Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2013
In uw brief van 12 september jl. vraagt u om een reactie van het kabinet op het rapport
«Met zorg ouder worden» van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)1. Het SCP heeft dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS. Graag
ga ik kort in op de uitkomsten van het rapport. Ook wil ik aangeven welke relevantie
het onderzoek heeft voor mijn beleid.
Doel van het onderzoek
Vaak gaat het ouder worden gepaard met een toenemend zorggebruik. Maar niet bij alle
ouderen is dat in dezelfde mate het geval. Er zijn vitale ouderen die over een langere
periode een relatief lichte zorgvraag hebben en er zijn ouderen die geleidelijk of
plotseling zwaardere zorg gaan ontvangen. Het eerste doel van het onderzoek was om
te analyseren hoe het zorggebruik van licht naar zwaar er nu eigenlijk uitziet. Centrale
vraag is welke patronen zijn te onderscheiden in het gebruik van hulp en ondersteuning
door ouderen over een periode van 10 jaar en welke gemeenschappelijke kenmerken ouderen
hebben die deze zorgtrajecten volgen.
Uitkomsten van het onderzoek
Het SCP heeft een duidelijk herkenbare hiërarchie gevonden in de ontwikkeling van
het zorggebruik van ouderen. Vaak begint zorggebruik met een bezoek aan de huisarts.
De zwaarste vorm van zorg is opname in een tehuis. Het SCP onderscheidt 8 stadia van
toenemende zorgzwaarte.
Vervolgens heeft het SCP de individuele veranderingen in zorggebruik over 10 jaar
geanalyseerd op veelvoorkomende en onderscheidende patronen. Dit zijn de zorgtrajecten.
Het SCP heeft geconstateerd dat er 5 veel voorkomende zorgtrajecten zijn te onderscheiden.
Bij ieder traject heeft het SCP een herkenbare beschrijving gemaakt van het profiel
van de ouderen die het betreffende zorgtraject volgen. Daarbij is gekeken naar demografische
en sociaaleconomische kenmerken, kenmerken van gezondheid en kenmerken van de sociale
context en de woonomgeving.
Kort samengevat blijkt dat een derde van de 65-plussers op een vrij stabiel niveau
zorg ontvangt gedurende 10 jaar en bij tweederde van de ouderen er sprake is van een
toenemende zorgvraag. Kenmerkend voor de groep vitale ouderen is dat zij goede hulpbronnen
hebben, zoals hoge opleiding, een groot en stabiel sociaal netwerk, gevoel van eigen
regie en hoger inkomen.
Beleidsrelevantie
De patronen van zorggebruik hebben inhoudelijke betekenis voor het beleid. Dit is
erop gericht om ouderen langer vitaal te houden zodat zware zorg in een te vroeg stadium
zoveel mogelijk wordt voorkomen. Uit het onderzoek komt naar voren dat hulpbronnen
een belangrijke rol spelen. Van invloed zijn de opleiding, een groot en stabiel sociaal
netwerk, gevoel van eigen regie en hoger inkomen. Zij vormen het sociale kapitaal
van de ouderen. Niet alleen de gezondheidssituatie, maar vooral het kleiner wordende
sociale netwerk en ingrijpende levensgebeurtenissen zoals verhuizing en overlijden
van de partner zijn risicofactoren voor een toenemend zorggebruik. Het is van belang
dergelijke processen in de levenslopen van ouderen goed te begrijpen. Het onderzoek
draagt daarom bij aan de kennis van gemeenten, verzekeraars en rijk om effectief en
samenhangend beleid te voeren op het gebied van zorg, wonen en welzijn. Hierdoor kunnen
ouderen langer vitaal en zelfstandig blijven en wordt de zorg doelmatiger en beter.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn