29 389
Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

nr. 25
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2010

Tijdens de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 36, blz. 3436–3455 en 3458–3487) heb ik toegezegd om de Kamer een brief te sturen waarin ik nader zou ingaan op een aantal zaken met betrekking tot de AOW-partnertoeslag. Met voorliggende brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.

Een AOW-gerechtigde kan – afhankelijk van het inkomen van de partner – recht hebben op een partnertoeslag. Reeds in 1995 heeft de regering besloten de partnertoeslag vanaf 2015 voor alle nieuwe AOW-gerechtigden af te schaffen, zonder verzachtende maatregelen voor specifieke groepen. De achtergrond van deze maatregel betrof de verdergaande individualisering en de emancipatie van vrouwen.

In de SZW-begroting voor 2010 kondigt de regering twee maatregelen aan op het terrein van de partnertoeslag vanaf 2011, te weten een generieke korting van 6% op de partnertoeslag voor zowel lopende als nieuwe AOW-uitkeringen en het afschaffen van de partnertoeslag alleen voor nieuwe AOW’ers met een partner beneden de 55 jaar. Deze laatste maatregel moest vooral gezien worden in het licht van bevordering van de arbeidsparticipatie.

Tijdens de begrotingsbehandeling is er uitgebreid gesproken over met name de vervroegde afschaffing voor de groep met partners tot 55 jaar. Daarbij heeft de Kamer ondermeer aangegeven dat men de termijn tussen het moment van aankondigen en het moment van inwerkingtreden van de maatregel erg kort vindt. Ook vanuit de burger zijn dergelijke signalen gehoord. Ik heb begrip voor de aangevoerde argumenten. Gelet op deze discussie in de Kamer zal ik in de begroting aangekondige vervroegde afschaffing van de partnertoeslag voor AOW’ers met partners tot 55 jaar niet in een wetsvoorstel omzetten.

Financiële consequenties

Het laten vervallen van deze maatregel leidt tot besparingsverliezen vanaf 2011. Ter compensatie zal de voorgenomen generieke korting voor lopende en nieuwe gevallen vanaf 2011, worden verhoogd van 6% naar 8%. Overigens zal de generieke korting, zoals ook al is aangekondigd in de begroting, niet gelden voor mensen met een huishoudinkomen tot € 20 000. De extra opbrengst van de verhoging van de generieke korting naar 8% weegt niet volledig op tegen de gederfde besparingen bij het loslaten van de maatregel om de toeslag voor AOW’ers met partners tot 55 jaar vervroegd af te schaffen. Het verschil zal worden betrokken bij de besluitvorming over de begroting 2011. Bij die begroting zal ik de Kamer dan ook informeren hoe dit wordt opgelost.

Voorlichting, Kamervragen van de heer Omtzigt

Tot slot ga ik hierbij nog in op kamervragen die mij schriftelijk zijn gesteld door de heer Omtzigt in verband met de partnertoeslag-maatregelen (kenmerk 2009Z24997). De heer Omtzigt vraagt mij of ik de STER-reclame over de afschaffing van de partnertoeslag per 1 januari 2015 ken, en waarom er in deze spot niets wordt verteld over de «2011-maatregel». Bij deze kan ik de heer Omtzigt melden dat dit alles te maken heeft met het huidige besluitvormingsproces waar ook deze brief onderdeel van uitmaakt. Massamediale middelen zoals bijvoorbeeld radiospots worden niet ingezet als het gaat om nog niet door de Tweede Kamer aanvaard beleid. Op de website van het ministerie en Postbus 51 wordt wel gewezen op de voorgenomen maatregel.

De staatssecretaris van Sociale Zaken, en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven