nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2004
Per brief van 2 april 2004 heeft de Kamer aan de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksaangelegenheden (BZK) gevraagd om in overleg met de andere
wegbeheerders en overige betrokken organisaties na te gaan of een uniforme
aanpak mogelijk is ten aanzien van de plaatsing van gedenktekens voor verkeersslachtoffers.
Op 18 juni 2004 (bzk0400406) heeft de minister van BZK u gemeld dat
de minister van Verkeer en Waterstaat inmiddels initiatief genomen heeft voor
het bovengenoemde overleg. Verwacht werd dat de resultaten in augustus aan
de Kamer konden worden gemeld.
De betrokken organisaties hebben aan Verkeer en Waterstaat gevraagd om
een voorstel voor een uniforme aanpak te doen. Dit voorstel is gedaan en de
eerste reacties waren positief. Enkele organisaties hebben echter meer tijd
nodig dan ik had ingeschat voor overleg met hun achterban. Ik verwacht dat
ik in oktober 2004 alle reacties binnen heb en u de resultaten kan melden.
Vooruitlopend daarop hanteer ik vanaf heden voor mijzelf de volgende lijn.
Wanneer een verkeersdeelnemer is verongelukt, ontstaat bij nabestaanden
soms de wens om de plek waar hun dierbare een ongeval heeft gehad te gedenken
met bloemen, een kruis of een aandenken. Dit kan helpen bij de rouwverwerking.
Ik heb begrip voor deze wens en wil hier zo veel als mogelijk toestemming
voor verlenen. Daarnaast kunnen gedenktekens bijdragen aan verhoging van het
veiligheidsbesef van de weggebruikers.
Ik stel hieraan wel de volgende randvoorwaarden.
Een gedenkteken mag alleen daar geplaatst en bezocht worden waar het de
verkeersveiligheid niet in gevaar brengt. Dit gevaar kan veroorzaakt worden
doordat het gedenkteken voorbijgangers afleidt van hun rijtaak, doordat er
obstakels in de berm staan of doordat er voertuigen stoppen bij het gedenkteken
voor bezoek of onderhoud.
Voorafgaand aan een besluit van de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat,
om wel of geen vergunning te verlenen voor het oprichten van een gedenkteken
op een bepaalde locatie, zal dus nagegaan moeten worden of de verkeersveiligheid
van weggebruikers hierdoor niet in gevaar komt. Een gedetailleerd afweegkader
hiervoor is er niet. Dat is maatwerk en hangt af van lokale omstandigheden
en de vorm en grootte van het gedenkteken. Daarom ben ik er geen voorstander
van om een regeling hiervoor te ontwerpen.
Weggedeelten waar met hoge snelheid gereden wordt en/of waar de situatie
ter plekke bijzondere aandacht vraagt van de weggebruiker zijn zelden veilige
plekken zijn om een gedenkteken te plaatsen. Dit is het grootste gedeelte
van het rijkswegennet. In veel gevallen zal daarom gezocht moeten worden naar
een alternatieve plek voor een gedenkteken. Te denken valt aan verzorgingsplaatsen,
bermen langs parallelwegen of plekken in de berm die via het onderliggend
wegennet bereikbaar zijn. Het streven is om in overleg tussen de nabestaanden
en de wegbeheerder een locatie te zoeken die zo dicht mogelijk ligt bij de
plaats van het ongeval.
Een andere voorwaarde is dat bij de beoordeling van het verzoek tot plaatsing
van een gedenkteken bepaald zal worden hoe lang het mag blijven bestaan. Ook
dit zal maatwerk zijn. Het hangt met name af van de duurzaamheid van het gedenkteken
zelf, in hoeverre het doel is om één ongeluk te herdenken dan
wel dat het een algemener karakter heeft en van de mate waarin het gedenkteken
wordt bezocht en onderhouden.
Ik stel ook als voorwaarde dat gedenktekens geen belemmering mogen opleveren
voor wegwerkzaamheden aan de weg. Als hiervoor het gedenkteken verplaatst
moet worden, zal in overleg met de nabestaanden een zo goed mogelijke nieuwe
locatie worden gezocht.
De laatste randvoorwaarde is dat de kosten voor het maken en het plaatsen
van het gedenkteken in beginsel voor rekening is van de nabestaanden of –
indien het gedenkteken een meer algemeen karakter heeft – mede van de
organisatie die het gedenkteken plaatst. Het onderhoud van het gedenkteken
is de verantwoordelijkheid van en komt voor rekening van de personen of organisatie
die het gedenkteken geplaatst hebben.
Zoals gezegd zal ik deze lijn vanaf nu toepassen op het hoofdwegennet.
Ik hoop dat de andere wegbeheerders zullen volgen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs