29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 811 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2020

Tijdens het VAO Verkeerveiligheid van 20 februari jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 57, VAO Verkeersveiligheid) heb ik uw Kamer toegezegd voor de stemmingen van 3 maart a.s. een appreciatie te sturen bij de motie met Kamerstuk 29 398, nr. 798. In deze motie wordt verzocht met het CBR te regelen dat voor een specifieke groep 75-plussers een passende oplossing wordt gevonden om zo spoedig mogelijk in het buitenland te kunnen rijden, en de Kamer voor 1 april 2020 te informeren hoe dit is vormgegeven. Met specifieke groep wordt bedoeld een groep 75-plussers die over de grens wil rijden, in verband met bijvoorbeeld familiebezoek, mantelzorg of vakantie. Motie met Kamerstuk 29 398, nr. 806 – die oordeel Kamer heeft – vraagt in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om 75-plussers die naar het buitenland willen, versneld te kunnen helpen en daarbij aan te geven wat de effecten zijn op de andere mensen. Met deze brief ga ik hier tevens op in.

Zoals ik heb gemeld tijdens het VAO begrijp ik de verzoeken. Tegelijk is het van belang de effecten hiervan goed in beeld te hebben zodat een zorgvuldige afweging kan worden gemaakt over de wenselijkheid van zo’n maatregel, rekening houdend met de belangen van alle mensen die een beroep doen op de dienstverlening van het CBR. Tijdens het reces heeft het CBR op mijn verzoek in kaart gebracht wat de consequenties zijn van het verruimen van deze criteria naar familiebezoek, mantelzorg en vakantie, voor de dienstverlening van het CBR.

Op basis van de informatie van het CBR ontraad ik de Kamer om motie met Kamerstuk 29 398, nr. 798 op dit moment aan te nemen. Ik begrijp de achtergrond van deze motie en zou zelf ook graag iedere 75-plusser die in het buitenland wil rijden willen helpen, maar de impact als gevolg van het verruimen van de criteria zal naar verwachting groot zijn. Het uitvoeren van deze motie betekent dat mensen vaker met een verlopen rijbewijs zullen worden geconfronteerd en langer moeten wachten op een besluit.

Met de invoering van de AMvB administratieve verlenging voor 75-plussers is gepoogd een balans te vinden tussen een oplossing voor 75-plussers en een tijdige afhandeling van de aanvragen van andere mensen. Als het CBR meer mensen terugzet naar de reguliere behandeling, dan dreigt het beoogde effect van de AMvB deels (en mogelijk zelfs volledig) teniet te gaan.

Op dit moment hanteert het CBR vier criteria om 75-plussers die daarom vragen terug te zetten vanuit de AMvB in de reguliere behandeling. Deze criteria zijn ook aan uw Kamer en aan de Eerste Kamer gemeld:

  • een ernstig ziek familielid in het buitenland

  • het overlijden van een familielid in het buitenland

  • werkzaam zijn in het buitenland

  • overige schrijnende gevallen, zoals mensen die afwisselend een periode in Nederland en een periode in het buitenland wonen.

Het CBR geeft aan dat zij vanaf december 2019 tot en met januari 2020 circa 3.000 75-plussers op hun verzoek, en conform de criteria zoals hierboven genoemd, teruggezet heeft in de reguliere behandeling. In februari is dit aantal opgelopen tot circa 750 – 800 75-plussers per week. Dit aantal leidt ertoe dat de doelstelling voor het terugbrengen van het aantal verlopen rijbewijzen naar genormaliseerd niveau (circa 5.000), en het terugbrengen van de doorlooptijd naar 10 weken, op dit moment met 2 tot 4 weken wordt vertraagd ten opzichte van de prognoses uit september 2019. Beide doelstellingen zullen pas in april worden gerealiseerd. De mogelijkheid dat deze vertraging zich voor zou doen, werd gemeld in de maandrapportage van het CBR over januari 2020.1

Hoe groot het daadwerkelijke aantal 75-plussers is dat gebruik zou maken van de verruimde criteria is door het CBR niet in te schatten. Het CBR geeft aan dat voor iedere 500 75-plussers die per week extra worden teruggezet (bovenop de 750–800 die nu reeds worden teruggezet) rekening gehouden moet worden met een additionele vertraging van tenminste 1 tot 2 weken bovenop de hierboven genoemde vertraging. De afgegeven prognose van het CBR van september 2019 komt in dat geval nog verder onder druk te staan. Het terugdringen van het aantal verlopen rijbewijzen en het verkorten van de doorlooptijden voor dossiers van examenkandidaten, tussentijdse melders, mensen met een aandoening en 75-plussers die buiten de AMvB vallen, zal minder snel gaan. Het CBR zou het vraagstuk graag opnieuw beoordelen over 2–3 maanden als naar verwachting het aantal verlopen rijbewijzen op genormaliseerd niveau is gekomen en de doorlooptijden verder zijn teruggelopen. Op dat moment zou een verruiming van de criteria mogelijk minder negatieve effecten hebben.

Wanneer het CBR in april het aantal verlopen rijbewijzen heeft teruggebracht op een genormaliseerd niveau en de doorlooptijden zijn teruggebracht naar 10 weken, zal ik het CBR vragen opnieuw te kijken naar de mogelijkheden voor verruiming van de criteria. Bij de CBR maandrapportage over april die medio mei naar uw Kamer gestuurd zal worden, kom ik hierop terug. Daarnaast heb ik België, Frankrijk en Duitsland inmiddels gevraagd of het mogelijk is dat hun handhavers de administratieve verlenging kunnen accepteren. Van Frankrijk heb ik inmiddels begrepen dat zij dit niet kunnen doen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 29 398, nr. 809

Naar boven