29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 67
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2005

Hierbij treft u mijn antwoord aan op het verzoek van de vaste kamercommissie voor Economische Zaken van 9 februari 2005 (11-05-EZ) betreffende de uitvoering van het amendement Samson over het terugleveren van duurzaam opgewekte elektriciteit door kleinverbruikers (29 372, nr. 45).

Kernpunt in het verzoek is dat verondersteld wordt dat er door mij geen uitvoering zou zijn gegeven aan het amendement. Ik wil deze veronderstelling met kracht tegenspreken en uw bezorgdheid gaarne wegnemen. Het is correct dat de netbeheerders die de saldering moeten uitvoeren eind vorig jaar hebben geageerd tegen de gevolgen van het amendement. Ik kan me voorstellen dat de signalen die reden hebben gegeven voor bezorgdheid over de uitvoering van het amendement daar vandaan komen. De oorspronkelijk negatieve reactie van netbeheerders had ook betrekking op de formulering van artikel 31c van de Elektriciteitswet die volgens betrokken partijen teveel ruimte liet voor afwijkende interpretaties dan de strekking van het achterliggende amendement.

Juist om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan over de bedoeling van de indiener van het amendement – het zo laagdrempelig mogelijk maken van kleinschalige duurzame elektriciteitsproductie – heb ik de Ministeriële Regeling Elektriciteit, waarover wij afgelopen 9 februari met elkaar hebben gesproken, aangegrepen om nadere regels te stellen met betrekking tot artikel 31c. Daar heb ik behalve de toelichting op het wetsartikel ook uitdrukkelijk de parlementaire geschiedenis bij betrokken.

Op basis hiervan hebben de gezamenlijke netbeheerders op 25 januari jl. inmiddels een voorstel voor een codewijziging ingediend bij DTe. Dit wijzigingsvoorstel ligt sinds 3 februari ter inzage. In dit voorstel is het volstrekt duidelijk dat er in nieuwe situaties bij terugleverende kleinverbruikers een daarvoor geëigende tweerichtingenmeter aanwezig moet zijn, maar dat in bestaandesituaties de reeds aanwezig meetinrichting gehandhaafd kan worden tot einde levensduur of tot het moment dat deze meter om andere redenen dient te worden vervangen. Tevens verplicht artikel 3, lid c van de Ministeriële Regeling Elektriciteit, die op 24 februari a.s. in werking zal treden, de netbeheerders het transporttarief te berekenen over de hoeveelheid afgenomen stroom verminderd met de hoeveelheid ingevoede elektriciteit. Daarmee is het 1 op 1 salderen zoals genoemd in de brief van de heer Samson van 3 februari verzekerd.

Ik hoop dat ik met bovenstaande toelichting de reden voor de geuite bezorgdheid heb weggenomen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven