29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2005

Conform artikel 12, derde lid, van de Gaswet en artikel 26b, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, bied ik u de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas1 en de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit1 aan. Tevens bericht ik u conform artikel 26b, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dat de plaatsing van deze regeling in de Staatscourant van 13 januari 2005 heeft plaatsgevonden.

De regelingen bevatten regels met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden voor gas en elektriciteit, die worden gehanteerd door de netbeheerders. Met de inwerkingtreding van de wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Kamerstukken 29 372) is er een bevoegdheid geïntroduceerd voor het vaststellen van deze regels. In de regelingen worden randvoorwaarden gesteld die de netbeheerders in acht dienen te nemen bij het indienen bij de directeur DTe van gezamenlijke voorstellen voor de tariefstructuren en voorwaarden.

Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken u te wijzen op drie onderwerpen: de regulering van het tarief voor de meting van elektriciteit en gas, de flexibiliteitdiensten bij gas en het onderbreken van de energievoorziening tijdens buitengewone omstandigheden.

Conform de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet maakt het tarief voor meting van elektriciteit en gas bij kleinverbruikers deel uit van de gereguleerde tariefstructuren van de gezamenlijke netbeheerders. Artikel 26b en 40a van de Elektriciteitswet en artikel 12 en 81e, tweede lid, van de Gaswet geven mij een bevoegdheid om zonodig nadere regels te stellen met betrekking tot de procedure tot vaststelling van deze tarieven en de wijze van berekening.

Ik heb moeten constateren dat door de redactie van deze artikelen slechts een zeer gering deel van het totale tarief voor de meetdienst onder het gereguleerde domein wordt gebracht. Gegeven de doelstelling om maatregelen te nemen naar aanleiding van de in het advies van de DTe van 19 mei 2004 geconstateerde zorgen omtrent de sterk stijgende metertarieven, zal ik nader bezien op welke wijze adequaat aan deze doelstelling invulling kan worden gegeven. Om deze reden heb ik nog geen gebruik gemaakt van mijn bevoegdheid tot het stellen van nadere regels op basis van artikel 26b en 40a Elektriciteitswet en artikel 12 en 81e, tweede lid, Gaswet.

Het tweede punt waarover ik u wil berichten betreft de flexibiliteitsdiensten zoals bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet (zie ook Kamerstukken II, 2003/04, 29 372, nr. 60). Voor een goede ontwikkeling van de gasmarkt moeten marktpartijen de instrumenten hebben om variaties in gasverbruik bij hun afnemers te kunnen opvangen. Marktpartijen kunnen deze variaties in gasverbruik opvangen door bijvoorbeeld een combinatie van investeren in flexibiliteitsinstrumenten en het inkopen van flexibiliteitsdiensten. Het is daarmee van belang dat de deelmarkt voor flexibiliteitsdiensten concurrerend wordt voor zover concurrentie nu onvoldoende aanwezig is. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet vervult hierbij, middels een wettelijke taak, een faciliterende rol. De Regeling tariefstucturen en voorwaarden gas beoogt daarmee de beschikbaarheid van flexibiliteit te waarborgen, voor zover en zolang als er sprake is van een dominante positie van Gasunie Trade & Supply, zonder dat de netbeheerder in concurrentie treedt met leveranciers en andere netgebruikers op de gasmarkt.

Ten derde wil ik ingaan op het onderbreken van de energievoorziening. De netbeheerders van het landelijk hoogspanningsnet en van het landelijk gastransportnet hebben tot taak de balans op het net te handhaven. Tijdens buitengewone omstandigheden hebben zij de mogelijkheid om het elektriciteit- en gastransport aan afnemers tijdelijk te onderbreken met als doel om escalatie van calamiteiten te voorkomen. In paragraaf 3.3 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit heb ik ten aanzien van het afschakelen van afnemers normerende bepalingen opgenomen met als doel om de maatschappelijke criteria die de regionale netbeheerders toepassen in de afschakel- en herstelplannen te harmoniseren. In de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas ontbreken vergelijkbare bepalingen. In de komende periode zal ik de afschakelcriteria voor gas in breder verband uitwerken, in samenhang met het calamiteitenplan dat ik op basis van artikel 51 van de Gaswet zal vaststellen.

Wettelijke voorhangprocedure

De voorhangprocedure bij uw Kamer met betrekking tot de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit houdt op basis van artikel 26b, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 in dat de regeling zes weken na publicatie in de Staatscourant d.d. 13 januari 2005 in werking treedt. Voor wat betreft de voorhangprocedure van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas geldt op basis van artikel 12, derde lid, van de Gaswet dat de ministeriële regeling gas zes weken na de dagtekening van deze brief bij koninklijk besluit in werking kan treden, tenzij een van beide Kamers vraagt om inwerkingtreding van deze regeling bij wet.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven