29 385
Aanleg en de aanpassing van hoofdinfrastructuur

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2006

Het afgelopen jaar heeft een werkgroep op mijn verzoek voorstellen ontwikkeld voor het effectief betrekken van burgers bij ruimtelijk-economische ingrepen. Hierbij bied ik u, mede namens de Ministers van LNV, VROM en in afstemming met de Minister van BVK, het advies van de Werkgroep Inspraak aan: «Inspraak Nieuwe Stijl: maatwerk»1.

Aanleiding voor dit advies vormt onder andere een verzoek van de Tweede Kamer, gedaan tijdens het AO Aanpassing hoofdinfrastructuur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (van 25 mei 2004) (kamerstuk 29 385/29 200 A, nr. 3), om een brede visie op inspraak. In antwoord hierop heb ik toegezegd u te informeren over de resultaten van de toekomstverkenning op inspraak zoals die binnen mijn ministerie reeds werd uitgevoerd door het Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 385 nr. 4).

Een toekomstvisie op formele inspraak kan wat mij betreft niet los worden gezien van het betrekken van burgers in bredere zin. Voor een brede visie op het betrekken van burgers bij ruimtelijk-economische ingrepen heb ik een interdepartementale en gemengde werkgroep ingesteld, onder leiding van de heer professor dr. P. Tops.

Het voorliggende advies is gebaseerd op een ruime praktijkervaring en sluit aan bij veranderingen in (opvattingen over) de relatie overheid en burger die vertaald zijn/worden naar voor inspraak relevante wet- en regelgeving. De Werkgroep Inspraak staat een praktijkgerichte invoering van het advies voor.

Kern van het advies is dat het betrekken van burgers bij ruimtelijk-economische ingrepen effectiever kan door herordening, invulling op maat en professionalisering. De bestuurder is in staat betere besluiten te nemen: inspraak is beter bruikbaar, burgers hebben meer begrip voor besluiten en meer vertrouwen in het nut van inspraak.

Inspraak Nieuwe Stijl omvat twee stappen die convergerend werken richting een besluit. In de beleidsvoorbereiding vindt consultatie plaats gericht op het benutten van de meedenkkracht van de samenleving door creatieve en construerende vormen van betrokkenheid. In de ontwerp-besluitfase vindt een finale belangentoets plaats conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze finale belangentoets fungeert als vangnet voor zaken en belangen die over het hoofd zijn gezien en voor burgers die menen dat hun persoonlijke belangen onevenredig benadeeld worden. De belangentoets vormt het sluitstuk van de consultatie en het voorportaal voor de rechterlijke toets.

Door het zwaartepunt aan de voorkant van planvormingsprocessen te leggen, daar waar nog beleidsruimte is, kan de meedenkkracht van burgers optimaal worden benut. Dit vereist dat inspraak op maat wordt ingezet. Een vrije invulling dus, waarbij een professionele aanpak de kwaliteit borgt. Elementen van deze aanpak zijn: een gedragscode met principes van goed consulteren, een interdepartementaal bureau dat beleidsmedewerkers en projectleiders ondersteunt door onder meer een platform te bieden voor kennisuitwisseling en een periodieke toets op de kwaliteit en effectiviteit van inspraak.

Reactie op de hoofdlijnen van het advies

Binnen mijn ministerie, waar omgevingsgerichtheid juist gezien de aard van de beleidsterreinen een grote rol speelt, hecht ik groot belang aan een constructieve, transparante dialoog met de buitenwereld. Inspraak is een vast en niet weg te denken onderdeel geworden van politieke en bestuurlijke procedures. Toch blijkt inspraak in de praktijk niet altijd te werken, hoe goed het ook georganiseerd wordt. In de beleidsvoorbereiding faciliteert inspraak het meedenken onvoldoende. Aan het eind van het beleidsproces, wanneer er niet veel beleidsruimte meer is, wekt inspraak verwachtingen die niet waargemaakt kunnen worden. Ook lopen formele en informele publieke beleidscontacten door elkaar heen. Dit alles leidt tot frustratie, zowel bij burgers, als bij beleidsmakers en bestuurders. Tegen deze achtergrond heeft de Werkgroep Inspraak een waardevol advies uitgebracht, waarin een heldere visie op effectieve inspraak van burgers is neergelegd, passend bij zowel het streven naar slagvaardige besluitvorming en het terugdringen van de bureaucratie als de wens om de burger centraal te stellen. Het advies neem ik van harte over.

Het vaststellen van het advies als voorgenomen kabinetsbeleid zie ik als een belangrijke en noodzakelijk stap voorwaarts. Dat Inspraak Nieuwe Stijl leidt tot een effectievere en meer bevredigende betrokkenheid van burgers, wordt pas in de praktijk zichtbaar. Ik onderschrijf samen met collega’s van LNV en VROM het advies van de werkgroep om tot praktijkgerichte invoering over te gaan en op ten minste zeven dossiers volgens Inspraak Nieuwe Stijl te gaan werken. Ons streven is om de in het advies voorgestelde dossiers over te nemen. Wanneer aangetoond is dat burgers, beleidsmakers en bewindspersonen gediend zijn met Inspraak Nieuwe Stijl, kan de denkrichting rijksbreed ingevoerd worden. Ook worden de denkrichting en de opgedane ervaringen op dat moment ter beschikking gesteld aan andere overheden.

Projectleiders en beleidsmedewerkers worden gefaciliteerd door het Inspraakpunt dat fungeert als interdepartementaal inspraakcentrum. Dit draagt niet alleen bij aan de professionaliteit en efficiency van de overheid, maar geeft tevens invulling aan de één-loket-gedachte. Van belang is ook, dat door het bundelen van informatie en kennis de effecten van inspraak inzichtelijk worden gemaakt. Het Inspraakpunt krijgt de opdracht om de meerwaarde van Inspraak Nieuwe Stijl in kaart te brengen. Resultaten daarvan worden eind 2007 verwacht. De precieze invulling van de rollen en verantwoordelijkheden van het interdepartementale centrum krijgt verder vorm op ambtelijk niveau. Het borgen van de implementatie van Inspraak Nieuwe Stijl en de toerusting daarop van het Inspraakpunt, acht ik in goede handen van een interdepartementaal samengestelde Raad van Toezicht.

Het advies van de Werkgroep sluit aan bij recente wijzigingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Tracéwet en de voorgenomen wijziging van de Wet Ruimtelijke Ordening. Daar waar nieuwe herzieningen van voor inspraak relevante sectorwetgeving aan de orde zijn, zullen betreffende ministers zorgdragen voor borging van het gedachtegoed zoals neergelegd in het advies.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven