.
De Raad heeft hierover reeds eerder geadviseerd. Hij verwijst naar punt 2
van het advies van 24 april 2003 (no. W12.03.0091/IV).
2. Conform het advies van de Raad is in de toelichtende nota nader ingegaan
op Verordening 1408/71 en de toepassing daarvan in het licht van het verdrag,
nu Estland per 1 mei 2004 toetreedt tot de Europese Unie.
3. Artikel 15, tweede lid, van het Verdrag voorziet in inwerkingtreding
van artikel 4 van het Verdrag per 1 januari 2003 voor het Koninkrijk
der Nederlanden. Deze datum is reeds verstreken. Het gaat dus om de inwerkingtreding
van artikel 4 met terugwerkende kracht. De Raad meent dat dit in de toelichtende
nota nader moet worden toegelicht.
3. Gelet op het advies van de Raad is, inzake de terugwerkende kracht
van artikel 4, een passage met nadere uitleg in de toelichtende nota opgenomen.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot