nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14, onderdeel E, onder 2, komt te luiden:
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het is verboden met een buitenlands schip als bedoeld in artikel 8b
een haven te verlaten indien het schip niet voorzien is van een geldig certificaat
of document als bedoeld in artikel 8b, eerste of tweede lid.
3. Het is verboden om met een schip of een buitenlands schip een haven
te verlaten indien dat schip niet is voorzien van alle geldige certificaten
of documenten die zijn vereist op grond van een bij ministeriële regeling
aangewezen rechtstreeks in al zijn onderdelen verbindend besluit van een of
meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk.
B
Artikel 14, onderdeel F, komt te luiden:
F
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikel 13, eerste lid,» vervangen
door: artikel 13, eerste of derde lid,.
2. In het eerste lid worden, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel
h, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. indien het schip niet is voorzien van alle geldige certificaten of
documenten die zijn vereist op grond van een bij ministeriële regeling
aangewezen rechtstreeks in al zijn onderdelen verbindend besluit van een of
meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk met betrekking
tot de voorkoming van verontreiniging door schepen;
g. in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen en voorzover
het een buitenlands schip betreft dat zich in een Nederlandse haven bevindt: wegens het niet voldoen aan krachtens de artikelen 7, vierde lid, 8b,
eerste of tweede lid, onder a, of 10, derde lid, gestelde regels;.
3. In het tweede lid wordt «onderdelen d tot en met f» vervangen
door: onderdelen d, e, f en h.
C
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming
verontreiniging door schepen «en 35a, derde lid,» vervangen door:
35a, derde lid, en 36a, eerste lid;.
2. Onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet voorkoming
verontreiniging door schepen na «10, eerste lid, onder b en d,»
ingevoegd: 10 vierde lid, jo. artikel 10, eerste lid, onder b en d,.
Toelichting
Onderdeel A strekt er toe om een nieuw derde lid toe te voegen aan artikel
13 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (verder: Wvvs); het
in onderdeel A opgenomen tweede lid van dat artikel was reeds opgenomen in
het onderhavige wetsvoorstel. Met het nieuwe derde lid wordt een omissie in
het onderhavige wetsvoorstel hersteld. Het huidige artikel 13 Wvvs bevat het
verbod om met een schip dat ingevolge die wet certificaatplichtig is, een
haven te verlaten indien dat schip niet is voorzien van het vereiste geldige
certificaat. In artikel 14, onderdeel E, van het wetsvoorstel is het overeenkomstige
verbod voor buitenlandse schepen opgenomen. Ten onrechte was niet voorzien
in het verbod een haven te verlaten indien een schip, ongeacht de vlag die
het voert, niet is voorzien van een certificaat of document waarover het op
grond van een verordening van een of meer van de instellingen van de Europese
Unie moet beschikken. Dit wordt hersteld in de in onderdeel A aangebrachte
wijziging.
De in de onderdelen B en C aangebrachte wijzigingen zijn van wetstechnische
aard. Het wetsvoorstel buitenlandse schepen bevat een aantal wijzigingen van
de Wvvs en, in relatie daarmee, van de Wet op de economische delicten. Bij
de Tweede Kamer zijn nog twee andere wetsvoorstellen tot wijziging van genoemde
wetten ingediend. Een van die wetsvoorstellen is het voorstel van wet, houdende
wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op
de economische delicten in verband met richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende
havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332)
(Kamerstukken II 2003/04, 29 400). In die wetsvoorstellen worden deels
dezelfde artikelen gewijzigd. Er is derhalve een voorziening voor deze samenloop
van wijzigingen nodig ten einde zeker te stellen dat de beoogde wijzigingen
ook daadwerkelijk tot stand komen. De onderdelen B en C strekken daartoe.
Daarbij is er van uitgegaan dat laatstgenoemd wetsvoorstel eerder tot wet
zal zijn verheven en eerder in werking zal treden dan het onderhavige wetsvoorstel.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs