29 387
Herziening hoofdstuk 5 Telecommunicatiewet (graafrechten)

nr. 8
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 juli 2005

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 november 2004 (Kamerstuk 29 387, nr. 6) inzake het Beleidskader verplichte informatie-uitwisseling kabels en leidingen enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2005 aan de minister voorgelegd. Bij brief van 11 juli 2005 zijn ze door de minister van Economische Zaken beantwoord.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De adjunct-griffier van de commissie,

De Veth

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief. Deze leden hebben de volgende vragen.

Bent u van mening dat KLIC alle beheerders van leidingen moet bewegen de beschikbaarheid van liggingsgegevens van leidingen te verbeteren? Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om de meest relevante gegevens beschikbaar te stellen aan betrokkenen?

De grondroerder heeft volgens het voorstel de plicht om kabels en leidingen op de graaflocatie te lokaliseren en ook verder zorgvuldig te werken. Op welke instrumenten kan de grondroerder een beroep op doen? Hoe kan de grondroerder garanderen dat sprake is van zorgvuldigheid als onvoldoende zicht is op de ligging van kabels en leidingen?

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met onderbrenging van KLIC bij het Kadaster. Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de positie van KLIC en die van het Kadaster? Met welke marktpartijen hebben KLIC en Kadaster nu en in de toekomst te maken? Waar ligt de juridische aansprakelijkheid in het geval van calamiteiten? Ligt die bij het Kadaster, KLIC of de betreffende gemeente?

Het draagvlak voor de voorgestelde plannen is breed aanwezig. Heeft ACTAL ook een oordeel gevormd over de mogelijk financiële gevolgen en zo ja, hoe worden die ingeschat?

PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met enthousiasme kennisgenomen van voorliggende brief. Zij willen de minister een compliment maken over dit beleidskader, dat zeer helder weergeeft wat het probleem is en waarom het moet worden opgelost. Zij steunen de uitgezette lijn grotendeels. Zo vinden zij het goed dat wordt uitgegaan van een verplichtend systeem en dat het informatiesysteem organisatorisch zal worden ondergebracht bij het Kadaster. Wel hebben deze leden een aantal vragen. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid begrijpen zij dat het praktisch en juridisch handiger is als de beheerders zelf verantwoordelijk blijven voor de kwaliteit van de informatie. Maar is het vanwege het publieke belang van de externe veiligheid echter niet zo dat de overheid ook een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de door beheerders beheerde liggingsgegevens? Waarom wordt hier dan niet voor gekozen? En is het niet beter om op termijn de informatie over de ligging van kabels en leidingen ook in het systeem zelf op te nemen?

Verder zijn deze leden kritisch ten aanzien van het uitvoeringstempo. Waarom heeft het kabinet er twee jaar over gedaan om deze plannen te bedenken en op te schrijven? Het is ingewikkelde materie, maar twee jaar lijkt nergens voor nodig. Bovendien wijkt de nu gepresenteerde beleidslijn nauwelijks af van de geschetste beleidslijn van december 2003. Wat is er sindsdien gebeurt? Nu duurt het bovendien nog een jaar voordat de wet bij de kamer komt. Vindt de regering het niet urgent?

Verder vragen deze leden zich af wat de minister van de suggestie vindt, van het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen om alle ondergrondse objecten in het systeem op te nemen. Waarom is hier niet voor gekozen? De leden van de PvdA-fractie vragen zich ten slotte af wat de minister van het idee vindt om op termijn het ondergrondse kadaster te integreren met het bovengrondse Kadaster. Kan de Minister aangeven welke voordelen dit zou opleveren en waarom er nu voor is gekozen om dit niet te doen?

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie erkennen de problemen die worden geschetst in het beleidskader. Over een aantal onderwerpen hebben zij vragen.

Deze leden steunen de beleidsvoornemens, zoals het de grondroerder verplichten om de voorgenomen werkzaamheden bij een loket te melden en het verplicht aansluiten bij het informatie-uitwisselingsysteem van zowel de grondroerder als de kabel- en leidingbeheerder.

Maar deze leden vragen zich wel af of de gekozen oplossing, door KLIC onder te brengen bij het Kadaster, de meest effectieve is. Waarom wordt de informatie-uitwisseling niet aan de gemeenten overgelaten? Zij beheren al veel informatie. Als ook de verplichte informatie-uitwisseling omtrent liggingsgegevens van ondergrondse kabels en leidingen alsmede de werkzaamheden van de grondroerders bij de gemeenten worden neergelegd dan kunnen zij alles in één hand houden. Kan de minister de voor- en nadelen hiervan op een rij zetten? Kan ook worden ingegaan op de financiële consequenties?

Voorts vragen deze leden zich af in hoeverre de bestaande problemen ten aanzien van aansprakelijkheid nu worden opgelost? Op dit moment moet de rechter er vaak aan te pas komen. De minister wil dat zo laten. De leden van de VVD-fractie wensen dat er duidelijkheid komt. Kan de minister hiervoor geen regeling treffen? Wat zijn de voor en nadelen van een dergelijke regeling? Is het denkbaar dat bijvoorbeeld de oudste rechten of de zorgvuldigheid bij grondroering nadien bepalend zijn voor de aansprakelijkheid?

SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de minister. De SP vraagt zich af waarom het toekomstige registratiesysteem slechts gebruikt gaat worden ter voorkoming van graafschades aan kabels en leidingen. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om ook andere ondergronds aanwezige objecten in het registratiesysteem op te nemen zodat er een totaalbeeld ontstaat van wat er zich onder de grond afspeelt? Kan de minister aangeven of hij van mening is dat er een goede en uniforme registratie met centrale ontsluiting komt, zodat er duidelijk sprake van één landelijke registratie? Bij wie moet volgens de minister dit registratiesysteem worden ondergebracht en waarom?

Wat vindt de minister van het idee om opdrachtgevers (wettelijk) te verplichten oriënterend onderzoek te doen naar de aanwezigheid van kabels en leidingen? En wat vindt de minister van het opnemen van een stelpost in het bestek, buiten de aanneemsom, voor de onderzoeksplicht naar kabels en leidingen om te bevorderen dat aannemers, ook in lastige en/of onduidelijke situaties, de lokalisatie van kabels en leidingen zo volledig mogelijk zullen uitvoeren?

Welke oplossing ziet de minister voor het probleem van de verantwoordelijkheid van graafschaderisico? Kan de minister een uitgebreide(re) onderbouwing van de kosten geven? Hoe ziet de minister de rol van gemeentes? Hoe wordt het toezicht op de wettelijke regeling ingevuld? Wordt er een sanctiebeleid opgesteld? Welke werkzaamheden vallen straks onder de meldingsplicht?

Wat is de relatie van het beleidskader met de op te richten interdepartementale taskforce voor buisleidingen?

II Reactie van de minister van Economische zaken

Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van het schriftelijk overleg van de vaste commissie voor Economische Zaken zoals ik dat op 25 maart 2005 heb mogen ontvangen. Ik dank de leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD en de SP voor het onderkennen van de geschetste problematiek en voor de steun op belangrijke onderdelen van het beleidskader «verplichte informatie-uitwisseling kabels en leidingen» zoals ik dat, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Minister van Verkeer en Waterstaat (V&W), op 23 november 2004 aan uw Kamer heb doen toekomen (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 387, nr. 6).

De afgelopen periode is de tijd vooral besteed aan de vormgeving van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is inmiddels gereed voor verzending naar de Raad van State. Hieronder zal ik, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), op uw vragen en beschouwingen ingaan. De antwoorden zijn zo concreet als mogelijk gezien de vertrouwelijke aard van het wetsvoorstel in de komende periode. De beantwoording van uw vragen heeft langer dan gebruikelijk op zich laten wachten. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het punt van de Administratieve Lasten nadrukkelijk heeft gespeeld. Hierover is inmiddels overeenstemming bereikt.

Bij de beantwoording zijn de met elkaar verband houdende vragen van verschillende fracties samengevoegd en is getracht de vragen in hun onderlinge samenhang te beantwoorden. Ik hoop dat de beantwoording te zijner tijd zal bijdragen aan een voorspoedige behandeling van het wetsvoorstel (de grondroerdersregeling) in uw Kamer.

Tempo

De leden van de PvdA-fractie zijn kritisch ten aanzien van het uitvoeringstempo. Zij onderkennen dat het ingewikkelde materie betreft maar vragen waarom het kabinet er twee jaar over heeft gedaan om deze plannen te bedenken en op te schrijven. Bovendien stellen zij dat de nu gepresenteerde beleidslijn nauwelijks afwijkt van de geschetste beleidslijn van december 2003. Zij vragen wat er sindsdien is gebeurd. Deze leden stellen dat het nu nog een jaar duurt voordat de wet bij de kamer komt en zij vragen of de regering het oplossen van dit probleem niet urgent vindt.

Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat u enige tijd hebt moeten wachten op het beleidskader. In 2003 heb ik, mede namens de Minister van VROM en de Minister van V&W, ten aanzien van dit onderwerp een wettelijke regeling toegezegd en bij brief van 19 december 2003 (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 387, nr. 2) aangegeven welke uitgangspunten hierbij zullen worden gehanteerd. Alvorens tot een gedegen beleidskader en wetsvoorstel te komen heb ik enige tijd genomen om grondig onderzoek te doen naar de oorzaken van graafschades en de knelpunten bij de informatie-uitwisseling tussen kabel- en leidingbeheerders enerzijds en grondroerders anderzijds. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft in mijn opdracht dit onderzoek1 verricht waarvan u de resultaten als bijlage bij de beleidsbrief heeft ontvangen. Tevens heb ik over deze problematiek en de oplossingen daarvoor gesproken met de betrokken belanghebbenden uit het bedrijfsleven en bij de overheid. Zoals de leden terecht aangeven betreft het hier een ingewikkelde materie. Bovendien staat het onderwerp veilig graven in de ondergrond niet op zichzelf maar moet het worden bezien in het licht van andere beleidsmatige discussies zoals die over de ondergrondse ordening en de veiligheid rond kabels en leidingen. Ik wil onderstrepen dat het kabinet het van groot belang acht dat het beleidskader op korte termijn wordt omgezet in een effectieve en werkbare regeling die tot een daadwerkelijke vermindering van het aantal graafincidenten zal leiden. De Ministerraad heeft inmiddels aangegeven dat het betreffende wetsvoorstel nog deze zomer voor advies naar de Raad van State gestuurd kan worden. Naar verwachting kan het wetsvoorstel in het najaar door uw Kamer worden behandelen.

Taskforce buisleidingen

De leden van de SP-fractie vragen naar de relatie van het beleidskader met de op te richten interdepartementale taskforce voor buisleidingen.

Zoals ik hierboven reeds aanstipte, staat de inhoud van het wetsvoorstel niet op zichzelf. Op dit moment zijn er allerlei beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse ordening, de veiligheid rond kabels en leidingen en de informatie-uitwisseling over kabels en leidingen. De interdepartementale taskforce voor buisleidingen is één van deze ontwikkelingen. De activiteiten van de taskforce buisleidingen hebben onder andere betrekking op risico-afstanden rond buisleidingen, toezicht op buisleidingen en een goede organisatie van rampenbestrijding. In het wetsvoorstel wordt de uitwisseling van de liggingsgegevens van kabels en leidingen, waaronder buisleidingen, tussen kabel- en leidingbeheerders enerzijds en grondroerders anderzijds geregeld. Tevens wordt in het wetsvoorstel de informatievraag van overheidsdiensten voor de uitoefening van hun taken, zoals het bestrijden van rampen, en het nemen van voorzorgsmaatregelen bij risicovolle leidingen geadresseerd. Daarmee draagt de grondroerdersregeling in belangrijke mate bij aan de veiligheid rond buisleidingen.

Systeem van verplichte informatie-uitwisseling

De leden van de CDA-fractie vroegen of KLIC alle beheerders van leidingen moet bewegen de beschikbaarheid van ligginggegevens van leidingen te verbeteren. Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om de meest relevante gegevens beschikbaar te stellen aan betrokkenen?

Uit het eerder genoemde NEN-rapport is naar voren gekomen dat er in de huidige praktijk van informatie-uitwisselingen een aantal knelpunten is. Deze knelpunten worden mede veroorzaakt door het feit dat het KLIC werkt op basis van vrijwillige deelname van zowel de kabel- en leidingbeheerders als de grondroerders. Dit heeft allereerst tot gevolg dat niet op elke graaflocatie de benodigde informatie over de ligging van kabels en leidingen aanwezig is. Deze vorm van «blind»graven vind ik hoogst onwenselijk. Ten tweede heeft het vrijwillige karakter van de deelname tot gevolg dat er geen voor alle partijen bindende beslissingen en afspraken kunnen worden gemaakt. Op dit moment zijn er geen wettelijke mogelijkheden om kabel- en leidingbeheerders te verplichten de meest relevante gegevens beschikbaar te stellen maar ook niet om de grondroerder te verplichten deze informatie op te vragen. Met het aangekondigde wetsvoorstel wil ik nu juist deze wettelijke verplichting tot informatie-uitwisseling introduceren. Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat de registratie van ligginggegevens en daarmee de verantwoordelijkheid voor de juistheid daarvan, moet blijven waar die nu ligt, namelijk bij de beheerders. Zij hebben het beste inzicht in de gegevens om ze ook actueel te houden. Met de verplichte informatie-uitwisseling worden alle betrokken partijen verplicht om aan het systeem mee te doen. Ik zal ook in het wetsvoorstel aangeven aan welke eisen de informatie en het informatie-uitwisselingssysteem moeten voldoen. Zo wordt de informatie niet alleen beschikbaar voor de betrokken partijen maar vanwege de uniformiteit en duidelijkheid ook inzichtelijker en dus beter toepasbaar.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat ten aanzien van de verantwoordelijkheid het praktisch en juridisch handiger is als de beheerders zelf verantwoordelijk blijven voor de kwaliteit van de informatie. Maar is het vanwege het publieke belang van de externe veiligheid echter niet zo dat de overheid ook een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de door beheerders beheerde ligginggegevens? Waarom wordt hier dan niet voor gekozen? En is het niet beter om op termijn de informatie over de ligging van kabels en leidingen ook in het systeem zelf op te nemen?

Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat de overheid een duidelijke verantwoordelijkheid heeft bij het borgen van de publieke belangen zoals het belang van externe veiligheid. Met het wetsvoorstel dat ik in voorbereiding heb, beoog ik invulling te geven aan die verantwoordelijkheid door een snelle, eenduidige en effectieve wijze van informatie-uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen voor te schrijven, door kwaliteits- en betrouwbaarheidseisen te stellen aan de uit te wisselen informatie en door duidelijkheid te verschaffen in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen partijen. Tevens zal ik voorstellen om de rol van intermediair, die thans bij het KLIC ligt, neer te leggen bij het Kadaster en om een toezichthouder aan te wijzen.

Ik heb gekozen voor decentraal beheer van de liggingsgegevens, wat betekent dat de kabel- en leidingbeheerders zelf de liggingsgegevens van hun kabels en leidingen beheren in plaats van een centraal orgaan. Dit heeft als voordeel dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gegevens ligt daar waar die thuis hoort, namelijk bij de beheerders. Hiermee wordt de informatie steeds bij de bron opgehaald waardoor deze steeds het meest recent zal zijn. Bovendien willen kabel- en leidingbeheerders worden geïnformeerd over voorgenomen graafwerkzaamheden in de nabijheid van hun leidingen. Indien de volledige verantwoordelijkheid voor een centraal registratiesysteem bij de overheid wordt neergelegd, brengt dat een aantal grote nadelen met zich mee. Allereerst zou dit een dubbele registratie van de liggingsgegevens betekenen. De kabel- en leidingbeheerders hebben deze informatie namelijk ook nodig voor hun dagelijkse bedrijfsvoering. Ten tweede zouden alle wijzigingen in de liggingsgegevens door de kabel- en leidingbeheerders – naast het doorvoeren in hun eigen systemen – ook moeten worden doorgegeven aan het overheidsorgaan dat de verantwoordelijkheid zou dragen. Dat zou extra hoge administratieve lasten tot gevolg hebben. Tenslotte zou de overheid aansprakelijk worden voor de betrouwbaarheid en de juistheid van gegevens. Deze verantwoordelijkheid hoort thuis bij degene die ook invloed heeft op de kwaliteit van de gegevens en dat zijn de kabelen leidingbeheerders.

De leden van de SP-fractie vragen zich af welke werkzaamheden straks onder de meldingsplicht zullen vallen.

Het voornemen is om alle mechanische graafwerkzaamheden onder de meldingsplicht te laten vallen. Bij mechanische graafwerkzaamheden gaat het bijvoorbeeld om het graven met een graafmachine, het heien van palen of het bouwrijp maken van grond. Voor het handmatig verrichten van graafwerkzaamheden zal geen meldingsplicht worden opgenomen. Reden hiervoor is dat mag worden verwacht dat kabels en leidingen bestand zijn tegen handmatige werkzaamheden.

Zorgvuldig graven

De leden van de CDA-fractie vroegen op welke instrumenten de grondroerder een beroep kan doen teneinde goede invulling te geven aan de plicht om kabels en leidingen op de graaflocatie te lokaliseren en ook verder zorgvuldig te werken. Hoe kan de grondroerder garanderen dat sprake is van zorgvuldigheid als onvoldoende zicht is op de ligging van kabels en leidingen?

De zorgvuldigheid die de grondroerder moet betrachten bestaat uit twee componenten die beide verwerkt zullen worden in het wetsvoorstel. Allereerst is het opvragen en gebruiken van informatie over de liggingsgegevens van kabels en leidingen een essentieel onderdeel van het zorgvuldig graven. Het zicht op de ligging van kabels en leidingen zal door het wetsvoorstel aanzienlijk verbeteren doordat sprake zal zijn van verplichte informatie-uitwisseling en informatiegebruik, door de kwaliteits- en betrouwbaarheidseisen die aan de informatie worden gesteld en door de verduidelijking in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken partijen.

Ten tweede zal het wetsvoorstel een bepaling bevatten die de grondroerder verplicht om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden zorgvuldigheid te betrachten. Deze wettelijke verplichting rust zowel op de feitelijke uitvoerder van de graafwerkzaamheden als ook op de opdrachtgever daar die een belangrijke rol speelt in het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het zorgvuldig graven.

Het is van groot belang dat de betrokken partijen, mede gezien de stand en de ontwikkelingen van de techniek, samen afspraken maken over hoe zij in de praktijk invulling geven aan deze plicht tot zorgvuldig graven. In mijn beleidsbrief heb ik deze afspraken de grondroerdersafspraken genoemd. In de huidige graafpraktijk worden bijvoorbeeld opsporingsactiviteiten ter lokalisering van kabels en leidingen verricht zoals het graven van proefsleuven en het gebruik van detectieapparatuur. Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan opleiding van de feitelijke gravers en certificering voor kwaliteitsborging in de uitvoering van graafwerkzaamheden, maar ook aan afspraken waardoor de druk op de feitelijke graver om het werk onder hoge tijdsdruk te verrichten afneemt, wat de zorgvuldigheid ten goede zal komen. Deze afspraken moeten een actuele invulling van de wettelijke zorgplicht gaan vormen, zij dragen bij aan een duidelijkere verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken partijen en daarmee ook aan een verduidelijking van de aansprakelijkheidsverdeling. Partijen zijn reeds in gesprek over deze afspraken en ik zal bij de totstandkoming van deze afspraken, indien gewenst door partijen, een faciliterende rol vervullen. Ook is recentelijk de campagne «Graafschades voorkomen we samen» van start gegaan (zie ook www.graafschade-voorkomen.nl). Het doel van de campagne is minder schade bij graafwerkzaamheden in de ondergrond en bewustwording bij grondroerders. Doelgroepen zijn bedrijven die direct invloed hebben op zorgvuldig en veilig graven en organisaties die indirect, randvoorwaardelijke invloed hebben op zorgvuldig graven (opdrachtgevers en beheerders van de ondergrondse infrastructuur).

De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre de bestaande problemen ten aanzien van aansprakelijkheid nu worden opgelost. Op dit moment moet de rechter er vaak aan te pas komen. Zij vragen zich af of de minister dit zo wil laten. Zij wensen dat er duidelijkheid komt. Kan de minister hiervoor geen regeling treffen? Wat zijn de voor- en nadelen van een dergelijke regeling? Is het denkbaar dat bijvoorbeeld de oudste rechten of de zorgvuldigheid bij grondroering nadien bepalend zijn voor de aansprakelijkheid?

De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de minister vindt van het idee om opdrachtgevers (wettelijk) te verplichten oriënterend onderzoek te doen naar de aanwezigheid van kabels en leidingen. En wat vindt de minister van het opnemen van een stelpost in het bestek, buiten de aanneemsom, voor de onderzoeksplicht naar kabels en leidingen om te bevorderen dat aannemers, ook in lastige en/of onduidelijke situaties, de lokalisatie van kabels en leidingen zo volledig mogelijk zullen uitvoeren? Welke oplossing ziet de minister voor het probleem van de verantwoordelijkheid van graafschaderisico?

In het wetsvoorstel zal duidelijk worden omschreven wie welke verantwoordelijkheden heeft. De kabel- en leidingbeheerder moet informatie aanleveren die aan de wettelijke eisen voldoet. Omdat wordt vastgelegd wat grondroerders in de gegeven omstandigheden van de informatie mogen verwachten, wordt ook duidelijker wanneer de informatie niet aan deze eisen voldoet. Schade aan kabels en leidingen als gevolg van informatie die niet aan de wettelijke eisen voldoet, leidt in dat geval niet tot aansprakelijkheid van de grondroerder. Dit geeft een grote stimulans aan beheerders om de gegevens op de juiste wijze aan te bieden en ook op orde te krijgen.

Op de grondroerder rust de plicht om de ligginggegevens van kabels en leidingen op te vragen, deze gegevens te gebruiken bij de graafwerkzaamheden en om vervolgens zorgvuldig te graven. Ik ben het met de leden van de SP-fractie eens dat ook op degene die opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de graafwerkzaamheden een plicht rust bij de zorgvuldige uitvoering van de graafwerkzaamheden. In het wetsvoorstel zal ik hier ook aandacht aan besteden. Indien de grondroerder of zijn opdrachtgever deze verplichtingen niet nakomt en er ontstaat graafschade, dan zal hij daarvoor aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Het is niet uit te sluiten dat er ook in de toekomst conflicten over de aansprakelijkheid bij graafschades zullen ontstaan. Bij de geschilbeslechting van die conflicten zullen altijd de omstandigheden van het geval een rol spelen. Echter, de combinatie van de eisen die in het wetsvoorstel zullen worden opgenomen, de bestaande aansprakelijkheidswetgeving uit het Burgerlijk Wetboek en de eerder genoemde grondroerdersafspraken, zullen maken dat eenvoudiger kan worden bepaald wie er in geval van graafschade te kort is geschoten en dus aansprakelijk is.

Onderbrengen KLIC bij Kadaster

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met onderbrenging van KLIC bij het Kadaster. Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de positie van KLIC en die van het Kadaster? Met welke marktpartijen hebben KLIC en Kadaster nu en in de toekomst te maken? Waar ligt de juridische aansprakelijkheid in het geval van calamiteiten? Ligt die bij het Kadaster, bij KLIC of bij de betreffende gemeente?

Ik ben verheugd dat de leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met de onderbrenging van KLIC bij het Kadaster. Ook ben ik het met hen eens dat de punten die zij hier aansnijden goed en zorgvuldig moeten worden geregeld. Op dit moment ben ik nog bezig met de precieze invulling daarvan, waaronder de gevolgen voor de positie van KLIC en het Kadaster. Ik kan u alvast wel het volgende aangeven.

De marktpartijen die te maken zullen krijgen met het wetsvoorstel zijn dezelfde partijen waarmee het KLIC en straks het Kadaster te maken (zullen) hebben. Bij het opstellen van het wetsvoorstel heb ik deze partijen ook geconsulteerd. Het betreft hier primair de kabel- en leidingbeheerders (waaronder ook gemeenten die beheerder zijn van een rioleringsnet) en aannemers. Bij de aannemers moet u denken aan bijvoorbeeld loon- en grondverzetbedrijven en boor-, kabelleg- en buizenlegbedrijven. Andere partijen hebben tevens belang bij dit wetsvoorstel. Ik denk dan aan overheidsinstanties die informatie nodig hebben voor de uitvoering van de ruimtelijke ordenings- en veiligheidstaken (gemeenten, brandweer, etc.) maar ook aan opdrachtgevers en verzekeraars.

In geval van calamiteiten ligt de juridische aansprakelijkheid in principe daar waar sprake is van onrechtmatige daad of taakverwaarlozing. Bij de beoordeling wie aansprakelijk is, spelen de mate waarin de wettelijke verplichtingen zijn nagekomen en de omstandigheden van het concrete geval een belangrijke rol. Duidelijk is in ieder geval dat de overheidsorganen die belast zijn met bestrijding van de calamiteit, toegang hebben tot de informatie over de liggingsgegevens van kabels en leidingen.

De leden van de VVD-fractie steunen de beleidsvoornemens, zoals het de grondroerder verplichten om de voorgenomen werkzaamheden bij één loket te melden en het verplicht aansluiten bij het informatie-uitwisselingsysteem van zowel de grondroerder als de kabel- en leidingbeheerder. Deze leden vragen of de gekozen oplossing, door KLIC onder te brengen bij het Kadaster, de meest effectieve is. Waarom wordt de informatie-uitwisseling niet aan de gemeenten overgelaten? Zij beheren al veel informatie. Als ook de verplichte informatie-uitwisseling omtrent ligginggegevens van ondergrondse kabels en leidingen alsmede de werkzaamheden van de grondroerders bij de gemeenten worden neergelegd dan kunnen zij alles in één hand houden. Kan de minister de voor- en nadelen hiervan op een rij zetten?

Ik ben van mening dat onderbrenging van KLIC bij Kadaster het meest effectief is. Deze werkwijze borduurt voort op de huidige praktijk waarbij er via KLIC op landelijk niveau al één centraal loket is. Dit principe werkt goed. Het probleem is echter dat partijen geen enkele verplichting hebben en dat daardoor niet iedereen meedoet. Dat verandert met de komst van het wetsvoorstel. Een landelijk systeem werkt in praktijk ook het best want de grondroerders werken door heel Nederland. Zij hebben behoefte aan eenduidigheid in zowel de wijze van informatie aanvragen als de wijze van informatieverstrekking. Ook veel beheerders werken door het hele land. Ook voor hen is het efficiënter wanneer zij hiervoor één systeem kunnen hanteren. Deze eenduidigheid stimuleert ook de spontane naleving door partijen. Door één uniform systeem voor te schrijven zullen de kosten voor de gebruikers ook lager uitvallen dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van diverse verschillende gemeentelijke systemen.

Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat gemeenten alle informatie ten aanzien van kabels en leidingen in de ondergrond beschikbaar moeten hebben voor de uitoefening van hun taken. Daarmee kunnen zij namelijk betere besluiten nemen ten aanzien van bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening of vergunningsaanvragen. In het wetsvoorstel zal dan ook worden opgenomen dat overheidsinstellingen, die voor de uitoefening van hun taak informatie nodig hebben over de liggingsgegevens van kabels en leidingen, toegang tot het systeem zullen krijgen. Daarmee wordt het ook mogelijk om ten aanzien van veiligheidstaken door bijvoorbeeld de brandweer dit systeem te raadplegen. Gezien het bovenstaande zie ik het onderbrengen van het KLIC bij het Kadaster dan ook als het vangen van twee vliegen in één klap, namelijk omdat de voordelen van het hebben van een centraal orgaan dat als intermediair optreedt bij de informatie-uitwisseling gecombineerd kunnen worden met de informatiebehoefte van overheidsorganen zoals de gemeenten.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de minister de rol van gemeentes ziet, hoe het toezicht op de wettelijke regeling wordt ingevuld en of er een sanctiebeleid wordt opgesteld?

De gemeenten zijn, als beheerder van het gemeentelijke grondgebied, ook ten aanzien van de graafpraktijk van groot belang. Hun coördinerende rol is cruciaal, bijvoorbeeld voor het bewerkstelligen van periodieke graafrust en ondergrondse ordening. Betere ontsluiting van de kabel- en leidinginformatie helpt gemeenten bij het uitoefenen van hun taken op het gebied van ondergrondse ordening en externe veiligheid. Bij de vormgeving van het systeem van verplichte informatie-uitwisseling is er nadrukkelijk naar gestreefd om, binnen hetgeen ook voor de betrokken marktpartijen praktisch haalbaar is, zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de behoeften zoals die leven binnen gemeenten. Ik acht het houden van toezicht op de naleving van belang voor het terugdringen van het aantal graafincidenten. Hiervoor zal een toezichtsregime worden uitgewerkt en een toezichthouder worden aangewezen. Daarbij hoort ook een sanctiebeleid.

Uitbreiding systeem naar alle ondergrondse objecten

De leden van de PvdA-fractie vinden het goed dat wordt uitgegaan van een verplichtend systeem en dat het informatiesysteem organisatorisch zal worden ondergebracht bij het Kadaster. Wel vragen deze leden wat de minister vindt van de suggestie, van het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen om alle ondergrondse objecten in het systeem op te nemen. Waarom is hier niet voor gekozen? Wat vindt de minister van het idee om op termijn het ondergrondse kadaster te integreren met het bovengrondse kadaster? Kan de Minister aangeven welke voordelen dit zou opleveren en waarom er nu voor is gekozen om dit niet te doen? Ook de leden van de SP-fractie vragen waarom het toekomstige registratiesysteem slechts gebruikt gaat worden ter voorkoming van graafschades aan kabels en leidingen. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om ook andere ondergrondse objecten in het registratiesysteem op te nemen zodat er een totaalbeeld ontstaat van wat er zich onder de grond afspeelt? Kan de minister aangeven of hij van mening is dat er een goede en uniforme registratie met centrale ontsluiting komt, zodat er duidelijk sprake van één landelijke registratie? Bij wie moet volgens de minister dit registratiesysteem worden ondergebracht en waarom?

De doelstelling van de grondroerdersregeling, zoals ook aangegeven in het beleidskader van november 2004 is steeds geweest om op zo kort mogelijke termijn te bewerkstelligen dat er aanzienlijk minder graafincidenten rond kabels en leidingen optreden. Daarbij is aangegeven dat, uitgaande van de huidige praktijk waarbij het KLIC-systeem een centrale rol vervult, met minimale ingrepen getracht zou worden de gewenste effectiviteit te realiseren. Dit is dan ook waar nu aan wordt gewerkt. Uitbreiding door het opnemen van alle ondergrondse objecten in het nu voorgestelde informatie-uitwisselingsysteem dient, door de gekozen technische configuratie, op termijn wel tot de mogelijkheden te behoren. Ditzelfde geldt voor het integreren van het ondergrondse en bovengrondse kadaster. Te zijner tijd zal daarover op basis van concreet uitgewerkte plannen separate besluitvorming dienen plaats te vinden. Het nu verbreden van de opdracht voor de grondroerdersregeling zou een onverantwoorde en onnodig lange vertraging met zich meebrengen.

Kosten-baten en administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie merken op dat het draagvlak voor de voorgestelde plannen breed aanwezig is, zij vragen zich af of ACTAL zich al een oordeel heeft gevormd over de mogelijk financiële gevolgen en zo ja, hoe worden die ingeschat? Ook de leden van de VVD- evenals die van de SP-fractie vragen de minister om nader in te gaan op de financiële consequenties dan wel om een uitgebreide(re) onderbouwing van de kosten te geven.

Door de reeds bestaande praktijk van informatie-uitwisseling om te zetten in wettelijke verplichtingen, zullen de handelingen die moeten worden verricht ten behoeve van die informatie-uitwisseling onder de definitie van administratieve lasten gaan vallen. Dit betekent op papier een forse toename van de administratieve lasten. In de praktijk zal het wetsvoorstel echter een aanzienlijke efficiëntieverbetering tot gevolg hebben. Zo wordt bijvoorbeeld in het wetsvoorstel opgenomen dat het informatie-uitwisselingsproces digitaal dient te geschieden, dit in tegenstelling tot de huidige praktijk waarbij grondroerders en kabel- en leidingbeheerders veelal informatie uitwisselen per post, fax of telefoon. Ook zal bijvoorbeeld de grondroerder niet langer van elke betrokken kabelen leidingbeheerder een aparte kaart met de liggingsgegevens ontvangen, maar ontvangt hij via het Kadaster één geïntegreerde kaart. Daarnaast is ook de verwachting dat het wetsvoorstel tot gevolg zal hebben dat het aantal graafincidenten zal dalen waardoor kosten – zoals vertragingskosten en de kosten die worden veroorzaakt door schade bij graafincidenten (reparatiekosten, kosten als gevolg van onderbreking van de levering, etc.) – zullen dalen. Om de efficiëntieverbetering te realiseren, moeten met name de kabel- en leidingbeheerders aanzienlijke investeringen doen. Hierbij merk ik op dat alle betrokken partijen het wetsvoorstel zien als een noodzakelijke en wenselijke stap voorwaarts ook al moeten daarvoor de nodige investeringen worden gedaan. Partijen schatten in dat door de efficiëntieverbetering de uiteindelijke baten de kosten zullen overstijgen.

In het wetsvoorstel heb ik de administratieve lasten tot een minimum beperkt zonder daarbij afbreuk te doen aan het doel van het wetsvoorstel, het verminderen van graafincidenten. Bij het verdere traject en bij de vorming van het uiteindelijke systeem zal ik nadrukkelijk mijn aandacht blijven richten op de kosten, baten en de administratieve lasten. Het advies van ACTAL is zoals gebruikelijk in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel verwerkt.

Tot slot wil ik u bedanken voor de door u uitgesproken steun voor het beleidskader. Ik hoop met de beantwoording van uw vragen meer inzicht te hebben gegeven in mijn plannen voor de uitwerking van het beleidskader zodat wij in het najaar aan de hand van een concreet wetsvoorstel dit onderwerp nader kunnen bespreken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GL).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GL), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GL).

XNoot
1

Verplichte informatie-uitwisseling ondergrondse kabels en leidingen (Graven naar informatie), Nederlands Normalisatie-instituut, september 2004.

Naar boven