29 383
Meerjarenprogramma herijking van de VROM-regelgeving

nr. 63
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2006

In eerdere voortgangsrapportages, laatstelijk 13 september 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 383, nr. 32), heeft mijn ambtsvoorgangster u geïnformeerd over de uitvoering van het meerjarenprogramma voor de modernisering van de VROM-regelgeving. In aansluiting hierop geef ik u in deze brief mede namens de Staatssecretaris een actueel beeld van de inmiddels bereikte resultaten en van onze activiteiten op dit gebied in de komende periode.

De brief is als volgt opgebouwd.

Deel 1 bevat een samenvatting van een aantal concrete resultaten die de laatste tijd zijn geboekt bij de modernisering van de VROM-regelgeving.

Deel 2 geeft een systematisch overzicht van de uitvoering van de moderniseringsprojecten, gerangschikt per cluster.

Deel 3 beschrijft de voortgang op het gebied van de toepassing van ICT bij de uitvoering van de VROM-regelgeving.

Deel 4 geeft de stand van zaken weer van toezeggingen die zijn gedaan tijdens recente overleggen over de modernisering met de Tweede Kamer.

De bijlage bij deze brief bevat het tijdschema voor de uitvoering van de in deel 2 genoemde projecten.

Er is een duidelijke relatie tussen de modernisering van de regelgeving en de reductie van de administratieve lasten. Over de voortgang op het gebied van reductie van administratieve lasten bent u laatstelijk geinformeerd bij kabinetsbrief van 14 april 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 135). Een vervolgrapportage is voorzien voor begin oktober 2006.

Onder andere in het kader van programma’s als Andere Overheid en Elektronische Overheid bent u eveneens geïnformeerd over andere voornemens die verband houden met het streven naar vereenvoudiging en lastenvermindering. Een voorbeeld daarvan is het tot stand brengen van één loket bij de overheid voor vergunningaanvragen.

Een ander project met een duidelijke verwantschap met de modernisering van de VROM-regelgeving is het project Vereenvoudiging Vergunningen onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Economische Zaken. Hierover bent u geïnformeerd bij brief van 28 april 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 140). In de «mei»-brief van 28 april is toegezegd dat de betrokken departementen over de concretisering van hun bevindingen separaat aan u zullen berichten. Voor VROM gebeurt dit in de onderhavige brief. De voorstellen voor vereenvoudiging van VROM-vergunningstelsels die het resultaat waren van de doorlichting in het kader van het project Vereenvoudiging Vergunningstelsels, zijn met het oog op transparantie en overzichtelijkheid toegevoegd aan het bekende meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving. In de bijlage bij deze brief treft u deze voorstellen aan het slot aan, voorzien van een tijdschema voor de uitvoering ervan. Overigens bleek dat VROM met het eigen meerjarenprogramma al zodanig koers heeft gezet in de richting van vereenvoudiging van vergunningstelsels dat de doorlichting slechts een beperkt aantal additionele voorstellen heeft opgeleverd.

DEEL 1: SAMENVATTING VAN EEN AANTAL BELANGRIJKE RESULTATEN

In de periode tussen de septemberbrief 2005 en de voorliggende brief zijn belangrijke vervolgstappen gezet met wat wel de pijlers van het meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving worden genoemd. Omdat voor deze projecten, het moderniseren van de algemene milieuregels en de totstandbrenging van de omgevingsvergunning, veel belangstelling bestaat, wil ik deze rapportage openen met de stand van zaken van deze projecten.

Modernisering algemene regels (Activiteitenbesluit, project 3.1)

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen) dat noodzakelijk is om het nieuwe Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriele regeling op de gewenste manier tot stand te brengen is op 10 maart 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het ontwerp-Activiteitenbesluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 29 juni 2006 en tevens voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Aan de ministeriele regeling wordt thans gewerkt. Deze zal nog dit jaar worden voltooid.

Het Activiteitenbesluit, officieel het ontwerpbesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, voegt elf bestaande 8.40 AMvB’s en het Besluit opslaan in ondergrondse tanks samen. Tevens zijn algemene regels opgesteld voor de metaal-elektrobranche en een aantal andere branches waaronder de zeefdrukkerijen en tandheelkundige laboratoria waarmee de milieuvergunningplicht voor tenminste 20 000 bedrijven wordt opgeheven. In het Activiteitenbesluit zijn tevens algemene regels opgenomen voor zowel indirecte als directe lozingen waarmee ook de vergunningplicht op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor deze activiteiten wordt opgeheven. Het Activiteitenbesluit is dan ook mede gebaseerd op de Wvo. Met het besluit wordt een aanzienlijke besparing van de administratieve lasten gerealiseerd (€ 224 miljoen).

De omgevingsvergunning (project 11.1)

Het project omgevingsvergunning is erop gericht dat per 1 januari 2008 bedrijven en burgers bij één loket één omgevingsvergunning aan kunnen vragen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Gemeenten, provincies, regionale milieudiensten, waterschappen en rijksoverheid moeten dan gereed zijn voor de invoering van de omgevingsvergunning.

Het doel van het project Omgevingsvergunning is om op 1 januari 2008 het volgende te hebben bereikt:

– Het beschikbaar zijn van het noodzakelijke wettelijke kader voor de omgevingsvergunning;

– Het aanwezig zijn van voldoende inhoudelijke en praktische randvoorwaarden in de samenleving voor de invoering van de omgevingsvergunning;

– Een functionerend digitaal omgevingsloket.

Met het project wordt een administratieve lastenreductie bereikt van € 56,7 mln.

In het deelproject «wettelijk kader» dat deel uitmaakt van het project omgevingsvergunning wordt gewerkt aan de wettelijke regeling die nodig is om de omgevingsvergunning tot stand te brengen. Het ligt in het voornemen om het voorstel van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nog voor de verkiezingen worden in te dienen bij de Tweede Kamer. Met de Wabo wordt het mogelijk om voor alle activiteiten in één keer één vergunning aan te vragen. Dat wil zeggen één vergunning via één procedure met één set indieningsvereisten. De procedure mondt uit in één besluit van het bevoegd gezag, met één procedure van rechtsbescherming (beroep in twee instanties). Het bevoegd gezag is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving van de omgevingsvergunning. Bovendien is het de bedoeling dat de indiening en verdere behandeling van de vergunningaanvraag zo veel mogelijk digitaal geschieden. Gelijktijdig wordt gewerkt aan de benodigde invoerings- en uitvoeringsregelgeving.

In het kader van het deelproject «invoering» worden door diverse gemeenten, provincies en milieudiensten pilots uitgevoerd. Deze pilots zijn erop gericht om ervaring op te doen met het werken met de omgevingsvergunning. Een belangrijke vraag daarbij is welke gevolgen de omgevingsvergunning heeft voor de werkprocessen en de organisatie van de betrokken overheidsorganisaties. Onderwerpen waar de pilots over gaan zijn onder andere het werken met één loket, de samenwerking binnen én tussen overheden, gecoördineerde handhaving en de toepassing van ICT (digitaal indienen en behandelen van de vergunningaanvraag). Uiteindelijk zijn er 31 pilots van start gegaan. In april 2006 is een eerste tussenrapportage over de resultaten van de pilots opgemaakt en is een handreiking uitgebracht. Hoofdconclusie is dat de omgevingsvergunning uitvoerbaar is.

De ervaringen uit de diverse pilots zullen in 2006 verder worden gecommuniceerd. Daarnaast zullen de ervaringen uit de pilots worden meegenomen in het wetstraject en wordt bepaald welke ondersteuning van de uitvoeringspraktijk nodig is om de wet goed te kunnen uitvoeren. Rond de zomer 2006 zijn er samen met de VNG roadshows voor gemeenten gehouden om hen te informeren over de omgevingsvergunning. Ook is er met IPO, VNG, UvW en het bedrijfsleven een gezamenlijk implementatieplan gemaakt waarin alle gezamenlijke acties staan die de invoering van de omgevingsvergunning ondersteunen (bijvoorbeeld opzetten helpdesk, organiseren van masterclasses en kenniskringen, opleidingen, en dergelijke).

Overige belangrijke stappen

De Tweede Kamer heeft het Wetsvoorstel geurhinder en veehouderij aangenomen. Het gewijzigde voorstel van wet van 7 juli 2006) is nu toegestuurd aan de Eerste Kamer. De nieuwe «stankwet» betekent een sterke vereenvoudiging en is flexibeler. Het biedt (plattelands-)gemeenten de ruimte om zelf de stanknorm vast te stellen via een gebiedsgerichte benadering. Bijvoorbeeld voor een dorp een strenge norm en voor een veehouderijgebied een soepelere norm. VROM overlegt momenteel met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over de uitvoering van de wet. Men denkt aan 15 pilots en een handreiking voor gemeenten, in het najaar.

In het Besluit beheer autobanden komt het onderscheid in de verplichtingen tussen bedrijven die handelen in aanhangwagens en bedrijven die handelen in autobanden te vervallen. Het onderscheid bleek niet goed handhaafbaar. Daarnaast komt de verplichting te vervallen dat bedrijven het gemiddelde procentuele aandeel in de Nederlandse markt van autobanden jaarlijks aan de gemeenten kenbaar moeten maken. In combinatie met de wijzigingen van het Besluit beheer autowrakken resulteert het Besluit beheer autobanden in een vermindering van de administratieve lasten van € 5 376 000 en € 85 200, bij elkaar € 461 200 per jaar.

Voortgang in algemene zin

Op het gebied van de modernisering en vereenvoudiging van de regelgeving is sinds het najaar van 2005 aanzienlijke voortgang geboekt. Dit jaar zal 42% van de projecten worden afgerond. Van nog eens 30% van de projecten is de ontwerpregelgeving gereed en ligt deze bij de Raad van State of het parlement. Het overheidsbrede project Vereenvoudiging Vergunningen is aangegrepen om de doorlichting van de VROM-regelgeving uit 2003 te actualiseren. Dit heeft veertien nieuwe moderniseringsmaatregelen opgeleverd die aan het meerjarenprogramma zijn toegevoegd. Met deze inspanningen is in de beperkte tijd van 3 jaar een flink deel van de VROM-regelgeving gemoderniseerd en gestroomlijnd. Bovendien is een reductie van de administratieve lasten van 8% geboekt binnen twee jaar oplopend tot 30%. Hieronder worden de resultaten tot nu toe en de planning voor de komende tijd grafisch weergegeven. Daarna wordt een toelichting gegeven op belangrijkste wijzigingen in de regelgeving. Waar relevant, is ook aangegeven wat de omvang is van de voorziene administratieve lastenreductie.

kst-29383-63-1.gifkst-29383-63-2.gifkst-29383-63-3.gif

Afgeronde projecten (periode september 2005 – augustus 2006)

Intrekking regels vluchtige organische stoffen

Op 28 april 2006 zijn het Besluit vluchtige organische stoffen en de krachtens dit besluit gegeven vijf ministeriële regelingen aangaande erkenning en examinering vervallen. Daarmee wordt verder gegaan dan aanvankelijk aangekondigd; immers toen ging het om vereenvoudiging en samenvoeging. De administratieve lasten zijn thans met € 800 000 terug gebracht.

Implementatie richtlijn strategische milieubeoordeling

De richtlijn stelt een milieubeoordeling verplicht op planniveau. Het wetsvoorstel tot implementatie is op 5 juli 2006 tot wet verheven (Stb. 2006, 336) en zal bij koninklijk besluit in werking treden. Dit gebeurt naar verwachting in oktober 2006. Afronding van dit implementatietraject betekent dat nu gestart kan worden met vereenvoudiging van de m.e.r. Beoogd wordt de doorlooptijd van procedures en besluitvormingsprocessen te bekorten, het aantal m.e.r.-plichtige gevallen terug te brengen en administratieve lasten te reduceren.

Invoering besluit uniforme saneringen

Op 14 februari 2006 zijn het Besluit uniforme saneringen (BUS) en de Regeling uniforme saneringen in werking getreden. Hiermee kunnen eenvoudige bodemsaneringen sneller en goedkoper uitgevoerd worden. Voor die saneringen gelden nu algemene regels en de saneringsprocedure is vervangen door een melding. Dit betekent een afname van vergunningen op jaarbasis met 1150 tot 1700. De reductie van administratieve lasten bedraagt 40% (van € 9 315 000 naar € 5 589 000).

Kwalibo afgerond

Het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer, ook bekend onder de naam Kwalibo, is in juli afgerond en gepubliceerd (Staatsblad 2006, 308). In het besluit worden waar mogelijk gedetailleerde overheidsregels vervangen door zelfregulering in de vorm van certificering. De beoogde inwerkingtreding van het besluit is gefaseerd, waarbij naar verwachting het eerste deel per 1 oktober 2006 in werking zal treden.

De nieuwe regels gaan dan gelden voor werkzaamheden die nu onder het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming vallen. Vervolgens kan elk half jaar een nieuw groep van werkzaamheden onder de werking van het nieuwe besluit gebracht worden. Als het besluit over de gehele linie in werking is getreden, zal er sprake zijn van een toename van de administratieve lasten van € 1,1 mln.

Inwerkingtreding wijzigingen Besluit glastuinbouw

De aanpassing van het Besluit glastuinbouw is in december 2005 (Stb. 707) afgerond en is per 1 juni 2006 in werking getreden (Stb. 2006, 203). De aanpassing betreft, naast wat «klein onderhoud», een versobering van de meet-, registratie- en rapportageverplichtingen, hetgeen gepaard gaat met een vermindering van administratieve lasten van € 145 000. Daarnaast worden enkele gewijzigde technische inzichten in het besluit verwerkt.

Besluit landbouw gereed

De samenvoeging van diverse agrarische 8.40-AMvB’s tot een Besluit landbouw is afgerond. Het besluit landbouw is op 5 september jl. gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 390). Om ook de intensieve veehouderij onder de werking van dit besluit landbouw te brengen is inmiddels een wijzigingsvoorstel in procedure gebracht.

Regelingen voor bestrijdingsmiddelen

Op 23 juli 2005 is een besluit vastgesteld tot vereenvoudiging van het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen. Hierdoor wordt de milieubeoordeling van nieuwe werkzame stoffen en bestaande werkzame stoffen geharmoniseerd. De bijbehorende uitvoeringsregeling is sterk ingekort ten opzichte van de bestaande regeling. Inhoudelijk zijn er geen belangrijke veranderingen. Besluit en uitvoeringsregeling zijn op 1 januari 2006 in werking getreden.

Actueel inkomensbegrip in de huursubsidieregelgeving

Per 1 januari 2006 is een drietal wetten met wijzigingen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de Wet op de huurtoeslag van kracht geworden met als gevolg dat nu sprake is van een uniform begrippenkader en een gestroomlijnde en gebundelde uitvoering van zorgtoeslag, huurtoeslag en kindertoeslag.

Vereenvoudiging vergunningen

In lijn met het project Vereenvoudiging Vergunningen is recent een aantal vereenvoudigingen gerealiseerd die vermeldenswaardig zijn:

Met de wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (Stb. 2005, 488) en de vaststelling van de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond (Stcrt. 2005, 220) is voor het storten van een aantal categorieën afvalstoffen buiten inrichtingen niet langer een ontheffing vereist.

Door wijziging van de regels betreffende vakbekwaamheid in de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (Stcrt. 2006, 100) is een ontheffing voor bestaande gevallen van de vakbekwaamheideis gerealiseerd.

Voor kleine en eenvormige vuurwerkevenementen is de ontbrandingstoestemming voor een deel (ca. 75%) van de gevallen vervangen door een melding (Stb. 2004, 26).

In het kader van de herziening van de EG-verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA, (EG) nr. 1013/2006) is een langere geldigheidstermijn voor vergunningen geïntroduceerd (3 in plaats van 1 jaar).

DEEL 2: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE DEELPROJECTEN

In dit deel wordt in het kort de stand van zaken weergegeven van de uitvoering van de projecten die in het meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 1) prioriteit 1 of 2 hebben gekregen. De nummering van de projecten komt overeen met die in het meerjarenprogramma.

Bij enkele projecten is in de titel de aanduiding «(afgerond)» opgenomen. Over die projecten zal in komende overzichten niet meer worden gerapporteerd. In de bijlage bij deze brief is het meest actuele tijdschema voor de verschillende stappen in het regelgevingsproces opgenomen.

1.1 Invulling hoofdstuk 9 Wet milieubeheer

Hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer (Wm) is gereserveerd voor het in gemoderniseerde vorm onderbrengen van bepalingen over stoffen en producten die nu nog verspreid over verschillende wetten voorkomen. Bij de verdere invulling van dit hoofdstuk kunnen in het kader van de modernisering twee deelprojecten worden onderscheiden.

In de eerste plaats zal de toekomstige Europese verordening registratie, evaluatie en autorisatie chemische stoffen (REACH) worden geïmplementeerd door een beperkt aantal bepalingen op te nemen in hoofdstuk 9 Wm. Het gaat hierbij vooral om voorschriften met betrekking tot de uitvoering. De inhoudelijke bepalingen staan in de verordening zelf en hebben rechtstreekse werking. Dit heeft tot gevolg dat een belangrijk deel van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) kan vervallen. Het tijdschema voor de implementatie van REACH wordt bepaald door de voortgang van REACH. Over de voortgang van de internationale onderhandelingen is de Kamer recentelijk geïnformeerd bij brief op 13 december 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 21 501-08, nr. 214) en over de voortgang van de implementatie is de Kamer laatstelijk geïnformeerd bij brief van 2 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 21 501-08 en 21 501-31, nr. 200). Verwacht wordt dat REACH in april 2007 van kracht wordt. Omdat de implementatie al enkele weken daarna voltooid moet zijn, is het implementatiewetsvoorstel vooruitlopend op de vaststelling van REACH, ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden op 20 juni 2006. In samenhang met de implementatie van REACH zullen de niet door die verordening bestreken bepalingen uit de Wms worden overgeheveld naar hoofdstuk 9 Wm en zal de Wms in zijn geheel worden ingetrokken.

In de tweede plaats zal hoofdstuk 9 Wm verder worden ingevuld door overbrenging van producteisen die nu nog voorkomen in onder andere de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet geluidhinder en titel 10.3 (Preventie en hergebruik van afvalstoffen) van de Wet milieubeheer. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van een vereenvoudigde en geharmoniseerde regeling in de eerste helft van 2008.

1.2 Aanpassing regelgeving aan Europees stoffenbeleid

Gezien de komst van REACH zal de intrekking en aanpassing van de uitvoeringsbesluiten plaatsvinden in samenhang met de bij 1.1 genoemde implementatie van REACH. Inmiddels is gestart met de voorbereiding van een AMvB die hierin voorziet. Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn blijft bestaan voorzover REACH daarin voorziet, aangezien de richtlijn deel gaat uitmaken van de verordening (Bijlage XVII). Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn kan tot ten hoogste zes jaar na inwerkingtreding van REACH blijven bestaan. In deze periode zal de Europese Commissie zorgdragen voor de actualisering van de voorschriften van bijlage XVII van REACH. Zodra onderdelen van bijlage XVII zijn gewijzigd en in werking zijn getreden zullen de desbetreffende onderdelen van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn worden ingetrokken.

1.3 Verduurzamingsmiddelen

De Europese Commissie heeft nog geen eindoordeel uitgesproken over het ontwerpbesluit met koperverbindingen verduurzaamd hout. De ontwikkelingen in de Europese stoffen- en biocidenregelgeving is echter zodanig dat dit ontwerpbesluit zal moeten worden teruggenomen om het aan die regelgeving aan te passen en te bezien of voor koper en koper-chroomverbindingen alsnog nationale regelgeving noodzakelijk is. Per 1 september 2006 is het gebruik van arseen op grond van de Biocidenrichtlijn geheel verboden, dus ook bij het behandelen van hout. Of aan de herijkingsvoornemens met betrekking tot houtverduurzamingmiddelen uitvoering zal worden gegeven, is dan ook twijfelachtig.

1.4 VOS (afgerond)

Het besluit tot intrekking van het Besluit vluchtige organische stoffen en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen is op 28 april 2006 in werking getreden (Stb. 2006, 163). Er wordt verder gegaan dan de aanvankelijke herijkingsvoorstellen: intrekking van het Besluit vluchtige organische stoffen (VOS) en van de vijf ministeriële regelingen die in het meerjarenprogramma worden genoemd bij 1.4 en 1.5.

Concreet betekent dit het volgende. Verf- en lakspuiters hoeven niet langer een milieucertificaat te behalen om verf en lak milieuvriendelijk te kunnen aanbrengen. Ook de verplichte milieukeuring van bepaalde typen hoogrendement-luchtspuitpistolen is vervallen. Fabrikanten hadden bezwaar tegen deze keuring omdat het leidde tot oneerlijke concurrentie. Voor kwalitatief mindere luchtspuitpistolen gold namelijk geen typekeuring. Met deze vereenvoudiging besparen verf- en lakspuiters en fabrikanten van luchtspuitpistolen in totaal € 770 900 aan administratieve lasten.

1.5 Examenregelingen VOS (afgerond)

De bestaande regelingen met betrekking tot erkenning en examinering zijn, in samenhang met project 1.4, vervallen.

1.6 Vergunningverlening asbest

Op 8 maart 2005 is het Productenbesluit asbest in werking getreden. In verband hiermee is het Asbestbesluit milieubeheer niet meer relevant. Dat besluit is op 26 januari 2006 vervallen (Besluit van 12 december 2005, Stb. 665).

1.9 Genetisch gemodificeerde organismen

Eind 2005 is een rapport met opties tot vereenvoudiging van het Besluit ggo Wms naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2004/05, 27 428, nr. 55). Thans wordt een wijziging van dit besluit in lijn met de vereenvoudigingsopties voorbereid. Naar verwachting zal het wijzigingstraject eind 2008 voltooid kunnen worden.

1.11 Radioactief besmet schroot

Evaluatie van het Besluit detectie radioactief besmet schroot heeft tot het voornemen geleid het besluit te moderniseren. Er wordt naar gestreefd om aan het einde van 2006 een aangepast Besluit detectie radioactief besmet schroot te publiceren. Doel van de nieuwe regeling is reductie van administratieve lasten en een betere aansluiting bij de bestaande praktijk.

1.12 Overheveling diverse regelingen naar Voertuigreglement

In 2007 en 2008 zal de typegoedkeuringsregelgeving voor motorvoertuigen, bromfietsen en uitlaatsystemen naar het Voertuigreglement worden overgeheveld. Hierbij past de kanttekening dat de mogelijke ontwikkeling dat de Europese eisen aan de uitlaatgassen van auto’s in een verordening worden ondergebracht, kan betekenen dat een deel van de overheveling wordt vervangen door intrekking.

1.13 Typekeuringsregelingen verwarmingstoestellen

Het Besluit tot intrekking van het Besluit typekeuring houtkachels luchtverontreiniging koolstofmonoxide en de op dat besluit en op artikel 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging gebaseerde Typekeuringsregeling houtkachels luchtverontreiniging koolstofmonoxide is op 27 januari 2005 in werking getreden.

Het Besluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden en de daarop gebaseerde regeling zal worden ingetrokken. Echter, in verband met het het leveren van een bijdrage aan het kunnen voldoen aan het NEC-plafond voor stikstofoxiden (NOx) zal de in genoemd besluit gegeven emissie-eis voor NOx tezamen met de rendementseisen voor cv-ketels (thans vervat in het op de Wet energiebesparing toestellen gebaseerde Besluit rendementseisen cv-ketels) worden overgeheveld naar het in procedure zijnde Besluit energiebesparing gebouwen. Daarmee komen alle voor ruimteverwarming geldende regels in één besluit te staan.

1.15 Koelinstallaties

Bij brief van 7 februari 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 383, nr. 43) is de Tweede Kamer naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek geïnformeerd over de intrekking van de Regeling aanwijzing STEK.

De Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties is afgestemd met het Warenwetbesluit drukapparatuur en zal één dezer dagen gepubliceerd worden. De nieuwe regels strekken tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2037/2000 inzake ozonlaagafbrekende stoffen. De regels met betrekking tot het ontwerp en het voor het eerst in gebruik stellen van een koelinstallatie komen daarmee te vervallen. Die regels maken als gevolg van de Europese richtlijn drukapparatuur reeds in afgeslankte vorm deel uit van het Warenwetbesluit drukapparatuur. De publicatiedatum wordt bekend na ondertekening van de richtlijn.

De richtlijn drukapparatuur heeft echter geen betrekking op schepen. Daarom blijft de huidige regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties in stand voor schepen. In overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt inmiddels bezien of de regels voor het voorkomen van lekkages van koudemiddel uit koelinstallaties op schepen, in de op schepen van toepassing zijnde wetgeving kunnen worden opgenomen, mede in verband met de implementatie van bijlage VI van het Marpol-Verdrag.

Ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2037/2000 moeten ook opleidingseisen worden vastgesteld door de lidstaten voor degenen die met koudemiddelen met ozonlaagafbrekende stoffen omgaan, zoals bij controles en onderhoudswerkzaamheden in de gebruiksfase. Daartoe is een ministeriële regeling in voorbereiding die wegens de benodigde afstemming met de opleidingseisen voor dezelfde doelgroep voor het werken met koudemiddelen met gefluoreerde broeikasgasssen in 2007 te verwachten is.

2.1 Beheerbesluiten hoofdstuk 10 Wet milieubeheer

De meeste projecten die onder dit onderdeel vallen, zijn inmiddels gerealiseerd. In de bijlage bij de brief van 25 oktober 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 20) en de brief van 2 september 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 17) is aangegeven welke beheersbesluiten en regelingen zijn ingetrokken dan wel aangepast. Naast deze afgeronde projecten blijft de volgende regelgeving over:

• Het Ontwerpbesluit Verbetering regels autowrakken en autobanden (Stcrt. 2006, 133) strekt onder meer tot wijziging van het Besluit beheer autowrakken en is voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. De termijn hiervoor loopt tot eind september. Wijzigingen in het besluit betreffen het meer in overeenstemming brengen van het besluit met de Europese richtlijn autowrakken (Richtlijn 2000/53/EG), onder meer aanpassing van de definitie van het begrip verwerking en introductie van een bepaling over het bevorderen van de invoering van gecertificeerde milieubeheerssystemen door bedrijven die verwerkingshandelingen verrichten. Voorts voorziet het wijzigingsbesluit in een vereenvoudiging van de lijsten te demonteren stoffen, preparaten en producten), verduidelijking van de mogelijkheid nadere eisen te stellen, vereenvoudiging van de voorschriften inzake vloeistofdichte vloeren, het mogelijk maken van het gebruik van autowrakken voor oefendoeleinden door bijvoorbeeld de brandweer en het opnemen van dynamische verwijzingen naar bijlage II bij de richtlijn en de bij de richtlijn behorende beschikking inzake materiaalcodering.

• Het hiervoor genoemde Ontwerpbesluit Verbetering regels autowrakken en autobanden strekt eveneens tot wijziging van het Besluit beheer autobanden. De wijzigingen in dit besluit strekken ertoe het onderscheid tussen bedrijven die handelen in aanhangwagens en bedrijven die handelen in autobanden te laten vervallen omdat dit onderscheid minder relevant is gebleken. Daarnaast komt de verplichting te vervallen dat bedrijven het gemiddelde procentuele aandeel in de Nederlandse markt van autobanden jaarlijks aan de gemeenten kenbaar moeten maken. In combinatie met de wijzigingen met betrekking tot autowrakken levert de wijziging met betrekking tot autobanden een reductie van administratieve lasten van € 461 200 per jaar op.

• De Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen. De keuze of deze regeling en de provinciale regels over dit onderwerp zullen worden vervangen door een nieuw op te stellen besluit scheiden en gescheiden houden van afvalstoffen dan wel dat de huidige regeling wordt aangepast, moet nog gemaakt worden.

• De Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen kan nadat het Europese traject (CEN 292) voor de harmonisering van de meetmethoden voor uitloging van monolithisch afval is afgerond mogelijk worden ingetrokken en opgaan in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).

• Het Besluit beheer batterijen wordt gewijzigd. Deze regelgeving moet worden aangepast nadat de Europese richtlijn over het afvalbeheer van batterijen en accu’s is afgerond. Op 18 juli 2005 is het gemeenschappelijk standpunt vastgesteld door de Europese Raad. Afronding van de richtlijn wordt (afhankelijk van het verloop van de totstandkomingsprocedure) op korte termijn (eind 2006) verwacht.

2.4 Samenvoeging logo-regelingen

Naar verwachting zal het Besluit klein chemisch afval-logo (kca-logo) en Regeling nadere regels kca-logo worden ingetrokken per 1 januari 2007. Hierdoor verdwijnt het kca-logo van veel producten als reinigings- en onderhoudsmiddelen, verf, verfverdunnings- en verfverwijderingsmiddelen. De reductie van administratieve lasten die dit voor bedrijven oplevert, is berekend op € 5 054 400 per jaar.

2.5 Inzameling huishoudelijke afvalstoffen

De versoepeling van de regelgeving inzake de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen vergt een wijziging van de Wet milieubeheer. Verwacht wordt dat deze wetswijziging eind 2006 in procedure kan worden gebracht.

3.1 Herziening Inrichtingen- en vergunningenbesluit

Het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer (Ivb) is met ingang van 29 april 2005 (Stb. 2005, 168) op een aantal onderdelen gewijzigd. Aanvankelijk was deze wijziging bedoeld als voorloper van een integrale herziening van het Ivb. Geconcludeerd is echter dat het Ivb zo nauw verweven is met de grote projecten Omgevingsvergunning (11.1) en Modernisering algemene regels (3.2 en 6.1) dat het niet verstandig zou zijn om het Ivb los daarvan te herzien. Wijziging van het Ivb zal daarom niet eerder dan in 2007 aan de orde komen.

3.2 Activiteitenbesluit (Modernisering algemene regels)

Hiervoor verwijs ik naar de tekst die aan het begin van Deel 1 is opgenomen.

3.3 Emissie-eisen stookinstallaties

Door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het BEES A in de praktijk een beperkte betekenis. Immers, bij de verlening van milieuvergunning moet nie talleen worden getoetst aan dat besluit, maar ook aan de best beschikbare technieken. Het BEES A is alleen implementatie van LCP-richtlijn (grote stookinstallaties, 2001/80/EG) en geldt als theoretische ondergrens voor op te leggen emissie-eisen. Voor installaties die onder het BEES A vallen is de milieuvergunning op basis van de IPPC-richtlijn, zoals geïmplementeerd in hoofdstuk 8 van de Wm, leidend. De herijking van BEES A heeft daarom geen prioriteit. Voor kleinere installatie is het BEES B leidend. Het BEES B zal mede met het oog op het realiseren van emissieplafonds op basis van de NEC-richtlijn en luchtkwaliteitseisen worden aangescherpt. Deze aanscherping is in voorbereiding. Na 2008 zal het BEES B opgaan in de activiteiten-AMvB. De emissie-eisen voor stookinstallaties die niet bestemd zijn voor ruimteverwarming, zijn dan gebaseerd op de activiteiten-AMvB.

3.6 Recreatieregelingen

De geplande vereenvoudiging van het Besluit jachthavens is afgerond. Het Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen zal automatisch vervallen als uitvloeisel van de wet van 12 mei 2005 (Stb. 308) tot gefaseerde intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie. De verwachting blijft dat dit in 2007 zal gebeuren. Het schrappen van «recreatie»-bepalingen uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en het bijbehorende besluit zal plaatsvinden indien zich een geschikt moment voordoet.

3.8 Integrale afvalwaterbepalingen voor niet-inrichtingen

De samenvoeging van regels voor lozingen is voor huishoudens uitgewerkt in het ontwerpbesluit lozing afvalwater huishoudens, dat op 25 januari 2005 in de Staatscourant is gepubliceerd. Het besluit is nog niet in werking getreden, omdat de inwerkingtreding gekoppeld is aan het wetsvoorstel verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken, dat nog bij de Tweede Kamer ligt. Als de Kamer het wetsvoorstel nog dit jaar behandelt kan het besluit per 1 januari 2007 in werking treden.

Het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 wordt voor zover het om inrichtingen gaat opgenomen in het Activiteitenbesluit (zie 3.2). Aan modernisering van de bepalingen voor niet-inrichtingen wordt momenteel gewerkt.

3.9 Regelingen risico’s zware ongevallen

Uit de evaluatie van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo ’99) blijkt dat de winst vooral moet worden gezocht in verbetering van de uitvoering en samenwerking tussen verschillende instanties (Arbeidsinspectie, bevoegd gezag Wm, brandweer, waterkwaliteitsbeheerders). In samenwerking met de departementen en de bij de uitvoering betrokken partijen wordt gewerkt aan betere afspraken over taakverdeling en stroomlijning van procedures («één loket») en het vergroten van professionaliteit en kwaliteit van de uitvoering met de daarbij behorende ondersteuning.

De informatieverschaffing van Brzo-bedrijven aan de verschillende toezichthouders verloopt reeds via één loket: het bevoegd gezag Wm.

Partijen zijn overeengekomen om digitale aanlevering mogelijk te gaan maken. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij reeds lopende projecten bij gemeenten en provincies die moeten leiden tot een elektronisch loket.

Een beperkte wijziging van het Brzo die ondersteunend is aan het Brzo-verbeterprogramma, inhoudende een reductie van de complexiteit, uitbreiding van de handhavingsmogelijkheden, het explicieter maken van de één-loketgedachte en het beter informeren van burgers en werknemers, zal in het najaar 2006 in werking treden.

3.10 Explosieven voor civiel gebruik

Het overleg tussen de betrokken departementen over een betere inbedding van de Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg) heeft geen eensluidend standpunt terzake opgeleverd. Besloten is om de verschillende mogelijkheden voor een betere inbedding van de Wecg en de pro’s en contra’s in een gezamenlijke notitie te verwoorden en die dit najaar aan de betrokken bewindspersonen voor te leggen.

4.1 Planprocedures

Geconcludeerd is dat de bestaande wettelijke verplichtingen tot het opstellen van een milieubeleidsplan kunnen worden geschrapt, maar niet alle betrokken maatschappelijke geledingen zijn van mening dat dit ook moet gebeuren. Hierover is thans overleg gaande. Deze ontwikkeling maar ook onvoldoende personele capaciteit zijn aanleiding geweest tot bijstelling van de planning. Na afronding van het overleg zal een brief aan de Tweede Kamer worden gestuurd, waarin de afgesproken lijn wordt geschetst. Daarna kan een wetsvoorstel voorbereid worden.

4.2 M.e.r./SMB

In de herijkingsbrief is al aangegeven dat de herziening van de regelgeving voor milieueffectbeoordeling plaatsvindt in twee fasen. Fase 1 is de invoering van het nieuwe instrument strategische milieubeoordeling (SMB) dat gebaseerd is op EU-richtlijn 2001/42/EG voor de milieubeoordeling van plannen en programma’s van overheden. Het wetsvoorstel tot implementatie is op 5 juli 2006 tot wet verheven (Stb. 2006, 336) en zal bij koninklijk besluit in werking treden. Dit gebeurt in september 2006. Op hetzelfde tijdstip zal tevens een wijziging van het besluit mer 1994 in werking treden. Dit is tevens ter omzetting van de SMB-richtlijn.

Fase 2 is de vernieuwing van de milieueffectrapportage (mer). Beoogd wordt de doorlooptijd van procedures en besluitvormingsprocessen te bekorten, het aantal m.e.r.-plichtige gevallen terug te brengen en administratieve lasten te reduceren. Afronding van het implementatietraject van de SMB betekent dat nu gestart kan worden met vereenvoudiging van de m.e.r. In de brief van 28 januari 2005 over het toekomstige stelsel van milieubeoordeling (Kamerstukken II 2004/05, 29 383, nr. 25) is reeds een schets gegeven van de hoofdlijnen van dit nieuwe stelsel, waarbij in het bijzonder wordt ingegaan op een vereenvoudigde opzet van de m.e.r.-regelgeving. Deze brief is betrokken bij de parlementaire behandeling van de implementatievoorstellen van de SMB.

4.3 Schadevergoeding

In lijn met de op 10 november 2005 aan de Tweede Kamer gezonden brief (Kamerstukken II, 2005/06, 29 383, nr. 38) wordt thans een wetsvoorstel voorbereid. De strekking is dat het Fonds luchtverontreiniging wordt opgeheven. Het wetsvoorstel zal een half jaar later dan gepland in procedure worden gebracht, omdat prioriteit is gegeven aan het Activiteitenbesluit.

5.1 Integratie Wbb in Wm

De in de brief van 2 september 2004 aangekondigde brief aan de Tweede Kamer over de wijze waarop inbouw van de Wet bodembescherming in de Wet milieubeheer zal plaatsvinden zal, in afwijking van de eerdere planning, niet eerder dan in 2007 kunnen worden afgerond. De uitvoeringspraktijk heeft haar wensen voor vereenvoudiging van regelgeving en de verruiming van de mogelijkheden voor toepassing van bouwstoffen en de afzet van grond en baggerspecie neergelegd. De verwerking van deze soms tegenstrijdige wensen in wet- en regelgeving vergt veel creativiteit van de betrokken beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen.

Om die reden is er voor gekozen om eerst de bestaande wet- en regelgeving aan te passen en daarna te bezien op welke wijze inbouw van de Wbb in de Wm verder kan bijdragen aan vereenvoudiging van de regelgeving.

5.2 Bouwstoffenbesluit en bijbehorende regelgeving 5.3 Regelgeving grond en baggerspecie

De Tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit is in oktober 2004 in werking getreden en zal bij het in werking treden van het Besluit Bodemkwaliteit worden ingetrokken. De projectnummers 5.2 en 5.3 zijn geïntegreerd in één besluit, het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast wordt een ministeriële regeling ter uitvoering van het besluit vastgesteld.

Ten behoeve van de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit wordt de Wet bodembescherming gewijzigd. De Raad van State heeft over deze wijziging op 23 december 2005 advies uitgebracht. Behandeling van de wetswijziging in de Tweede Kamer dient nog plaats te vinden, tot 5 september bestond de gelegenheid vragen in te dienen. In het Besluit bodemkwaliteit zal ook het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo) worden ingebouwd (in juli 2006 gepubliceerd in Staatsblad). Het conceptbesluit bodemkwailteit is voorgepubliceerd in de Staatscourant van 31 maart 2006, nr. 65 en is op 14 juni ongstleden met de Tweede Kamer besproken. Medio september 2006 zal de ministeriële regeling worden genotificeerd bij de Europese Commissie.

De planning is dat het besluit en de ministeriële regeling met ingang van 1 januari 2007 in werking treden.

5.4 Nazorg van stortplaatsen

Thans wordt gewerkt aan een wetsvoorstel van bescheiden omvang met als doel de Leemtewet bodembescherming (Stb. 1997, 532) te wijzigingen. Het doel is een uitzondering te maken op de eis dat de milieuvergunningplicht voor stortplaatsen die onder de Leemtewet bodembescherming vallen, blijft gelden zolang de stortplaats door het bevoegd gezag nog niet gesloten is verklaard. Verder wordt een beleidsstandpunt geformuleerd met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling. Stortplaatsen kunnen namelijk onder verschillende regelgevingkaders vallen, zoals de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit.

5.5 Diverse regelingen bodemsanering

Op 14 februari 2006 zijn Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen in werking getreden. Hiermee kunnen eenvoudige bodemsaneringen sneller en goedkoper uitgevoerd worden. Voor die saneringen gelden nu algemene regels en de saneringsprocedure is vervangen door een melding.

De wijziging van het Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering om het aantal niet-meldingsplichtige situaties uit te breiden maakt deel uit van de projecten 5.2 en 5.3. De Regeling aanwijzing vervangende tekst van de Handleiding bodemsanering tankstations zal worden ingetrokken.

6.1 Agrarische 8.40-AMvB’s

De huidige 8.40-amvb’s op het gebied van de landbouw zullen gefaseerd worden samengevoegd tot een nieuw Besluit landbouw milieubeheer. De eerste fase is nagenoeg afgerond. Op 1 oktober 2006 zal het nieuwe besluit in werking treden en zullen de bestaande 8.40-amvb’s, het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer en het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer worden ingetrokken. Ten opzichte van de «oude» 8.40-amvb’s is de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer onder meer uitgebreid met gemechaniseerde loonbedrijven, inrichtingen voor de opslag van vaste mest en met de grotere melkrundveehouderijen (thans 200 melkkoeien, voorheen 100).

Eind vorig jaar is gestart met de tweede fase, waarbij het Besluit landbouw milieubeheer wordt uitgebreid met mestbassins (ter vervanging van het Besluit mestbassins) en met een groot deel van de intensieve veehouderijbedrijven. Het is de bedoeling dat het gewijzigde Besluit landbouw medio 2007 in werking treedt. Parallel hieraan wordt gewerkt aan een «gemoderniseerde» versie van dit gewijzigde Besluit landbouw, waarbij de systematiek en de inhoud van het besluit zoveel mogelijk worden afgestemd op de algemene activiteiten-amvb (deelproject 3.2). Het is de bedoeling om het (gewijzigde) Besluit landbouw te zijner tijd in deze activiteiten-amvb te integreren. Op welk moment dat het beste kan gebeuren, is mede afhankelijk van de voortgang van de activiteitenamvb.

6.2 Besluit glastuinbouw (afgerond)

De aanpassing van het Besluit glastuinbouw in december 2005 (Stb. 707) afgerond en is per 1 juni 2006 in werking getreden (Stb. 2006, 203). De aanpassing betreft, naast wat «klein onderhoud», een versobering van de meet-, registratie- en rapportageverplichtingen. Daarnaast worden enkele gewijzigde technische inzichten in het besluit verwerkt. Vanwege o.m. grote politieke belangstelling voor de in het besluit vervatte onderwerpen heeft de voorbereiding van het besluit meer tijd gekost dan aanvankelijk voorzien.

6.3 Ammoniak en veehouderij

Ter uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord wordt de Wet ammoniak en veehouderij zodanig gewijzigd dat alleen nog de zeer kwetsbare natuurgebieden binnen de ecologische hoofdstructuur door zoneringsmaatregelen zullen worden beschermd. Nadat medio 2004 in beginsel bestuurlijk en politiek overeenstemming over de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord was bereikt (zie de brieven van 2 juni en 23 juli 2004, Kamerstukken II 2003/04, 24 445, nrs. 69 en 70), ontstond vervolgens opnieuw discussie, vooral vanwege de onzekerheid over de effecten van Europese regelgeving voor de veehouderij (IPPC-richtlijn, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Bij brief van 31 mei 2005, Kamerstukken II 2004/05, 29 930 en 30 004, nr. 33 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij komt erop neer dat de provincies de zeer kwetsbare gebieden zullen aanwijzen aan de hand van een aantal in de wet opgenomen afwegingsaspecten. Daarnaast krijgen melkveehouderijen in de zones rond de zeer kwetsbare gebieden ruimere ontwikkelingsmogelijkheden.

Het voorstel tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij is op 28 juli 2006 bij Koninklijke Boodschap aan de Tweede Kamer aangeboden. Indien de parlementaire behandeling voorspoedig verloopt, zou de gewijzigde wet begin 2007 in werking kunnen treden.

6.4 Stank en veehouderij

Vanwege de noodzaak tot vitalisering van het landelijk gebied, de gevoelde behoefte aan gemeentelijke beleidsvrijheid en bepaalde ongewenste neveneffecten van de huidige stankregelgeving is de ontwikkeling van een nieuw, landsdekkend wetsvoorstel geurhinder en veehouderij met voortvarendheid ter hand genomen. Het wetsvoorstel is op 7 juli 2006 door de Tweede Kamer aanvaard en vervolgens toegezonden aan de Eerste Kamer. Naar verwachting is inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2007 mogelijk.

6.5 Bestrijdingsmiddelen (afgerond)

Bij besluit van 23 juli 2005 (Stb. 2005, 413) is het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen vereenvoudigd en is het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen ingetrokken. Hierdoor wordt de milieubeoordeling van nieuwe werkzame stoffen en bestaande werkzame stoffen geharmoniseerd.

Het besluit en de bijbehorende uitvoeringsregeling zijn in werking getreden op 1 januari 2006 (Stcrt. 2006, 248).

7.1 Vereenvoudigen Wet geluidhinder; integratie met Wet milieubeheer

Op 3 juli 2006 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel 29 879 (MIG II, fase 1) aangenomen. Het wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven en in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2006, 350). Dan zal er een eenvoudiger procedure voor het verlenen van een hogere waarde gelden en zal de regelgeving op het gebied van industrielawaai gemoderniseerd zijn.

Binnen het departement wordt nu gewerkt aan de volgende stap in de hervorming van de Wet geluidhinder volgens de lijnen die zijn aangegeven in de herijkingsbrief. Dat project wordt nu aangeduid als SWUNG: «samenwerken in de uitvoering van nieuw geluidbeleid».

7.2 Geluidhinderregelingen

De wijziging van de Wet geluidhinder via het wetsvoorstel MIG II, fase 1 leidt tot doorwerking in de onderliggende regelgeving: AMvB’s en ministeriële regelingen. Deze doorwerking wordt meteen benut om de doelstellingen van de herijking vorm te geven. Zo worden het Besluit geluidhinder spoorwegen (BGS), het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen (BGW), het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen (BGI) en het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998 samengevoegd tot één besluit: het Besluit geluidhinder. De reken- en meetvoorschriften voor de individuele bronnen worden tot één regeling gemaakt. Een aantal besluiten en regelingen vervalt of kan worden ingetrokken, zoals bijvoorbeeld het Besluit geluidsgevoelige ruimten van een woning, de Regeling bepaling geluidszones langs wegen 1993, de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai en het Besluit bepaling referentieniveauperiode. Deze wijzigingen hangen samen met de modernisering via het wetsvoorstel MIG II, fase 1, en zullen dan ook tegelijkertijd, per 1 januari 2007, in werking treden.

7.3 Geluidsproductieregelingen

In de herijkingsbrief is het streven opgenomen om het hoofdstuk toestellen van de Wet geluidhinder over te brengen naar de Wm. Dit is een onderdeel van de tweede hervormingsfase van de Wet geluidhinder.

In 2006 is begonnen met de voorbereiding van deze fase. Wetswijziging zal plaatsvinden via het spoor van project 1.1. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding in de eerste helft van 2008.

8.1 Vereenvoudiging aanschrijfinstrumentarium

Het wetsvoorstel 29 392 tot wijziging van de Woningwet leidt onder andere tot de in de herijkingsbrief genoemde vereenvoudiging van het aanschrijfinstrumentarium. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel in maart 2006 aanvaard, waarna het bij de Eerste Kamer is ingediend.

8.2 Integreren bouwtechnische eisen milieuregelgeving 8.3 Eisen voor specifieke gebouwen 8.4 Brandveilig gebruik en slopen van gebouwen

De wijziging van het Bouwbesluit 2003 per 2008 is in voorbereiding. Daarbij gaat het onder meer om het afstemmen van eisen met de milieuregelgeving en het verminderen van eisen. Ook worden de voorschriften met betrekking tot brandveilig gebruik van gebouwen in een apart «Gebruiksbesluit» geüniformeerd. De huidige gemeentelijke bepalingen vervallen bij de inwerkingtreding van dat besluit. Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar mijn brief van 23 mei 2005 inzake de bouwregelgeving (Kamerstukken II 2004/05, 28 325, nr. 17). Naar verwachting zal de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit brandveilig gebruik bouwwerken gelijktijdig met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit plaatsvinden. Hiermee wordt de bouwregelgeving beter afgestemd op de milieuregelgeving Met betrekking tot bepalingen aangaande het slopen geldt dat deze zullen worden geïntegreerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (project 11.1) en daarmee, uitgaande van de beoogde inwerkingtredingsdatum van die wet, in 2008 deel zullen uitmaken van de omgevingsvergunning.

9.1 Regelgeving rond corporaties (algemeen) 9.2 Bedrijfswaardegegevens corporaties 9.3 Accountantsverklaring corporaties c.a. 9.9 Toezicht op corporaties

Het wetsvoorstel Woonwet is conform de herijkingsvoornemens ingetrokken (bijlage Staatscourant 11-01-2005).

In de brief van 22 juni 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 846, nr. 7) is een visie op hoofdlijnen gegeven voor een nieuw arrangement tussen de overheid en de woningcorporaties. Op 29 juni is deze brief in de Tweede Kamer besproken. Op 12 december 2005 is een vervolgbrief over het corporatiebestel naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2005/06, 29 453, nr. 30). De Tweede Kamer heeft op 27 maart 2006 144 vragen gesteld. Deze zijn bij brief van 15 juni 2006 (Kamerstukken II, 2005/06, 29 453, nr. 48) beantwoord. Bespreking in de Tweede Kamer vindt(vond) plaats op 31 augustus. De inspanningen zijn erop gericht het deel van het nieuwe arrangement dat betrekking heeft op de sturing op de prestaties van corporaties per 1 januari 2007 in te voeren. Het tijdpad hiervan, en van de overige onderdelen van het nieuwe arrangement, zal afhangen van de politieke besluitvorming. Voor de overige onderdelen van het nieuwe arrangement zal naar verwachting de Woningwet en in ieder geval het Besluit beheer sociale-huursector moeten worden gewijzigd. In het najaar volgt verder een vervolgbrief waarin het (externe) toezichtarrangement op de corporaties is uitgewerkt. Inmiddels is hierover een advies uitgebracht door de heer Schilder, dat bij brief van 25 juli 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 453, nr. 52) aan de Kamer is gezonden. De concrete vormgeving en inrichting van het externe toezicht zal mede afhangen van de besluitvorming over het nieuwe arrangement. Ook het tijdpad waarlangs de betreffende voorstellen kunnen worden ingevoerd zal afhangen van deze besluitvorming. Ook voor deze wijzigingen zal naar verwachting wijziging van de Woningwet noodzakelijk zijn.

9.4 Huursubsidieregelgeving (actueel inkomen) (afgerond)

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de Aanpassingswet Awir zijn per 1 september 2005 in werking getreden (Stb. 2005, 344). Per 1 januari 2006 is een drietal wetsvoorstellen met wijzigingen in de Awir en de Wet op de huurtoeslag van kracht geworden. (Stb. 2005, 692; Stcrt. 2005, 251 en 247). Hiermee is de uniformering van het begrippenkader, waaronder het inkomensbegrip, van inkomensafhankelijke regelingen en een gestroomlijnde en gebundelde uitvoering van zorgtoeslag, huurtoeslag en kindertoeslag een feit. Hiermee is dit deelproject afgerond.

9.5 Huurprijzenregelgeving en geschillenbeslechting

Op 14 juni 2006 is het wetsvoorstel modernisering huurbeleid 2007 bij de Tweede kamer ingediend (Kamerstukken II, 30 595). Het wetsvoorstel voorziet onder meer in een wijziging van titel 7.4 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Met het wetsvoorstel worden de beleidsvoornemens voor modernisering van het huurbeleid zoals onder meer opgenomen in de brieven aan de Tweede Kamer van 19 november 2004 (Kamerstukken II 2004/05, 27 926, nr. 39), 4 februari 2005, 26 april 2005, en 17 maart 2006 (Kamerstukken 2005/2006 nrs. 43, 52, en 91) in wetgeving vastgelegd.

Onderdeel van de modernisering van het huurbeleid vormt tevens de aanpassing van het Besluit huurprijzen woonruimte.

Het gaat daarbij om het vaststellen van de grenswaarden voor het geliberaliseerde en overgangsgebied, de woningbouwaantallen die relevant zijn om te komen tot verdere liberalisatie, aanpassing van het woningwaarderingsstelsel en het register van geliberaliseerde woningen. Inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2007.

Het voornemen om tot één ZBO voor beslechting van huurgeschillen te komen is eind mei besproken met organisaties van huurders en verhuurders. In het najaar van 2006 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de verdere uitwerking. Afronding van dit project wordt thans voorzien in 2008.

9.6 Huisvestingswet (doorlichting)

Bij brief van 2 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 624, nr. 1) heb ik u geïnformeerd over het voornemen om de Huisvestingswet grondig te herzien. Tijdens een algemeen overleg op 7 september 2004 naar aanleiding van de brief heeft de Vaste Commissie voor VROM hiermee ingestemd. Ik heb toegezegd om in 2005 te komen met een brief met de kaders van de nieuwe Huisvestingswet zodat een debat op hoofdlijnen kan plaatsvinden en de wet kan worden geschreven. De brief met kaders zal naar verwachting in 2007 worden verzonden.

9.7 Intrekken Wet bevordering eigenwoningbezit 9.8 Wet bevordering eigenwoningbezit (lopende wijziging)

Als reactie op het herijkingsvoornemen om de Wet bevordering eigenwoningbezit in te trekken is er vanuit de Kamer een initiatiefwetsvoorstel (Kamerstukken II, 2005/2006, 29 917) ingediend dat ook de instemming heeft van het kabinet. De Tweede Kamer heeft op 24 mei 2006 dit initiatiefwetsvoorstel verruiming en vereenvoudiging Wet bevordering eigen woningbezit (BEW-plus) aangenomen. Gewacht wordt nu op agendering in de Eerste Kamer. Gezien de politieke besluitvorming rond project 9.7 is uitvoering van project 9.8 niet meer nodig. Immers 9.8. betreft het wijzigen van de in te trekken Wet bevordering eigenwoningbezit. Met het opstellen van een nader rapport hieromtrent is dit project afgerond.

9.10 Wet op het overleg huurders verhuurder

In mijn brief van 19 november 2004 over de modernisering van het huurbeleid (Kamerstukken II 2004/05, 27 926, nr. 39) heb ik aangekondigd dat VROM en de Nederlandse Woonbond gezamenlijk een Commissie zouden instellen die onderzoekt hoe gedurende deze regeerperiode de positie van huurders en huurdersorganisaties kan worden versterkt. De Commissie Zeggenschap en versterking positie huurders(-organisaties) onder leiding van mevrouw J.M. Leemhuis-Stout heeft op 11 oktober 2005 advies uitgebracht. Dit advies is naar de Kamer doorgestuurd (Kamerstukken II 2005/06, 27 926, nr. 78). Een eerste reactie op het advies heb ik gegeven in de brief over het corporatiestelsel die in december 2005 naar de Tweede Kamer is gegaan (zie 9.1). Inmiddels is een aanpassing van de Wet op het overleg huurders verhuurder voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Daarnaast zal de Tweede Kamer na de zomer geïnformeerd worden over de stand van zaken.

10.1 Nieuw Besluit op de ruimtelijke ordening

De voorbereiding van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is gaande. Het streven is om eind 2006 een ontwerpbesluit aan de Raad van State voor te leggen. Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waarop het Besluit ruimtelijke ordening wordt gebaseerd, is op 23 mei 2003 bij de Tweede Kamer ingediend en op 23 februari 2006 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer voor verdere behandeling. Voor de inwerkingtreding van de nieuwe Wro zal het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld moeten zijn en de Invoeringswet door het parlement aanvaard moeten zijn. Na advisering door de Raad van State zal het wetsvoorstel inzake de invoeringswet ter behandeling naar de Tweede en Eerste Kamer worden verstuurd. Gestreefd wordt zowel de Wro als het Bro en de Invoeringswet in 2007 in werking te laten treden.

10.3 Wet voorkeursrecht gemeenten

De Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) wordt in twee slagen vereenvoudigd. De eerste vereenvoudiging heeft betrekking op het verminderen van het aantal besluitmomenten in de Wvg door het invoeren van een eenmalige vestiging van het voorkeursrecht. In de huidige wet is nog sprake van een opeenvolging van herhaalvestigingen, inclusief de bijbehorende procedures en kennisgevingen. Deze eerste vereenvoudiging maakt onderdeel uit van het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Wro. In de tweede vereenvoudiging wordt onder meer de aanbiedingsprocedure versimpeld en wordt de ontheffing door gedeputeerde staten afgeschaft. Deze tweede vereenvoudiging wordt in een apart wetsvoorstel in procedure gebracht.

11.1 Omgevingsvergunning

Hiervoor verwijs ik naar de tekst die aan het begin van Deel 1 is opgenomen.

11.4 Stroomlijnen proces van wet- en regelgeving

Bij de behandeling van het wetsvoorstel 29 285 (Handhavingsstructuur) op 8 december 2004 werd toegezegd dat de Kamer een notitie zou ontvangen met daarin de voorstellen met betrekking tot de stroomlijning van regelgevingsprocedures. Deze notitie is op 7 november 2005 toegezonden aan de Tweede en de Eerste Kamer (Kamerstukken II, 2005/06, 29 383, nr. 35). Bij brief van 8 maart 2006 (29 383, nr. 44) is de Tweede Kamer nader geïnformeerd naar aanleiding van de vraag bij welke algemene maatregelen van bestuur de nahangprocedure zal worden omgezet in een voorhangprocedure. Een wetsvoorstel conform de aangegeven lijnen is inmiddels in procedure gebracht.

11.5 Milieuschaderegeling

Besloten is om geen separate regeling met betrekking tot herstel van milieuschade in het leven te roepen naast de verplichtingen die de Richtlijn milieuaansprakelijkheid aan Nederland oplegt. Met betrekking tot dit onderwerp verwijs ik verder naar de informatie die is opgenomen in de toelichtende stukken bij de voornemens met betrekking tot de intrekking van het Fonds Luchtverontreiniging en het Besluit Fonds Luchtverontreiniging, het ter hand nemen van titel 15.4 Wet milieubeheer (Wm), en de algemene milieuschaderegeling. (Kamerstukken II, 2005/06, 29 383, nr. 38).

Projecten die voortvloeien uit het project Vereenvoudiging Vergunningen

I. Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (afgerond)

Met de wijziging van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen (Stb. 2005, 488) en de vaststelling van de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond (Stcrt. 2005, 220) is het aantal vrijstellingen voor het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen uitgebreid. Het betreft afvalstromen die vrijkomen bij beheer van bermen, slootkanten en natuurgebieden of bij het oogsten van landbouwgewassen. Deze afvalstoffen kunnen nu zonder ontheffing van het stortverbod buiten inrichtingen (art. 10.2 Wet milieubeheer) worden toegepast op aangrenzende landbouwpercelen of binnen het natuurgebied waar het materiaal vandaan komt. Verder mag tarragrond dat vrijkomt bij de aardappel- en suikerbietenverwerkende industrie terug naar de percelen waar aardappelen of bieten hebben gestaan.

II. Verlengen geldigheidstermijn mededelingen productenbesluiten afval

In het kader van de modernisering VROM-regelgeving was oorspronkelijk voorgesteld de mededelingsplicht te vereenvoudigen tot een melding zonder goedkeuring (zie ook de voortgangsbrief van 2 september 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 17, blz. 8)). Inmiddels wordt in het kader van de doorlichting vanuit het project Vereenvoudiging Vergunningen voorgesteld de mededelingensystematiek te handhaven, maar de huidige geldigheidstermijn van 5 jaar te vervangen door een onbeperkte geldigheidstermijn. Dat betekent dat ook de reeds in het verleden goedgekeurde mededelingen onbeperkt van kracht blijven.

III. Afschaffing eis vakbekwaamheidsdiploma bestaande afvalinzamelaars (afgerond)

De wijziging van de regels betreffende vakbekwaamheid in de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen is afgerond (Stcrt. 2006, 100). Hierdoor is een ontheffing voor bestaande gevallen van de vakbekwaamheideis en bovendien een verlenging van de geldigheid van het bewijs van kredietwaardigheid gerealiseerd, waardoor de administratieve lasten afnemen.

IV. Inzamelvergunning omzetten naar algemene regels met melding

Voor een drietal afvalstromen is in het Besluit inzamelen afvalstoffen een inzamelvergunning verplicht gesteld. Voorgesteld wordt deze vergunningplicht af te schaffen tenzij vast komt te staan dat dit aantoonbare negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Bij afschaffing van de vergunningplicht wordt het algemene regime ten aanzien van «vermelding op de lijst van inzamelaars» van kracht voor deze drie afvalstoffen, eventueel (indien noodzakelijk) aangevuld met algemene regels.

V. Afzien erkenning laboratoria analyse niet-reinigbaar staalgrit

In de regelgeving is bepaald dat alleen «niet reinigbaar straalgrit» mag worden gestort en dat de vraag wat onder «niet-reinigbaar» wordt verstaan alleen beantwoord mag worden door onderzoekslaboratoria die zijn erkend door de Stichting Raad voor de Accreditatie. Omdat het storten van afval ook al een heffing met zich meebrengt, bedoeld om storten te ontmoedigen, zijn stortverbod en stortheffing in feite overlappende instrumenten. Daarom kan de eis vervallen dat alleen bepaalde gecertificeerde laboratoria mogen bepalen of aan de eisen wordt voldaan. Het is, net als bij de meeste andere normen in regelgeving, een eigen verantwoordelijkheid van bedrijven om een betrouwbaar laboratorium in te schakelen om te bepalen wat de normen van een partij straalgrit zijn. Concreet betekent dat een deel van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit wordt ingetrokken.

VI. Ontbrandingsvergunning vuurwerk naar deels algemene regels (afgerond)

Voor kleine en eenvormige evenementen is reeds in 2004 (Stb. 2004, 26) een lichter regime geïntroduceerd. Voor het daadwerkelijk afsteken van professioneel vuurwerk is naast de toepassingsvergunning voor het bedrijf ook een ontbrandingstoestemming nodig van de provincie waar het evenement gehouden wordt. Hiertoe kan sinds 2004 voor een deel (ca. 75%) van de ontbrandingstoestemmingen volstaan worden met een melding.

VII. Vergunningen radioactieve stoffen deels naar algemene regels met melding VIII. Vergunningen ioniserende straling uitzendende toestellen deels naar algemene regels met melding

In het huidige systeem van meldingen en vergunningen worden drie categorieen ioniserende straling uitzendende toestellen onderscheiden: vrijstelling, alleen melding, voorafgaande schriftelijke vergunning. In het beoogde vergunningstelsel zal een verfijning plaatsvinden, waarbij meer met algemene regels en meldingen zal worden gewerkt, naast standaard- en maatwerkvergunningen. Hierbij zal meer uitgegaan worden van de te verwachten risico’s. Randvoorwaarden voor een keuze zijn dat het huidige stralingsbescherminsniveau gehandhaafd moet blijven en dat het nieuwe systeem eenduidig, uitvoerbaar en handhaafbaar moet zijn. Een gelijke aanpak zal gelden voor radioactieve stoffen. Het onderzoek naar beleidsopties wordt in september 2006 afgerond, waarna keuzes gemaakt kunnen worden. Naar verwachting zal wijziging van de bestaande regelgeving zeker de periode tot eind 2007 in beslag nemen.

IX. Ontheffing voorschriften bad- en zweminrichting deels naar algemene regels

Op grond van de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zweminrichtingen en het gelijknamige besluit zijn in het belang van hygiëne en veiligheid eisen gesteld aan badinrichtingen en zwemgelegenheden in oppervlakte water. Voorgesteld wordt deze ontheffing- en kennisgevingsplicht deels in algemene regels met meldingsplicht om te zetten. Omdat dit een bevoegdheid van gedeputeerde staten, dient dit vanzelfsprekend eerst besproken te worden met dit bevoegde orgaan.

X. Oprichtingsvergunning bad- en zweminrichting deels naar algemene regels

De kennisgeving van een onder andere de oprichting kan vervangen worden door een lichter regime.

XI. Lex silencio positivo onttrekkingsvergunning Huisvestingswet XII. Lex silencio positivo splitsingsvergunning Huisvestingswet

Introductie van de lex silencio positivo zal worden meegenomen bij de doorlichting van de Huisvestingswet. Indien eerder alsnog besloten wordt de Huisvestingswet te integreren in de Wabo dan zullen deze vergunningen onder de reguliere voorbereidingsprocedure gaan vallen waardoor de lex silencio positivo van toepassing wordt.

XIII. Verlengen geldigheidstermijn vergunning grensoverschrijdend afvaltransport

In het kader van de herziening van de EG-verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA, (EG) nr. 1013/2006) is een langere geldigheidstermijn voor vergunningen geïntroduceerd (3 in plaats van 1 jaar). Hierdoor worden de administratieve lasten aanzienlijk verminderd. De wijziging treedt medio 2007 in werking.

XIV. Vergunningen ingeperkt gebruik genetisch gemodificeerde organismen deels naar algemene regels met melding

De voorstellen zullen worden ondergebracht bij project 1.9 van dit overzicht. Kern van de voorstellen is dat de vergunningplicht voor de twee laagste risicoklassen wordt omgezet in een meldingsplicht onder algemene regels.

DEEL 3: DE TOEPASSING VAN ICT BIJ DE UITVOERING VAN DE VROM-REGELGEVING

In de septemberbrief 2005 is aangegeven dat bij de uitwerking van de regelgeving rekening wordt gehouden met het toepassen van de moderne ICT-mogelijkheden. Inmiddels is daarin een behoorlijke voortgang verkregen. In aansluiting op de in die brief genoemde ICT-aspecten worden hierna enkele voorbeelden genoemd van de behaalde resultaten in het afgelopen jaar rondom de omgevingsvergunning en de nieuwe algemene milieuregels.

Teneinde de ondernemers in de gelegenheid te stellen makkelijk kennis te nemen van de voor hun situatie van toepassing zijnde regelgeving zijn de branchewijzers (voorheen sectorwijzers genoemd) in ontwikkeling. De eerste daarvan, de horecawijzer, is inmiddels gereed en toegankelijk op internet voor het bedrijfsleven (via www.bedrijvenloket.nl). Verder zijn in het kader van de omgevingsvergunning de eerste digitale formulieren beschikbaar bij een aantal pilotgemeenten (o.a. Groningen, Enschede, Ede, Zwolle, Dordrecht). Het landelijke uniforme formulier voor de bouwvergunning wordt momenteel in de praktijk beproefd bij enkele gemeenten in samenwerking met aanvragende partijen (zowel bedrijven als burgers). Naast het digitaal indienen wordt ook het digitaal afhandelen straks mogelijk bij gemeenten, waarmee een forse efficiëntiewinst kan worden gehaald. Voor de bouwvergunning is ook hiervoor een proef gestart bij een negental gemeenten. Bij deze verschillende projecten wordt intensief samengewerkt met een aantal programma’s van het ICTU zoals eFormulieren, EGEM en DigiD. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle ontwikkelde software per direct breed toepasbaar en bruikbaar wordt voor alle decentrale overheden.

Rondom het onderdeel milieuvergunning binnen de omgevingsvergunning is besloten uit te gaan van bestaande middelen, daartoe is contact opgenomen met het bedrijfsleven om de kennis die beschikbaar is op dit gebied toegankelijk te krijgen voor VROM. Inmiddels is het ontwerp voor een digitaal milieu aanvraagformulier in een vergevorderd stadium. Daarbij wordt tevens intensief samengewerkt met het programma algemene milieuregels (8.40 AMvB’s). Ten behoeve van dit laatste pogramma is namelijk eveneens een digitale toegang gewenst. De beide digitale systemen worden zodanig gekoppeld dat een bedrijf via één relatief eenvoudige vragenboom een op maat gemaakt formulier krijgt met daarin alleen de vragen die voor de aanvrager echt relevant zijn. Overbodige vragen worden niet meer gesteld.

Met deze forse stap op weg naar digitalisering van het vergunningenproces wordt tevens uitvoering gegeven aan de voornemens die in het kader van het project Vereenvoudiging Vergunningen zijn geformuleerd. Slechts een klein deel van de vergunningstelsels die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van VROM vallen wordt hiermee niet op korte termijn gedigitaliseerd. Het streven is erop gericht om dit restant te gelegener tijd voor digitale procedures geschikt te maken, nadat ervaring is opgedaan met de eerste tranche.

DEEL 4: VRAGEN EN TOEZEGGINGEN

In dit deel ga ik in op onderwerpen waarover vragen zijn gesteld of toezeggingen zijn gedaan in recente overleggen met de Tweede Kamer over onderwerpen die samenhangen met de modernisering van de VROM-regelgeving en waarover niet reeds elders is gerapporteerd.

Toezeggingen in het algemeen overleg van 8 november 2005

Uiterlijk medio november 2005 wordt een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de relatie tussen de Wvo en de omgevingsvergunning.

Een gezamenlijke brief van de Staatssecretaris van V&W en van mijn ambtsvoorgangster is op 30 november 2005 aan de Tweede Kamer gezonden. Strekking ervan is dat daar waar samenloop bestaat tussen Wvo en Wabo, namelijk bij een activiteit of handeling waarbij zowel een omgevingsvergunning als een watervergunning nodig is, dat voor de aanvrager niet merkbaar is, aangezien ervoor wordt gekozen om de watervergunning in het zogenaamde omgevingsloket onder te brengen. Dit betekent dat achter de schermen de coördinatie goed wordt geregeld. Er wordt uitgegaan van een gecombineerde aanvraag voor de verschillende vergunningen, het combineren van overlegmomenten, zoveel mogelijk digitalisering van informatiestromen, coördinatie van het afgeven van de omgevingsvergunning en de watervergunning alsmede een goed afgestemde handhaving.

De Minister van VROM zal (in overleg met OCW) kritisch kijken naar het fenomeen dat beroepsmatige bezwaarmakers die bouwprojecten willen frustreren, de monumentenstatus voor een pand aanvragen.

Met het ministerie van OCW is afgesproken dat dat ministerie hiertoe de Monumentenwet zal wijzigen. De Minister van VROM heeft op dit vlak geen bevoegdheden.

De Tweede Kamer zal voor juli 2006 geïnformeerd worden over het standpunt naar aanleiding van de geluiden uit het bedrijfsleven dat in het nieuwe Besluit gebruik bouwwerken te weinig sprake is van deregulering, doordat te veel wordt geleund op modellen van de VNG en dat het aantal gebruikvergunningplichtige gebouwen onvoldoende wordt teruggebracht.

In de brief over de bouwregelgeving zal worden ingegaan op de stand van zaken t.a.v. het Besluit gebruik bouwwerken. De brief zal naar verwachting in september 2006 worden verzonden.

De Minister van VROM zal de mogelijkheden en consequenties van een verruiming van het vergunningvrij bouwen in beeld brengen.

De evaluatie van Welstandstoezicht en Bouwvergunningvrij bouwen is in gang gezet. De resultaten van deze evaluatie worden naar verwachting eind 2006 aan de Kamer aangeboden.

Bij de toekomstige evaluatie van het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer zal de vraag betrokken worden of handhavers met voldoende onafhankelijkheid kunnen opereren.

De evaluatie van het besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer zal in 2007 plaatsvinden binnen het bestek van de Structurele Evaluatie Milieuwetgeving (STEM). De betrokken onderzoekers zullen meekrijgen genoemd aspect in de evaluatie te betrekken.

De Tweede Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de pro’s en contra’s van het schrappen van de verplichte STEK-erkenning voor koelinstallaties.

Bij brief aan de Tweede Kamer van 10 februari 2006 is informatie verschaft inzake het vervallen van de STEK-erkenningsregeling.

Andere overleggen

Tijdens het AO Jaarverslag van 14 juni jl. heeft mijn ambtsvoorgangster toegezegd dat de Kamer na het zomerreces een overzicht ontvangt van hetgeen bereikt is op het gebied van het verkorten van procedures van de Wro, de 8.40-AmvB’s en de omgevingsvergunning. Ook is toegezegd aan de Minister van Justitie het verzoek over te brengen de Kamer te informeren over uitvoering van de moties over de bestuurlijke lus, verkorting van de termijnen van de Awb en de fatale termijnen. Met onderstaande passages ga ik in op deze toezegging.

Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)

De belangrijkste maatregel uit de nieuwe Wro (zie ook 10.1) in het kader van de verkorting van procedures is halvering van de duur van de bestemmingsplanprocedure van 58 naar 22–24 weken. Twee andere maatregelen voor een snellere besluitvorming zijn al mogelijk sinds 2004 resp. 2006, namelijk bundeling van samenhangende ruimtelijke projecten via de rijksprojectenprocedure en de gemeentelijke coördinatieregeling.

8.40-AmvB’s

Bij de modernisering van de 8.40-AmvB’s in het project Activiteitenbesluit (zie 3.2) wordt de milieuvergunningplicht voor een groot aantal bedrijven opgeheven. Dit betekent dat circa 20 000 bedrijven geen vergunning meer hoeven aanvragen en dus niet langer te maken krijgen met de proceduretijd van 6 maanden voor milieuvergunningen.

Omgevingsvergunning

Door de integratie van een groot aantal vergunningen in de omgevingsvergunning (zie ook 11.1) wordt slechts één maal de proceduretijd van 8 weken bij de reguliere voorbereidingsprocedure of 6 maanden bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure doorlopen. Daarnaast gaat de positieve fatale termijn, die nu nog alleen voor de bouwvergunning geldt, gelden voor alle onderdelen van de omgevingsvergunning die onder de reguliere voorbereidingsprocedure vallen, dus bijvoorbeeld ook de aanlegvergunning, de kruimelvrijstelling bestemmingsplan en de sloopvergunning.

De Minister van Justitie zal de Kamer separaat informeren over de moties met betrekking tot het verkorten van procedures in het kader van de bestuurlijke lus, Awb en de fatale termijnen.

Tijdens het algemeen overleg Afval van 28 juni jl. is gevraagd om het aantal bedrijven dat verplichtingen heeft om te melden en registreren in verband met afval te benoemen. Hierna zal ik dat doen.

Het «Besluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen» legt aan een aantal specifieke categorieën bedrijven de plicht op om de afvalstoffen die zij ontvangen of afgeven te melden. Het gaat hier om afvalinrichtingen die onder het bevoegd gezag van de provincie vallen en gemeentelijke inrichtingen, met een opslagcapaciteit van 50 m3 of meer, voor het opslaan van verontreinigde grond en voor het overslaan van huishoudelijke of bedrijfsafvalstoffen. De bedrijven die wel onder de reikwijdte van artikel 10.40, eerste lid Wm vallen, maar niet hoeven te melden volgens het «Besluit melden», hebben een plicht om een registratie van de afvalstoffen bij te houden. Primaire ontdoeners hoeven op basis van het besluit niet te registreren of te melden. De plicht tot registratie en tot melden zijn twee verschillende verplichtingen en hebben beide hun basis in de Kaderrichtlijn afvalstoffen en de Richtlijn gevaarlijke afvalstoffen. Het aantal bedrijven dat op grond van het «Besluit melden» meldingsplichtig is, bedraagt nu ca. 2350. Het aantal bedrijven dat een ontvangst- en een afgiftemelding moeten doen, was bij de berekening van de administratieve lasten van 19 juni 2003 ca. 2850 en het aantal bedrijven dat onder het stelsel van de route-inzameling valt ca. 100.

Daarnaast is er de «Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen», die voorschrijft dat deze specifieke groep bedrijven die zich met afval bezighoudt, zich op een lijst moet laten registreren (de VIHB-lijst). Deze registratieplicht komt in de plaats van een vergunningplicht. De eisen om op de VIHB-lijst vermeld te worden, zijn door de wijziging van de «Regeling VIHB-lijst» van 11 mei 2006 versoepeld. Het aantal bedrijven dat zich heeft geregistreerd op de VIHB-lijst is per 1 augustus 2006: 8812, waarvan 7721 Nederlandse bedrijven. Bij het opstellen van de «Regeling VIHB-lijst» was de inschatting dat het aantal bedrijven dat op de VIHB-lijst geregistreerd diende te worden, 2170 bedrijven zou bedragen.

Tijdens het algemeen overleg op 20 september jl. over modernisering (herijking) van de VROM-regelgeving zijn enige toezeggingen gedaan waarop hieronder wordt ingegaan.

Naar aanleiding van enige vragen over de toegezegde actie om het VROM-circulairebestand door te lichten en waar mogelijk op te schonen, gedaan bij een notaoverleg op 2 februari 2004, het volgende.

Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2006 (29 383, nr. 53) is een «positieve lijst» van actuele circulaires opgesteld. De circulaires van VROM zijn geïnventariseerd en tegen het licht gehouden. Niet meer actuele circulaires en circulaires met een louter informatief karakter zijn niet op de lijst opgenomen. Uit de aard der zaak bevat de lijst ook geen circulaires die niet meer te achterhalen zijn. De opstelling van de positieve lijst heeft geresulteerd in een aanzienlijke vermindering van het aantal actuele circulaires waarvan toepassing wenselijk wordt geacht.

Het ligt in de bedoeling voortaan circulaires eenduidig te publiceren. Circulaires met normerende werking zullen in de Staatscourant worden gepubliceerd. Daarnaast is een overzicht van thans actuele circulaires op VROM.nl geplaatst. Voor de circulaires op het beleidsterrein wonen was dit reeds het geval. Thans zijn ook de circulaires op milieuterrein via de VROM-website te raadplegen. Daarmee wordt voorkomen dat in de toekomst sprake kan zijn van «niet te achterhalen» circulaires.

De Aanwijzingen voor de circulaires, vastgesteld door de Minister-president, dateren van 1986 en zijn nadien niet geactualiseerd. Ik zal met mijn ambtgenoten die dit aangaat, spreken over de resultaten van de opschoningsactie bij VROM en de wenselijkheid van aanpassing van de Aanwijzingen.

Naar aanleiding van de vraag de heer Krähe over de verwerking van shredderafval, wil ik graag het volgende opmerken.

Met het oog op het voorkomen van het storten van afvalstoffen is er jarenlang geprobeerd verwerkingstechnieken te vinden voor het shredderafval. Afvalverbrandingsinstallaties accepteren shredderafval niet en verbrandingsinstallaties specifiek voor shredderafval zijn, vanwege de zeer hoge kosten, niet van de grond gekomen. Nu is er een Post Shredder Technologie (PST-installatie) beschikbaar gekomen, die het mogelijk maakt een groot deel van het shredderafval nuttig toe te passen. Ik zie dit als een wenselijke ontwikkeling die maakt dat er een stortverbod voor deze afvalstroom kan worden ingesteld. Shredderafval komt dan niet meer onder het lage tarief van de Wet belasting op milieugrondslag te vallen.

In een PST-installatie worden hoofdzakelijk kunststoffen, vezels en minerale fracties en de laatste restanten metaal uit het shredderafval teruggewonnen. Voor een deel van deze materialen zijn afzetmarkten en voor een deel worden deze nog onderzocht. Na de PST-verwerkingsstap blijft er nog een residu, voornamelijk bestaande uit stof en de PVC-rijke kunststoffractie, over die (nog) niet nuttig kan worden toegepast.

Voor het storten hiervan kan een ontheffing worden verleend. Op basis van de soortelijke massa van het afval wordt het belastingtarief bepaald. Indien het minder is dan 1100 kg/m3 valt de afvalstroom onder het hoge tarief. Voor het residu van de PST-installatie zal, vergelijkbaar met andere afvalstromen die (veel) kunststoffen bevatten, derhalve het hoge tarief gaan gelden. Voordeel hiervan is dat betrokken partijen blijven zoeken naar afzetmogelijkheden voor terug te winnen materialen en zo de PST-installaties zo optimaal mogelijk gaan gebruiken.

Tot slot een antwoord op de door de Tweede Kamer gestelde vraag naar de planning van de inwerkingtreding van het voorstel van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in relatie tot de nu bij de thans bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gezien de voortgang van de parlementaire behandeling van de Wro en de Wabo alsmede de bijbehorende invoeringswetten, waarbij het moment van afronden van de Wro momenteel dichterbij lijkt dan dat van de Wabo, ligt het op dit ogenblik niet voor de hand dat gelijktijdige inwerkingtreding wenselijk of mogelijk is. Wel wil ik toezeggen dat indien de te verwachten data van inwerkingtreding dichter bij elkaar komen te liggen, ik zal aansturen op gekoppelde invoeringsbegeleiding en afstemming van beide trajecten gericht op de uitvoeringspraktijk.

TOT SLOT

Indien een volgend kabinet de uitvoering van het meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving voortzet, ligt het in de lijn der verwachting dat u in september 2007 de volgende integrale rapportage zult ontvangen.

Ik verwacht u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de huidige stand van zaken.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

BIJLAGE

TIJDSCHEMA VOOR DE RESULTATEN VAN DE PRIORITAIRE PROJECTEN

In aanvulling op het vermelde in deel 2 van de brief geeft het volgende schematische overzicht aan wanneer er concrete resultaten zijn behaald of worden verwacht bij de herijkingsprojecten die in het meerjarenprogramma uit december 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 29 383, nr. 1) prioriteit 1 of 2 hebben gekregen.

Het overzicht is een geactualiseerde versie van het overzicht dat aan de Tweede Kamer is toegezonden bij brief van 13 september 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 29 383, nr. 32).

De afkortingen hebben de volgende betekenis:

R: aanbieding voor advies aan de Raad van State (voor wetten en AmvB’s);

T: indiening bij de Tweede Kamer (voor wetten);

I: inwerkingtreding (voor wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen) (indien van toepassing valt hier ook intrekking onder).

Deel- project Activiteitvoor medio 2005tweede halfjaar 2005 eerste halfjaar 2006tweede halfjaar 2006eerste halfjaar 2007tweede halfjaar 2007 eerste halfjaar 2008tweede halfjaar 2008later
1.1Implementatie van REACH in hoofdstuk 9 Wm1; overheveling van de niet door REACH bestreken bepalingen uit de Wms naar hoofdstuk 9 Wm en intrek- king van de Wms RT I    
1.1Overbrenging van producteisen die nu nog voorkomen in onder ander de Wlv, de Wgh en de Wbb naar hoofdstuk 9 Wm    RTI  
1.2Totstandbrenging nieuwe onderliggende regelgeving die past in het Europese stoffenbeleid; intrekking oude Wms-amvb’s en -regelingen     RI  
1.3Totstandbrenging van één besluit voor houtverduurzamingsmiddelen     RI  
1.4Intrekking Besluit vluchtige organische stoffen en vijf ministeriële regelingen R + I       
1.5Intrekking regelingen m.b.t. erkenning en examinering inzake vluchtige organische stoffen I       
1.5Vervanging van de Regeling opleiding en examinering ozonlaagafbrekende stoffen door een afgeslankte regeling opleidingseisen ozon      I  
1.6Intrekking Asbestbesluit milieubeheer RI      
1.8Intrekking drie saneringsregelingen asbestwegen eerste faseI        
1.8Intrekking saneringsregeling asbestwegen tweede fase        I
1.9Aanpassing regelgeving met betrekking tot GGO’s        I
1.11Aanpassing Besluit detectie radioactief besmet schroot   RI    
1.12Overheveling van een groot aantal besluiten en ministeriële regelingen naar het Voertuigreglement     RI  
1.13Intrekking Besluit typekeuring houtkachels luchtverontreiniging koolstofmonoxide en bijbehorende typekeuringsregelingR + I        
1.13Intrekking Besluit typekeuring verwar- mingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden en bijbehorende typekeuringsregeling    R I  
1.15Intrekking en wijziging van de regelingen voor de lekdichtheid van koelinstallaties  I      
1.16Aanpassing van regelingen met betrekking tot kleiduivenschietenR + I        
2.1Intrekking en wijziging van diverse besluiten en regelingen op grond van hoofdstuk 10 (Afvalstoffen) van de Wet milieubeheerR + I        
2.1Aanpassing van het Besluit beheer verpakkingen, papier en kartonR I      
2.1Totstandbrenging Besluit scheiden en gescheiden houden van afvalstoffen; intrekking Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen2         
2.1Intrekking Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen3         
2.1Wijziging Besluit beheer batterijen4         
2.2Intrekking Regeling beheer land- en tuinbouwfoliesI        
2.2Intrekking Besluit beheer land- en tuinbouwfoliesRI       
2.4Samenvoeging logoregelingen5         
2.5Wijziging hoofdstuk 10 Wm m.b.t. inzameling afvalstoffen bij elk perceel    RT I 
2.5Intrekking Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel       I 
2.6Schrappen van de noodzakelijke verklaring van geen bedenkingen afvalstoffen uit het IvbR + I        
3.1Wegnemen van knelpunten uit het Ivb, vooral m.b.t. «categorie 28»R + I        
3.1Integrale herziening van het Ivb6  R I    
3.2Wijziging van de Wm om de modernisering van de algemene milieuregels mogelijk te maken RT I    
3.2Totstandbrenging nieuwe amvb met algemene milieuregels en intrekking van de huidige 8.40-amvb’s   RI    
3.2Totstandbrenging nieuwe ministeriële regelingen in het kader van de modernisering van de algemene milieuregels    I    
3.3Wijziging besluit emissie-eisen stookinstallaties B    R I  
3.5Schrappen verplicht publieksmilieuverslag uit de Wet milieubeheer R + T + I        
3.6Afslanking Besluit jachthavensI        
3.6Afslanking Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en onderliggende regelgeving      R + T + I  
3.6Intrekking Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen    RI   
3.8Wijziging hoofdstuk 10, titel 5 van de Wm (afvalwater) RI      
3.8Nieuwe lozingsvoorschriften voor huishoudens RI      
3.8Nieuwe lozingsvoorschriften voor overige niet-inrichtingen  RI     
3.8Intrekking Lozingenbesluit bodembescherming7  R I    
3.9Wijziging Besluit risico’s zware ongevallen 1999 R I     
3.10Wijziging regelgeving m.b.t. explosieven voor civiel gebruik      R + I  
4.1Wijziging van de hoofdstukken 4 en 10 van de Wm ter vermindering van planverplichtingen; intrekking Besluit aanwijzing overheidsinstellingen ex art. 4.2 Wm   RTI   
4.2Wijziging hoofdstuk 7 Wm i.v.m. implementatie SMB-richtlijn, met aanpassing onderliggende regelgevingR + T  I     
4.2Wijziging hoofdstuk 7 Wm i.v.m. vernieuwing van de m.e.r., met aanpassing en intrekking onderliggende regelgeving   RT I  
4.3Aanpassing en intrekking schadever goedingsbepalingen uit de Wm   RT I  
5.1Inbouw Wet bodembescherming in de Wm     R TI
5.2Vereenvoudiging van het Bouwstoffenbesluit; aanpassing en intrekking van de bijbehorende uitvoeringsregelingen  RI     
5.3Vereenvoudiging regelgeving voor grond en baggerspecie, gekoppeld aan het Bouwstoffenbesluit  RI     
5.2/3Wijziging Wet bodembescherming .b.v. Besluit bodemkwaliteit RTI     
5.4Aanpassing hoofdstuk 15 Wm m.b.t. de nazorg van stortplaatsen     RT + I  
5.5Aanpassing Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000     RI  
6.1Eerste fase: Samenvoeging diverse agrarische 8.40-amvb’s tot het Besluit landbouw R I      
6.1Tweede fase: Overbrenging intensieve veehouderij naar het Besluit landbouw     I   
6.1Derde fase: Overbrenging Besluit mestbassins milieubeheer naar het Besluit landbouw; intrekken Regeling kennisgevingsformulier Besluit mestbassins Hinderwet8 (check)    RI   
6.2Versobering Besluit glastuinbouwRI       
6.3Wijziging Wet ammoniak en vee- houderij R TI    
6.4Totstandbrenging landsdekkende Wet stank en veehouderij RT I    
6.5Intrekking en samenvoeging van diverse besluiten en regelingen m.b.t. bestrijdingsmiddelenR I      
7.1Aanpassing Wet geluidhinder, fase 1 (o.a. vergroten beleidsvrijheid gemeenten)R + T    I   
7.1Aanpassing Wet geluidhinder, fase 2 (verdere vereenvoudigingen) en inbouw in de Wm   R9T I  
7.2Sanering en aanpassing geluidhinderregelingen    I    
7.3Sanering en aanpassing geluidsproductieregelingen    RI   
8.1Woningwet (wijzigen)   I     
8.2Bouwbesluit 2003 (wijzigen i.v.m. integreren eisen milieuregelgeving)   R I   
8.3Bouwbesluit 2003 (eisen voor specifieke gebouwen): – onderwijsgebouwen – woonwagens en celgebouwen I R I   
8.4Bouwbesluit 2003 (wijzigen i.v.m. brandveilig gebruik) of nieuwe amvb   R I   
9.1Woonwet (wetsvoorstel intrekken)I        
9.1Woningwet (wijzigen)     RT I
9.1Besluit beheer sociale huursector (wijzigen)     R  I
9.2Besluit beheer sociale huursector (wijziging bijlage IV, art. 39a, lid 1)     R  I
9.3Besluit beheer sociale huursector (wijziging bijlage III)     R  I
9.3Regeling tot wijziging van de bijlagen I en II BBSH        I
9.4Besluit vangnetregeling huursubsidie (vervallen)  I      
9.4Huursubsidiewet (aanpassen) II      
9.4Regeling herrekening actueel inkomen (vervallen)  I      
9.5Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (aanpassen)  RTI    
9.5BW boek 7 (aanpassen)  RTI    
9.5Besluit huurprijzen woonruimte (aanpassen)  R I    
9.5Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte (aanpassen)  RT  I  
9.6Huisvestingswet (intrekking lopende wijzigingen) I       
9.6Huisvestingswet (doorlichting)      I  
9.7Wet bevordering eigenwoningbezit (intrekken)    I    
9.7Besluit bevordering eigenwoningbezit (intrekken)    I    
9.7Regeling bevordering eigenwoningbezit    I    
9.7Regeling normrente en spaarpremie (aanpassen)    I    
9.7Regeling huur- en koopsubsidiegrenzen 2003 (aanpassen)    I    
9.8Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (bij nader rapport intrekken)    I    
9.9Wijziging Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting en besluit beheer sociale huursector    I    
9.10Wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder  R I    
10.1Besluit op de ruimtelijke ordening   R I   
10.2Besluit beleidskader stedelijke vernieuwingI10        
10.3Vereenvoudiging van de bepalingen van de Wet voorkeursrecht gemeenten, deel A  RT I   
10.3Vereenvoudiging van de bepalingen van de Wet voorkeursrecht gemeenten, deel B    RTI  
11.1Omgevingsvergunning  RT  I  
11.3Awb-conformiteit11        
11.4Stroomlijnen proces van wet- en regelgeving   RTI   
11.5Milieuschaderegeling12         
IVrijstellingsregeling stortverbod buiten inrichtingen I       
IIGeldigheidstermijn mededelingen productbesluiten afval verlengen     RI  
IIIOntheffing vakbekwaamheidseis bestaande afvalinzamelaars  I      
IVInzamelvergunning omzetten in algemene regels met melding13         
VErkenning laboratoria analyse niet-reinigbaar staalgrit afschaffen     I   
VIOntbrandingsvergunning vuurwerk deels omzetten in algemene regelsI        
VIIVergunning radioactieve stoffen deels omzetten in algemene regels en melding      RI 
VIIIVergunning ioniserende straling uitzendende toestellen deels omzetten in algemene regels en melding      RI 
IXOntheffing voorschriften bad- en zweminrichting deels omzetten in algemene regels      RI 
XOprichtingsvergunning bad- en zweminrichting deels omzetten in algemene regels      RI 
XILex silencio bij woonfunctievergunning huisvestingswet      I  
XIILex silencio bij splitsingsvergunning Huisvestingswet      I  
XVVerlengen geldigheidstermijn vergunning grensoverschrijdend afvaltransport     I   
XIVVergunning ingeperkt gebruik ggo’s deels omzetten in algemene regels met melding       I 

1  Op dit moment wordt ingeschat dat de Europese verordening REACH in het eerste halfjaar van 2007 in werking treedt en moet worden geïmplementeerd.

2  In deel 2 van de brief wordt vermeld dat onderzocht wordt of deze wijziging nog doorgang moet vinden.

3  In deel 2 van de brief wordt vermeld dat onderzocht wordt of deze wijziging past in nieuwe Europese regels.

4  Deze wijziging is afhankelijk van de komende Europese richtlijn over het afvalbeheer van batterijen en accu’s.

5  In deel 2 van de brief wordt vermeld dat samenvoeging niet meer gewenst is.

6  Deze herziening hangt samen met de projecten 11.1 (omgevingsvergunning) en 3.2 (modernisering algemene milieuregels).

7  Het Lozingenbesluit wordt stapsgewijs ingetrokken, gekoppeld aan de inwerkingtreding van het Besluit afvalwater huishoudens, het Besluit afvalwater niet-inrichtingen en het besluit ter vervanging van de huidige 8.40-amvb’s.

8  In de brief wordt aangegeven dat in deze tweede fase zo veel mogelijk zal worden aangesloten bij project 3.2.

9  Of het mogelijk is om dit tijdschema te halen, is mede afhankelijk van de werkzaamheden die moeten worden verricht aan het oplossen van de knelpunten op het gebied van de luchtkwaliteit.

10 Dit project is in 2004 afgerond.

11 Dit project is afgerond; de resultaten zijn ingebracht bij project 11.1.

12 De Kamer krijgt binnenkort een brief over het al dan niet tot stand brengen van een regeling.

13 De analyse naar de milieugevolgen wordt eind 2006 afgerond. Daarna komt meer duidelijkheid over de aanpassing van de regelgeving (en het tijdpad).

Naar boven