Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2014
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij bij brief van
13 februari 2014 gevraagd te reageren op de suggestie om een uitzondering te maken
op het voorgenomen beleid voor de langdurige zorg om, onder voorwaarden, kleine zorgcentra
in plattelandsgemeenten een «kleinezorgtoeslag» toe te kennen.
Zoals in het debat van 20 februari 2014 toegezegd (Handelingen II 2013/14, nr. 57, item 28), heb ik bij de ontwikkeling van de bestaande woningvoorraad samen met Minister Blok
speciale aandacht voor ondermeer de ontwikkeling van de woningvoorraad op het regionale
niveau, ook voor de krimpregio’s, en de leefbaarheid van de kleine kernen.
In de motie van 4 maart 2014 van het lid Keijzer (Kamerstuk 29 389, nr. 67) wordt in lijn met het verzoek d.d. 13 februari jl. gevraagd om een onderzoek naar
een kleinezorgcentratoeslag. Deze motie is destijds door uw Kamer bij stemmingen van
4 maart 2014 verworpen.
De Raad voor de Leefomgeving en de Infrastructuur heeft gewezen op mogelijke knelpunten
in de beschikbare woningvoorraad bij het wegvallen van bestaande zorgvoorzieningen.
Ik heb mij destijds niet willen vastleggen op het instrumentarium van een toeslag
of het zonder meer in stand houden van een zorginstelling. Het punt dat maatwerk niettemin
nodig is, ook voor krimpregio’s en kleine kernen, deel ik.
Via de regiotafels en in het aanjaagteam van de heer Norder zullen knelpunten uit
de praktijk boven komen en worden besproken, zoals aangekondigd in mijn brief van
4 juni 2014, Transitieagenda Langer zelfstandig wonen. Via verbetering van regionale samenwerking kunnen knelpunten zichtbaar worden gemaakt
en integrale oplossingen worden gevonden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn