29 389
Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

nr. 23
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 februari 2010

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, heeft een van de fracties de behoefte om over de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 november 2009 inzake het voorstel van de gemeente Duiven over samenwonen in relatie tot de AOW (Kamerstuk 29 389, nr. 21) enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 17 december 2009 aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 1 februari 2010 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Jonker

Adjunct-griffier van de commissie,

Van de Wiel

I Vragen en opmerkingen

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de gemeente Duiven over aanpassing van het begrip samenwonen in relatie tot de Algemene Ouderdomswet (AOW) alsmede van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin zij ingaat op het verzoek van de gemeente Duiven.

De leden van de SP-fractie zijn het in beginsel eens met de opvatting van de staatsecretaris dat het niet gerechtvaardigd is om in de situatie dat ouderen gaan samenwonen vanwege een tekort aan geschikte woningen wel een ongehuwden pensioen toe te kennen en dat in andere situaties van samenwonen niet te doen. Daarbij houden de leden van de SP-fractie rekening met het gegeven dat er, zoals door de staatssecretaris uiteengezet, een tweetal mogelijkheden zijn die wellicht een uitkomst bieden voor het door de gemeente Duiven geschetste probleem. Wel hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen:

1

Hoeveel mensen maken gebruik van de twee door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden, graag wordt inzicht verkregen per regeling.

2

Is de staatssecretaris de opvatting toegedaan dat deze regelingen op voldoende wijze naar de doelgroepen worden gecommuniceerd of ziet de staatssecretaris nog mogelijkheden om deze regelingen meer onder de aandacht van mensen te brengen?

3

Is het wellicht mogelijk om op andere wijze een financiële tegemoetkoming aan deze mensen te verstrekken bijvoorbeeld door kortingen in rekening te brengen op de door deze mensen verschuldigde zorgpremies; zij verstrekken immers mantelzorg die voor zorgverleners besparingen opleveren?

II Reactie

De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel mensen samenwonen waarbij het AOW-pensioen niet wordt verlaagd naar een gehuwdenpensioen, vanwege een zorgrelatie of een commerciële relatie.

De SVB geeft aan dat het niet mogelijk is om vast te stellen hoeveel mensen samenwonen op basis van een commerciële relatie, omdat ze hier geen centrale gegevens over bijhouden. Met betrekking tot samenwonen op basis van een zorgrelatie, zijn wel cijfers bekend aangezien de aanvraagprocedure hiervoor anders verloopt. Bij de SVB zijn 54 gevallen bekend waarbij een ongehuwdenpensioen wordt verstrekt aan samenwonende AOW’ers vanwege een zorgrelatie.

Verder vraagt de SP-fractie of deze regelingen voldoende naar buiten worden gecommuniceerd.

Bij de aanvraag voor de AOW zit een brochure met informatie over de AOW. In deze brochure staat informatie over de hoogte van het AOW pensioen, dat afhankelijk is van de samenstelling van het huishouden. Voor een toelichting op hoe de SVB samenwonen definieert wordt verwezen naar de brochure «Samenwonen .... of niet». Deze brochure kan bij de SVB worden aangevraagd en is op de website www.svb.nl beschikbaar. Op deze website is ook meer informatie te vinden over de voorwaarden voor een commerciële relatie of een zorgrelatie. Tevens worden hier voorbeeldcontracten aangeboden voor samenwoning op commerciële basis. Daarnaast stuurt de SVB elk halfjaar het magazine «Uw AOW/Anw» naar alle AOW-gerechtigden, waarbij regelmatig aandacht wordt geschonken aan samenwonen, commerciële relatie en zorgrelatie. Gegeven het bovenstaande, ben ik van mening dat de regelingen rondom samenwonen in de AOW voldoende onder de aandacht worden gebracht.

Tot slot is de vraag gesteld of het mogelijk is om op een andere wijze een financiële tegemoetkoming aan deze mensen te bieden, bijvoorbeeld door kortingen in rekening te brengen op de door deze mensen verschuldigde zorgpremies: zij verstrekken immers mantelzorg die voor zorgverleners besparingen opleveren.

Naast de hiervoor al genoemde mogelijkheid waarbij het AOW-pensioen niet wordt verlaagd naar een gehuwdenpensioen vanwege een commerciële relatie of een zorgrelatie, bestaan er ook instrumenten die nauwkeurig gericht zijn op mensen die mantelzorg verlenen, waarmee het kabinet mantelzorg probeert te stimuleren. Zo bestaat er een mantelzorgcompliment ter hoogte van €250,- waarbij mensen die in aanmerking komen voor AWBZ-zorg een compliment kunnen geven aan hun mantelzorger. Ook kan de mantelzorger – als hij of zij AWBZ-geïndiceerde zorg levert – een vergoeding ontvangen voor de geleverde zorg. De zorgbehoevende betaalt dan vanuit het persoonsgebonden budget, wat vanuit AWBZ-middelen gefinancierd wordt, deze vergoeding aan de mantelzorger.

Zoals ik in mijn brief van 20 november 2009 heb aangegeven is het niet gerechtvaardigd om in situaties waarbij ouderen gaan samenwonen en daarbij ook mantelzorg aan elkaar bieden, wel een ongehuwdenpensioen toe te kennen en in andere situaties van samenwonen dat niet te doen. Dit leidt tot strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.

De waarde die ik hecht aan gelijke behandeling van AOW’ers, alsmede de al bestaande mogelijkheden binnen de AOW om het AOW-pensioen voor samenwonende AOW’ers niet te verlagen naar het gehuwdenpensioen en de aanwezigheid van compensatiemiddelen voor mantelzorgers, maken dat ik daarnaast geen reden zie om op een andere wijze een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan AOW’ers die gaan samenwonen en tegelijkertijd mantelzorg gaan bieden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GL), Blok (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), voorzitter, Ulenbelt (SP), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Luijben (SP), Spekman (PvdA), Koppejan (CDA), Ortega-Martijn (CU), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Vermeij (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Lempens (SP), ondervoorzitter, Vos (PvdA) en Meeuwis (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Sap (GL), De Krom (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Pieper (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Linhard (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), De Wit (SP), Elias (VVD), Bosma (PVV), Irrgang (SP), Tang (PvdA), Joldersma (CDA), Cramer (CU), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heerts (PvdA), Biskop (CDA), Gerkens (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).

Naar boven