Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2020
Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Molen en Paternotte1, wil ik u middels deze brief informeren over het toepassen van maatwerk bij de toelating
tot bacheloropleidingen van aspirant-studenten waarbij de vooropleiding niet geheel
aansluit op de toelatingseisen zoals die landelijk zijn afgesproken.
De toegankelijkheid van het hoger onderwijs blijft een belangrijk thema en is een
doorlopend punt van aandacht in mijn gesprekken met de Vereniging Hogescholen (VH)
en de Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU). Ik wil graag in gesprek met
deze partijen om goed duidelijk te krijgen hoe we hun bestaande ruimte voor maatwerk
verder kunnen verbreden en/of verbeteren. Ik zal hierna kort toelichten hoe die bestaande
ruimte er uit ziet.
Waar nodig laat ik ook de ruimte open om wet- en regelgeving aan te passen. Over de
uitkomst van de gesprekken met de VH en VSNU en de concrete voornemens om de motie
van de leden Van der Molen en Paternotte ten uitvoer te brengen, zal ik uw Kamer nog
nader informeren.
Huidige regelgeving
Zoals in de motie is benoemd, gelden voor een aantal opleidingen in het hoger onderwijs
nadere vooropleidingseisen voor toelating tot de bacheloropleiding, naast het havo-
of vwo-diploma.2 Dit komt met name voor bij specialistische opleidingen die bepaalde voorkennis vereisen
van de student om de opleiding succesvol te kunnen doorlopen en daarmee uitval te
beperken. Deze nadere vooropleidingseisen zijn vastgelegd in de Regeling aanmelding
en toelating hoger onderwijs (Ratho). De nadere vooropleidingseisen gelden bij alle
instellingen die de betreffende opleiding aanbieden en kunnen niet gewijzigd worden
zonder unanieme instemming van alle instellingen waar die opleiding wordt gegeven.
Deze vooropleidingseisen worden door de instellingen gezamenlijk vastgesteld en voortdurend
aangepast waar nodig ten behoeve van een goede aansluiting vanuit het vo. Deze nadere
vooropleidingseisen gelden niet meer voor studenten die vanuit het mbo doorstromen
naar het hbo3.
De huidige wet biedt ruimte aan instellingen om maatwerk toe te passen bij de toelating
tot bacheloropleidingen die nadere vooropleidingseisen hebben. Opleidingen kunnen
aspirant-studenten die niet het juiste vakkenpakket hadden bij hun eindexamen, de
mogelijkheid bieden via een deficiëntietoets alsnog toegelaten te worden4 De onderwijsinstelling bepaalt daarbij zelf de vorm en inhoud van de toets. Deze
toets moet met succes worden afgerond voor de start van de opleiding.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij ministeriële regeling opleidingen aan te
wijzen waarbij de onderwijsinstelling bepaalt dat de deficiëntie kan worden weggewerkt
na aanvang van de studie, maar uiterlijk voor de afronding van de propedeuse.5 Op dit moment zijn in de ministeriële regeling twee wo-opleidingen opgenomen die
de mogelijkheid bieden om tijdens de propedeutische fase deficiëntie(s) weg te werken6. Iedere opleiding (indien meerdere instellingen een zelfde opleiding aanbieden moet
dat dat wel unaniem gebeuren) heeft de mogelijkheid een verzoek in te dienen bij de
Minister om van hiervan gebruik te maken. Het is in beginsel mogelijk om alle opleidingen
toe te staan haar studenten tijdens de propedeuse de kans te geven deficiënties weg
te werken zonder dat daarvoor dit speciale verzoek nodig is. Daartoe zou de wet (art.
7.25, vijfde lid, WHW) gewijzigd moeten worden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven