29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 52
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 27 mei 2004

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 mei 2004 overleg gevoerd met de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken, over de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Woensdag 19 mei 2004

13.30 uur

De voorzitter: Hofstra

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

De Krom, Hessels, Crone, Vendrik, Hofstra, Gerkens en Bakker,

alsmede de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (verlenging van de termijn waarbinnen een afnemer wordt beschouwd als beschermde afnemer in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998) (29303 en 29372).

De voorzitter:

Ik open de vergadering en heet u allen welkom. Vandaag is het vervolg op het wetgevingsoverleg over de Elektriciteitswet en de Gaswet. Vorige keer was het algemene deel aan de orde en vandaag gaat het om de details, de onderdelen. Het gaat met name over de amendementen die de diverse fracties hebben ingediend. Normaal gesproken doen wij een wetgevingsoverleg artikelsgewijs, dus in de volgorde waarin de wet is gesteld, maar door een aantal praktische problemen is dat nu niet mogelijk. Ik geef nu dan ook alle fractiewoordvoerders de gelegenheid om hun amendementen aan te prijzen. De andere woordvoerders krijgen zo nodig de gelegenheid om, wellicht bij interruptie, een nog beter amendement van hun fractie aan te prijzen. Vervolgens zal de minister hopelijk in staat zijn om op al die aanprijzingen te reageren. Naar ik heb begrepen, kan hij wel weer de goede lijn volgen van de artikelsgewijze behandeling. Het is een beetje omslachtig, maar ik hoop dat het zo zal lukken.

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Ik dank de minister voor het sturen van de dikke pakken papier. Naarmate er meer binnenkwam, nam mijn vreugde toe. Dat neemt niet weg dat ook mijn fractie een aantal opmerkingen heeft. Ik zal op drie voorstellen van mijn fractie ingaan.

Het eerste voorstel betreft een amendement over de instelling van een beurs voor zowel de elektriciteitsmarkt als de gasmarkt. Het gaat om het amendement op stuk nr. 32 over artikel 1, onderdeel WW. Het gaat om de instelling van een beurs op de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt. Ik denk dat de Kamer en de minister niet zoveel van mening verschillen over het belang van zo'n beurs voor de gas- en de elektriciteitsmarkt. Zo'n beurs is van belang voor de liquiditeit en de transparantie in de markt. In de afgelopen periode hebben wij gezien dat de volumes op de APX zijn teruggelopen. Er is een gasbeurs, maar daar is sprake van onvoldoende aanbod. De minister heeft ons gisteren een nota van wijziging toegestuurd, waarin staat dat de minister zo'n beurs kan instellen. Dit amendement gaat echter een stuk verder. Daarin staat dat onze minister één of meer rechtspersonen aanwijst. Dat gaat dus een stap verder dan de nota van wijziging van de minister. Met andere woorden: met dit amendement wordt er bij wet zowel een gas- als een elektriciteitsbeurs ingesteld. Dat betekent niet dat andere beurzen die niet op basis van deze wet zijn ingesteld niet zouden kunnen bestaan, maar wij moeten in ieder geval de zekerheid hebben dat zo'n beurs er is en dat die ook werkt.

In het amendement staat ook dat de minister een beursreglement goedkeurt dat door die rechtspersoon wordt opgesteld. Er staat in dat de netbeheerder van het hoogspanningsnet – ik heb het nu even over de elektriciteitssector – verplicht is mee te werken. Ook staat erin dat de rechtspersoon bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent. Overigens staat erin dat wij de onafhankelijkheid van die beurzen moeten waarborgen. Degenen die betrokken zijn bij productie of handel, producenten, leveranciers, handelaren, verbruikers en aandeelhouders, mogen zich niet rechtstreeks met de beurs bemoeien. Zo'n beurs lijkt mij ook uitermate geschikt om er de flexibiliteitsdiensten op te verhandelen. Dat valt uitdrukkelijk onder de strekking van dit amendement.

Er kan wel een beurs zijn, maar als er niets op wordt verhandeld, schiet het voorstel alsnog zijn doel voorbij. Ik overweeg daarom mijn amendement in die zin te wijzigen dat als er op zo'n beurs onvoldoende wordt verhandeld, de minister bijvoorbeeld de plicht kan opleggen om minimaal een bepaalde hoeveelheid te verhandelen. Hij zou dat bijvoorbeeld bij convenant kunnen vastleggen met de aanbieders op de beurs. Ik ben benieuwd naar zijn gedachten hierover.

Mijn tweede amendement (stuk nr. 33) betreft de evaluatiebepaling. Er staat zowel in de Gaswet als in de Elektriciteitswet een evaluatiebepaling die grofweg behelst dat deze in werking treedt vier jaar na inwerkingtreding van de wet. Het nu aan de orde zijnde en volgende week af te handelen wetsvoorstel behelst een fundamentele wetswijziging. Mijn fractie hecht er daarom zeer aan de hele wet, inclusief deze wetswijziging, twee jaar na de inwerkingtreding te evalueren. Mijn amendement dient daartoe. Er staat dan ook in dat de minister binnen twee jaar na plaatsing in het Staatsblad van deze wijziging een evaluatie naar de Staten-Generaal zendt over zowel de werking van de hele Gaswet als van de Elektriciteitswet, en dat vervolgens telkens na vier jaar weer doet.

In het tweede lid staat dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud van de evaluatie. Mijn fractie vindt dat van belang, omdat met name het doel is de effecten van de wet en deze specifieke wetswijziging te bezien voorzover het gaat over de voorzienings- en leveringszekerheid van de elektriciteit, de marktordening en de marktwerking en, mede gelet op de Mededingingswet, het toezicht en de naleving. Ik vind dat wij met het bezien van de effecten in de praktijk niet langer moeten wachten dan twee jaar na invoering van deze wetswijziging.

In het derde lid dat ik eraan heb toegevoegd, staat dat de evaluatie uitdrukkelijk wordt opgedragen aan de Dienst toezicht energie. Dit is gedaan omdat daar een zeer grote expertise is, maar ook om een zo onafhankelijk mogelijk oordeel te verkrijgen over de effecten van de wet in de praktijk. Vervolgens zendt de minister dat rapport natuurlijk aan de Kamer en voegt er uiteraard zijn eigen oordeel aan toe.

Mijn derde amendement heeft betrekking op artikel 12 van de Gaswet en heeft te maken met kwaliteitsconversie. Het amendement staat op stuk nr. 34. Het is de minister ongetwijfeld bekend dat het Groninger gas van de Gasunie laagcalorisch is en dat het overige gas dat in Nederland wordt gewonnen of wordt geïmporteerd hoogcalorisch is, zodat er stikstof moet worden bijgemengd voordat het in Nederland kan worden gebruikt. In het wetsvoorstel in zijn huidige vorm wordt verondersteld dat ook anderen deze dienst kunnen aanbieden. Daarom is in het wetsvoorstel geen gereguleerd tarief opgenomen voor het bijmengen. De minister veronderstelt dus de werking van de markt, maar in de praktijk zijn de schaalvoordelen van bijmengen zodanig dat het er in feite op neerkomt dat niemand anders deze dienst op een economisch verantwoorde manier kan aanbieden. Het effect daarvan is dat de TSO een monopolie heeft en in de praktijk voorlopig zal houden. Dit amendement regelt daarom dat de tarieven voor de kwaliteitsconversie worden gereguleerd.

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik zal de amendementen niet in numerieke volgorde behandelen; ik zal de volgorde van de artikelen in de wet volgen.

Ik begin met het amendement op stuk nr. 28 dat betrekking heeft op de gereguleerde toegang tot elektriciteitsnetten. Het eerste artikel in de wet waarop dit amendement betrekking heeft, is artikel 1, onderdeel 4a. De strekking van dit amendement is dat het bestaande systeem van gereguleerde toegang tot het elektriciteitsnet wordt hersteld. Dit bestaande systeem functioneert tot tevredenheid van alle partijen, zo blijkt uit reacties van het veld. Wat houdt die gereguleerde toegang in? De gezamenlijke netbeheerders doen voorstellen, er vindt overleg plaats met representatieve organisaties, de DTe beoordeelt deze voorstellen met inachtneming van wettelijke uitgangspunten en criteria en vervolgens stelt de DTe die regels vast, onder andere de tariefstructuren, de tarieven en de voorwaarden. Tot slot is er dan nog een mogelijkheid tot bezwaar en beroep door CBB. Wij denken dat dit een evenwichtig systeem is.

Door middel van dit amendement wordt een aantal belangrijke materiële uitgangspunten dat nu bijvoorbeeld in de tarievencode staat, in de wet vastgelegd. Wij zijn van mening dat de uitgangspunten voor de regulering van tariefstructuren en -voorwaarden in de wet verankerd moeten zijn. Ik noem een aantal van die uitgangspunten. In de eerste plaats het recht op aansluiting op een door de afnemer gewenst spanningsniveau. Dit staat nu ook in de wet in artikel 27 en dit komt voort uit het amendement dat de heer Kortenhorst ongeveer een jaar geleden heeft ingediend. Verder noem ik de restitutieregeling die nu in de tarievencode is opgenomen en het recht op aansluiting binnen een redelijke termijn. In de evaluatie van de wet heeft de minister de redelijkheid van dit laatste uitgangspunt erkend.

In de praktijk komt het nogal eens voor dat een netbeheerder een aansluiting uitstelt, omdat dit vraagt om de aanleg van een extra stuk net. Dit is niet kosteneffectief. Het gevolg is dat de afnemer geen aansluiting krijgt en dus schade leidt. Wij vinden het onredelijk om een belanghebbende te laten opdraaien voor het voordeel van de netbeheerder. Daarom pleiten wij voor het recht op aansluiting binnen een redelijke termijn. Na overschrijding van deze termijn heeft de afnemer recht op een vergoeding voor de vertraging van de aansluiting zolang dit duurt.

Het amendement op stuk nr. 27 heeft betrekking op redelijke voorwaarden en de opzegtermijn zoals verwoord in artikel 1, d5. De keuzevrijheid van de consument raakt de kern van de liberalisering. Dit wordt ook wel eens in de wandelgangen het stemmen met de voeten genoemd. Wij krijgen nu al signalen dat sommige leveranciers bezig zijn om opzegtermijnen voor bepaalde groepen of voor alle afnemers te verlengen om zo de keuzevrijheid van de consument op voorhand te beperken. De CDA-fractie vindt dit een ongewenste ontwikkeling.

Het amendement op stuk nr. 27 behelst een regeling van een wettelijke opzegtermijn – in dit geval van 30 dagen – die een waarborg biedt voor de keuzevrijheid van de consument. Een bedrijf dat zijn werk goed doet, zal immers geen problemen hebben met een korte opzegtermijn; een bedrijf dat slechte diensten levert, zal worden geconfronteerd met klanten die van leverancier wisselen. Zo werkt de markt, dat is liberalisering en daar was het allemaal om begonnen. Slecht gedrag wordt gestraft en goed gedrag beloond.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb dit amendement medeondertekend. Ik wil de minister nog een technische vraag voorleggen. Je hebt contracten van bepaalde duur en contracten van onbepaalde duur. De meeste mensen hebben na 1 juli waarschijnlijk een contract van onbepaalde duur omdat zij gewoon niets hebben gedaan, geen nieuwe leverancier hebben genomen. Anderen kiezen voor een contract van één of drie jaar. Naar mijn mening moet in alle contracten de opzegtermijn maximaal 30 dagen bedragen. Daarvan mag niet worden afgeweken; iemand mag niet aan een driejarig contract gebonden worden zonder de mogelijkheid te hebben om daar tussentijds vanaf te komen. Ik wilde dit nu even zeggen omdat ik het amendement meeondertekend heb.

De heerHessels(CDA)

Ik wacht de reactie van de minister hierop af. In het amendement staat nu dat het punt van toepassing is op alle contracten. De juridische implicaties daarvan hoor ik graag van de minister. Ik kom op het laatste punt met betrekking tot het amendement op stuk nr. 27, namelijk de "redelijke voorwaarden". Met het opnemen van een samenloopregeling in het amendement wordt voorkomen dat consumenten geen beroep kunnen doen op de regeling van algemene voorwaarden in het BW, waardoor hun rechtspositie verslechtert. Zij kunnen anders terechtkomen bij bepaalde, mindere garanties die in de Elektriciteitsnet en Gaswet zijn opgenomen. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de consumenten onder het BW vallen.

Het amendement op stuk nr. 29 betreft het eigendom van de netten, juridisch een zwaar punt. De minister stelt een sectorale regeling voor het eigendom van de netten voor. Het gaat dan om het elektriciteitsnet, het gasnet en het telecomnet. Er zijn echter meer netten in Nederland. De CDA-fractie betreurt het dat op dit punt geen generieke regeling wordt voorgesteld. Met de voorgestelde regeling wordt soms inbreuk gemaakt op de algemene voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek of op jurisprudentie. Ik doel bijvoorbeeld op leiding- en hulpmiddelen gelegen in een gebouw of werk dat toebehoort aan een ander dan de eigenaar. Die leidingen worden volgens het voorstel eigendom van de neteigenaar. De Hoge Raad heeft echter uitgesproken dat het eigendom van leidingen gelegen in een gebouw of werk behoren tot de eigenaar van het gebouw of werk. Voor de liefhebbers: een uitspraak van 25 september 1981. Het is belangrijk om dit nu eens goed te regelen. Met het amendement wordt het voorstel om een specifieke regeling voor eigendom en elektriciteit-, gas- en telecomnetten weggenomen en vervangen door een generieke regeling van eigendom van de netten in het Burgerlijk Wetboek.

Ik zal dit amendement kort toelichten en ik geef vast aan dat het een heel technisch verhaal is. Het BW kent het uitgangspunt dat alle onderdelen die behoren tot een zaak, de zogeheten "bestanddelen", onderdeel vormen van een zaak. Een zaak omvat dus alle, tot deze zaak behorende bestanddelen. Dat is het eenheidsbeginsel in het BW. De waarde van een zaak wordt bepaald door de hoofdzaak en de daarmee verbonden onderdelen, de bestanddelen. Het wegnemen van onderdelen, bestanddelen, leidt tot waardevermindering en is dus ongewenst. Het eenheidsbeginsel heeft tot doel de eigenaar van een zaak tegen deze waardevermindering te beschermen. Een net, bijvoorbeeld een gasnet of een telecomnet, heeft slechts waarde indien het als één geheel functioneert. Losse leidingen hebben geen toegevoegde waarde. De waarde van een net is het functioneren in samenhang van leidingen en hulpmiddelen. Aan de samenhang van de componenten ontleent een net zijn waarde. Een samenstel van leidingen en bijbehorende hulpmiddelen vormt één geheel, een functionele eenheid, die op grond van het eenheidsbeginsel als één zaak moet worden beschouwd. Dat is het punt dat door de Hoge Raad is bevestigd. De eigendom van deze zaak moet derhalve bij één persoon berusten. Het amendement bepaalt dat alle onderdelen van een net berusten bij één persoon, namelijk degene die het net heeft aangelegd dan wel zijn rechtsopvolger. De eigendom van leidingen die liggen binnen een gebouw of werk, berusten bij de eigenaar van dit gebouw of werk. Dit is het vertrekpunt. Slechts indien uitdrukkelijk is voorzien in een afwijkend eigendomsrecht – een zogeheten opstalrecht – kan de eigendom van deze leidingen bij een ander dan de eigenaar van het gebouw of werk berusten. De inschrijving van dit opstalrecht in de openbare registers waarborgt dat eenieder van deze afwijking van de normale eigendomsverhoudingen op de hoogte kan zijn.

Vervolgens het amendement op stuk nr. 26 over de openbare verlichting. Een aantal partijen op de markt die vanwege de technische aard van de bedrijfsvoering – bijvoorbeeld een trammaatschappij of een maatschappij voor openbare verlichting – beschikken over veel kleine aansluitingen, kunnen geen beroep doen op de regeling met betrekking tot de openbare aanbesteding van de aansluitingen. De voorgestelde wijziging leidt ertoe dat ook deze personen – die dus bedoeld zijn artikel 1, lid 2, van de Elektriciteitswet 1998 – door middel van een openbare aanbesteding een aansluiting kunnen laten maken. De in artikel 16c van de Elektriciteitswet bedoelde aansluitwerkzaamheden omvatten alle werkzaamheden met betrekking tot de aansluiting, dus maken, wijzigen, onderhouden en wegnemen. De tekst van artikel 16c is op dit punt onduidelijk en wordt in het amendement geëxpliciteerd. Verder wordt op dit moment het aansluit- en transporttarief berekend per aansluiting. Dit wordt door de netbeheerders veelal uitgelegd als "per lichtmast". Dat leidt tot onredelijke resultaten. In de wet wordt daarom een uitgangspunt vastgelegd, op grond waarvan een redelijke tariefstelling voor openbare verlichting kan worden ontwikkeld.

Het amendement op stuk nr. 31 betreft de TSO. De DTe heeft in zijn advies over de TSO erop gewezen dat er zonder ontwikkeling van een flexibiliteitsmarkt geen voordelen voor de consument op de gasmarkt zijn te verwachten. Eerder zijn nadelen te verwachten. Dat is een belangrijke uitspraak. Het door ons voorgestelde amendement verplicht de TSO flexibiliteitsdiensten in de markt te zetten, waardoor het functioneren van de gasmarkt wordt verbeterd. Het gebrek aan flexibiliteitsdiensten aangeboden door anderen dan handelaar Gasunie, is een belangrijke belemmering voor een verdere ontwikkeling van de gasmarkt. Geen flexibiliteitsdiensten, geen ontwikkeling van de gasmarkt, zo zegt DTe. Welk voordeel zou de consument dan hebben bij liberalisering? Het amendement maakt liberalisering een zinvolle operatie.

De TSO heeft niet zelf de beschikking over flexibiliteit, maar is afhankelijk van de Groninger producent en de beheerders van de opslag. Zowel de inzet van het Groninger veld als de bestaande opslagfaciliteiten zijn contractueel in beheer bij het concern Gasunie. Voor de uitvoering van de taak is de TSO afhankelijk van inkoop van gas van Gasunie. Daarom pleiten wij voor een verplichting om door de TSO benodigde flexibiliteit aan te bieden en te verkopen aan de TSO. Overigens is dit in lijn met hetgeen al opgenomen is in het Besluit leveringszekerheid Gaswet, dus in het geval van grote koude. Het benodigde gas voor uitvoering van deze taak wordt betrokken bij Gasunie die op grond van dit besluit verplicht is dit gas aan te bieden. Het is dus feitelijk een uitbreiding van beleid dat in noodgevallen al wordt gevoerd.

De heerDe Krom(VVD)

Bij mij komt de vraag op in hoeverre dit kan leiden tot versnelde depletie van het Groninger veld. In hoeverre moet het gas dan echt aan iedereen worden aangeboden? Moet het ook worden aangeboden aan een individuele tuinder in Nederland? Ik neem aan dat dit niet de bedoeling is en dat het gas op de beurs zou moeten worden aangeboden, waar individuen in het algemeen niet zullen opereren. Verder wijs ik bij het punt van het verplicht aanbieden erop dat, als er op een gegeven moment niets meer aan te bieden valt, die verplichting geen zin meer heeft. Hoe gaat dat nu werken in de praktijk?

De heerHessels(CDA)

Dit amendement betekent niet dat het Groninger veld sneller leeg raakt. Het is gas dat toch afgenomen zou worden, maar waar nu op een andere manier tegen andere voorwaarden een beroep op gedaan kan worden. Het gas moet er toch komen, alleen haal je een deel weg van de monopoliepositie die Gasunie nu als concern heeft. Verder ga ik ervan uit dat het in eerste instantie in de praktijk wel via de beurs zal lopen, maar wel geldt dat afnemers die flexibiliteit nodig hebben, dit ook op deze manier, via de TSO, gereguleerd kunnen bereiken, tegen voorwaarden die gunstiger zijn dan nu het geval is. Dit amendement betekent dus ook dat er een oplossing mogelijk is voor bijvoorbeeld de tuinders, waardoor ze niet meer afhankelijk zijn van enorme prijsstijgingen als gevolg van de monopoliepositie van Gasunie.

De heerDe Krom(VVD)

Betekent dit amendement ook dat het verplicht wordt om gas aan te bieden aan buitenlandse afnemers?

De heerHessels(CDA)

Het betekent dat het gas op deze manier op de Nederlandse markt wordt aangeboden, voor Nederlands gebruik. Dat kunnen ook buitenlandse bedrijven zijn die in Nederland gas leveren.

Ten slotte het amendement op stuk nr. 30 over de gereguleerde toegang gasnetten. Met dit amendement wordt het systeem van gereguleerde toegang zoals dat al bij de elektriciteitsnetten geldt, ook van toepassing verklaard op de gassector. Gereguleerde toegang is immers de beste waarborg voor een eerlijke toegang van netgebruikers tot netten. Het systeem is, zoals gezegd, ontleend aan dat van de gereguleerde toegang tot elektriciteitsnetten. Daarmee vindt dus ook een harmonisatie van wetgeving plaats, hetgeen bijdraagt aan een verdere integratie van de elektriciteits- en de gassector.

De heerCrone(PvdA)

Voorzitter. Ik begin met een toelichting op vijf amendementen, de amendementen op de stukken nrs. 21 t/m 25.

Het amendement op stuk nr. 21 ziet erop dat kleinverbruikers die zelf stroom opwekken via fotovoltaïsche zonne-energie of misschien straks via de Gasunie-warmtepompjes en nog later via waterstof, onbeperkt stroom aan het net kunnen terugleveren en ook de garantie krijgen dat het goed wordt gemeten, zowel wat erin als wat eruit gaat, en dat een positief saldo bij het leveren aan het net zichtbaar wordt gemaakt en als terugleververgoeding van de rekening wordt afgetrokken. Natuurlijk moeten wij hier ook pragmatisch mee omgaan. Bij mensen die een zogenaamde wieltjesmeter hebben, gaat het vanzelf, want het wieltje draait de ene kant op als je stroom afneemt, en draait de andere kant op als je stroom levert aan het net. Die mensen kunnen dus niet zien hoeveel erin en eruit gegaan is; voor hen is het alleen mogelijk om het saldo te zien. Er komen echter ook steeds meer digitale meters waarbij het – zo heb ik vanmorgen op de radio gehoord – gaat om twee venstertjes waarop wordt aangegeven wat erin en wat eruit gaat. Wij willen graag de garantie dat dit op de rekening blijkt, wat niet zo ingewikkeld moet zijn.

De achtergrond van dit amendement is uiteraard om duurzame-energieopwekking tot op letterlijk het laagste niveau in de keten te bevorderen, en daarnaast ook transparantie en zekerheid te bieden dat het goed gaat.

Los hiervan hebben wij nog een ander amendement over de bemetering, namelijk op stuk nr. 23. Ik heb er al eerder op gewezen dat de meters indertijd tot het vrije deel van de markt zijn verklaard en dus niet zoals de netten in het gereguleerde deel vallen. De gedachte was altijd dat burgers en bedrijven zelf een meter moeten kunnen laten installeren naar hun eigen smaak en voor hun eigen kosten. Dat is voor grootverbruikers ook volstrekt relevant. Zij kunnen dat beoordelen, hebben er belang bij en hebben ook een meteropname die soms van minuut tot minuut accuraat moet zijn. Voor kleinverbruikers is dat echter helemaal niet aan de orde. Er zal dus ook nooit een markt ontstaan voor kleinverbruikers die eigen meters willen laten installeren, al is het maar omdat de meters veel goedkoper per straat kunnen worden aangelegd door de al dan niet commerciële netbeheerder. Daar kun je nooit tegenop. Het is tenslotte mogelijk dat de meters bij de splitsing in het commerciële deel van het concern terechtkomen. Bovendien zijn de netten al afgeschreven, dus ook dat levert een enorm kostenvoordeel op.

Alles bij elkaar opgeteld, is het volgens mij het verstandigste om de metermarkt gewoon onderdeel te laten uitmaken van de gereguleerde markt. Dat betekent dat zowel de tarifering als het beheer gaat vallen onder het toezicht van de directeur van de DTe. Het metertarief kan onderdeel worden van het nettarief, waarbij dat misschien als onderdeel afzonderlijk zichtbaar moet worden gemaakt. Ik voeg hier nog aan toe dat uit de rapportage van de DTe is gebleken dat de metertarieven sinds de opening van de markt op 1 januari met 30% zijn gestegen. Daaruit blijkt dat je iets wat op een monopolie lijkt niet moet overlaten aan de markt als er geen sprake is van een grote nieuwe investerings-noodzaak of hogere kosten. Ik zie de minister glimlachen, dus ik reken op zijn warme ondersteuning.

Het amendement op stuk nr. 22 gaat over afsluiting in de winter. Natuurlijk moeten energiebedrijven zorgvuldig omgaan met achterstallige betalingen. Je zou mogen hopen dat dit vanzelf goed gaat in de markt. Toch willen wij daar een waarborg voor hebben omdat er toch nog te vaak mensen in de winter worden afgesloten, terwijl partijen er nog wel samen uit hadden kunnen komen. Daarbij kan niet worden gezegd dat sommige bedrijven het wel en andere bedrijven het niet doen. Kennelijk is er een regeling of een vangnet nodig. Wij stellen voor dat er vóór afsluiting tijdens de wintermaanden tussen oktober en april – in het kader van klimaatverandering kunnen daar misschien nog wel twee maanden vanaf – contact moet hebben plaatsgevonden met de sociale dienst.

In de toelichting van het amendement is een zin blijven staan die ik hierbij schrap, maar ik zal dit uiteraard nog officieel laten regelen. Er staat in de toelichting dat afsluiting mag plaatsvinden als de sociale dienst zegt: dit is geen klant van mij want deze persoon heeft geen uitkering. Dat gaat mij te ver. Het is niet zo dat iedereen die klant is van de sociale dienst, automatisch het recht heeft om niet afgesloten te worden. Het midden- en kleinbedrijf kent bijvoorbeeld veel kleine ondernemers die het misschien nog wel moeilijker hebben dan mensen met een uitkering. Zij zouden op zijn minst met de sociale dienst in overleg moeten kunnen treden om een overbruggingsregeling te treffen om afsluiting uit te stellen. Wij stellen voor om dat allemaal niet in detail in de wet te regelen, maar dat daarop een ministeriële regeling ziet.

De voorzitter:

U komt dus met een wijziging in de toelichting op het amendement op stuk nr. 22?

De heerCrone(PvdA)

Ik schrap daarin één zin.

De voorzitter:

Is dat de een na laatste zin?

De heerCrone(PvdA)

Ik schrap de een na laatste zin. Ik zal dit amendement opnieuw laten indienen met een gewijzigde toelichting.

Ik kom nu te spreken over het amendement op stuk nr. 24. In het wetsvoorstel is in lijn met de Europese richtlijn door de minister toegevoegd dat netbeheerders ook een taak hebben op de terreinen energiebesparing, vraagsturing en decentrale elektriciteitsproductie. Wij zijn daar zeer tevreden over, alleen willen wij ook duurzame energie aan het rijtje toevoegen. Het is evident dat ook voor duurzame energie het netwerk zal moeten worden aangepast. Wij spraken net al over de meters, maar dit geldt natuurlijk ook als je bijvoorbeeld windmolens aansluit. Net als voor die andere taken geldt dat dit altijd in een belangenafweging plaatsvindt van kosten en rendementen die een toezichthouder zal controleren bij de netbeheerders. Het zou echter vreemd zijn om in dit rijtje van mooie maatschappelijke doelen de duurzame energie niet te noemen. Ik lok niet wederom een glimlach van de minister uit.

De heerDe Krom(VVD)

Voor de geschiedschrijving is het misschien goed om even uit te leggen wat het in de praktijk betekent om het in dit rijtje op te nemen.

De heerCrone(PvdA)

Stel dat iemand een aansluiting wil op duurzame energie, bijvoorbeeld van een windmolen, de decentrale PV of een warmtekrachtkoppeling die werkt op biomassa, en dat de netwerkbeheerder daarvoor niet wil zorgen omdat deze duurder is dan een gewone aansluiting, dan is er in de wet in algemene zin al in voorzien dat de toezichthouder kan zeggen dat deze de kostenverhouding wel redelijk vindt. Uiteindelijk kan er dan een investeringsaanwijzing via de minister komen. Voor duurzame energie gaat dat al jaren zo. In de wet wordt energiebesparing als een aparte doelstelling opgenomen. Vroeger was dat niet zo. In de wetsgeschiedenis wordt dan de indruk gewekt dat energiebesparing als aparte doelstelling misschien wel belangrijker is dan duurzame energie. Laten wij al die verwarring zien te voorkomen. Er blijft altijd een afweging van kosten en belangen ten opzichte van andere doelstellingen, zoals leveringszekerheid, kosten en prijs. Naast de hoofddoelstellingen efficiency, markt en energiebesparing, kan duurzame energie toch niet worden gemist?

Dan geef ik nu een korte toelichting op het amendement op stuk nr. 25, over faillissementen. In de Gaswet is geregeld dat er doorlevering door de netwerkbeheerder plaatsvindt bij faillissement van de leverancier. Wij willen de parallel in de Elektriciteitswet regelen.

Over het maximumtarief zal ik in de loop van de dag een amendement indienen. In het politieke debat van twee weken geleden heb ik al gezegd dat ik niet insisteer op een generiek maximumtarief, waarbij vóór 1 juli moet worden gepubliceerd dat het tarief nooit hoger zal zijn dan X of Y. In het wetsvoorstel is namelijk al goed geregeld dat, als DTe constateert dat een leverancier een contract aanbiedt dat veel te duur is, gelet op marktontwikkelingen, DTe kan zeggen dat de prijs van het contract van die vergunninghouder omlaag moet. Dat kan alleen maar wanneer DTe de informatie op tijd heeft. In de wet staat nu dat vergunninghouders één keer per jaar hun tarieven moeten melden aan DTe. In mijn visie van een flexibele markt past niet dat je maar één keer per jaar aanbiedingen doet aan klanten en als leverancier tarieven aanbiedt. Wij willen de bepaling schrappen dat dit één keer per jaar moet plaatsvinden. Wij willen graag opnemen dat dit steeds dient plaats te vinden uiterlijk vier weken voor de wijziging van de tarieven. Daarmee blijft de DTe vroegtijdig op de hoogte van prijsontwikkelingen in de markt. Binnen die vier weken, maar ook later, kan DTe oordelen dat er sprake is van een extreem hoog tarief en ingrijpen in het individuele contract bij de desbetreffende vergunninghouder. Uit het betoog van de vorige keer, maar ook uit wat ik zelf heb begrepen van de directeur van de DTe, begrijp ik dat dit misschien mogelijk is. Daarmee hebben wij het beste bereikt. De markt blijft maximaal flexibel, maar consumenten van een vergunninghouder kunnen niet het slachtoffer worden van te hoge prijsstellingen als gevolg van welke vorm van machtsmisbruik dan ook.

Een tweede amendement dat eraan komt, betreft de marktmacht. De markt is heel dun wat het aantal spelers betreft. In een markt als deze, waarin voorraadvorming niet mogelijk is en stroom en gas altijd moeten stromen, is het gemakkelijker om marktmacht te misbruiken dan in andere markten. Nu hebben DTe en NMa algemene bevoegdheden om marktmacht tegen te gaan, maar dat heeft altijd de vorm van het achteraf aantonen dat er machtsmisbruik heeft plaatsgevonden en dan zeggen: het mag niet meer. Los van het maximumtarief zijn er meer middelen voor. Ex ante kan DTe ook wel wat doen, maar alleen bij fusies en overnames. Dit is onlangs gebleken bij de overname van Reliant door Nuon, toen de NMa kon zeggen: u moet een stukje op de veiling brengen, want anders hebt u te veel marktmacht. Ik zou hier graag een ex ante bevoegdheid aan willen toevoegen, waarin twee dingen gebeuren. DTe en NMa kunnen ten minste eenmaal per periode van drie jaar een rapportage publiceren over de marktomstandigheden, waarbij zij aannemen dat er sprake is van aanmerkelijke marktmacht. Aanmerkelijke marktmacht komt ook in andere wetten voor. Er is sprake van aanmerkelijke marktmacht wanneer de leverancier zich in feite onafhankelijk van concurrenten en klanten kan opstellen en wanneer hij eigenzinnig en eenzijdig marktvoorwaarden kan opleggen. Ten eerste moet er dus vooraf gepubliceerd zijn wat de criteria zijn van aanmerkelijke marktmacht. Ten tweede moet geregeld zijn dat de directeur van de dienst maatregelen kan nemen die de concurrentie en daarmee juist de onafhankelijkheid van alle spelers bevorderen, zodat de consument wordt beschermd. Dat kan eventueel ex ante gebeuren, maar uiteraard ook ex post. Dat is best ingewikkeld, want wij zitten hiermee in het hart van de algemene mededingingswetgeving. Er kan al veel vanwege deze wetgeving en vanwege de specifieke Elektriciteitswet, maar ik voeg hier toch iets aan toe. Ik wil hier een zorgvuldig debat over hebben en dat lijkt mij terecht, omdat het de sector toch laat zien dat hier sprake is van bijzondere omstandigheden. Je kunt stroom immers niet bewaren en er is al heel gauw sprake van marktmacht wanneer er tekorten aan stroom ontstaan of wanneer de capaciteit beperkt is.

Voorts is er een amendement in wording waar ik kort over kan zijn, omdat de minister al in de nota van wijziging een aantal goede dingen heeft geregeld ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken. Ik zwaai hem daarvoor alle lof toe. Alleen zijn er ondanks de goed geregelde punten slechts boetes mogelijk voor leveranciers die zich schuldig maken aan oneerlijke handelspraktijken. Deze boetes zijn ook niet zo gek hoog. Wij zouden daaraan willen toevoegen dat uiteindelijk de vergunning moet kunnen worden ingetrokken van bedrijven die stelselmatig oneerlijke handelspraktijken plegen. Dat kan heel eenvoudig door dit toe te voegen in artikel 93, waarin een aantal punten staan genoemd. Voeg daaraan toe dat men moet voldoen aan de criteria voor eerlijke handelspraktijken zoals deze dan elders zijn geregeld door de minister. Verder veronderstel ik dat bijvoorbeeld de DTe oneerlijke praktijken niet pas op het spoor komt wanneer deze gemeld worden door de consumenten, maar dat de DTe deze vooraf zelf ook mag signaleren. Ik zie dat die dingen gebeuren, omdat ik het in advertenties lees of omdat ik een consument heb horen vertellen dat de DTe daar zelf onafhankelijk onderzoek over kan doen. Ik begrijp dat dit zonder amendering mogelijk is en reken erop dat het ook gebeurt.

Voorzitter. Mijn laatste punt is de vraag wat wij nu verder doen met de bundeling. Daar hebben wij het nu nog niet over gehad. De minister regelt natuurlijk een aantal voorzieningen in de nota van wijziging, namelijk dat de netten in ieder geval vooruitlopend op een bundeling niet worden bezwaard met andere financiële lasten dan de lasten die nodig zijn voor het netbeheer zelf. Een concern kan niet nu nog de waarde van het net inzetten om in het binnen- of buitenland commerciële avonturen aan te gaan. De vraag is of wij in de wet nog meer moeten regelen. De minister zegt dat hij nog in de zomer met een aparte bundelingswet komt, dan kan het hopelijk nog in het najaar geregeld worden. De aandeelhouders hebben gesproken met de minister. Hij kan daar misschien straks verslag van doen, maar kennelijk zien de aandeelhouders mogelijkheden om met de minister samen te werken. Dat is toe te juichen. Toch blijkt mij in openbare sessies in het land, waar soms mijn collega's ook bij zijn, dat het management nog een beetje geprikkeld reageert op wat de toekomst zal brengen. Misschien moeten wij dus toch iets regelen. Wij kunnen twee dingen doen. Wij kunnen in de wet hapsnap iets regelen met eigendommen, maar ik hoor van veel juristen van meer en minder faam dat dit ingewikkeld is. Daarom is het wellicht beter om dat nu niet te doen, dan komt het in de volgende wetgevingsronde. Ten aanzien van het hoogspanningsnet heeft iedereen in deze Kamer altijd gezegd dat ook het beheer van hoogspanningsnetten die nog niet onder TenneT vallen, bij TenneT moet komen te liggen. Ik heb het niet over het eigendom. Sommigen zijn van mening dat het eigendom van alle hoogspanningsnetten bij de overheid en bij TenneT moet liggen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de CDA-fractie. Ik vraag niet aan de minister of hij nu wil toezeggen dat hij vandaag nog zal regelen dat het eigendom van de hoogspanningsnetten naar TenneT gaat. Ik wil echter wel dat TenneT het beheer krijgt over al deze netten. Wellicht kunnen wij in dit debat onderzoeken of het verstandig is om te regelen dat in ieder geval de hoogspanningsnetten boven 50 kV onder beheer worden gebracht van TenneT, als overgangsmaatregel. Dat betreft artikel 10, lid 1 en lid 2. Ik heb nog geen amendement hierover ingediend, maar het ligt klaar. Wij moeten vermijden dat het beheer van het deel van de hoogspanningsnetten dat niet in handen is van TenneT, zal gaan lijden onder het spel van geven en nemen dat nu zal gaan plaatsvinden.

De heerHessels(CDA)

Ik draag de gedachte van de heer Crone een warm hart toe. Vindt hij het echter in het licht van de onderhandelingen die worden gevoerd en van de toekomstige wetgeving geen slechte zaak om daar nu al een stuk uit te halen en dat alvast in deze wet te regelen? Kunnen wij dan niet beter die maanden of het jaar wachten tot de privatiseringswet is aangenomen waarin wij alles in één keer goed kunnen regelen? Als wij dat niet doen, voeren wij misschien weer een hapsnapbeleid. Dat lijkt mij bij dit belangrijke punt niet verstandig.

De heerDe Krom(VVD)

Ik sluit mij aan bij de heer Hessels.

De heerCrone(PvdA)

Ik ben het met beide heren eens dat het wellicht riskant is om nu te proberen om de eigendomsbundeling juridisch sluitend te regelen. Daar zie ik vanaf. Ik heb er ook geen amendement over gemaakt. Ik wil wel weten of de minister nog risico's ziet op dit terrein en of het wellicht toch niet beter is om iets te regelen. Het blijft naast een politieke afweging ook een juridische afweging. Ik wil weten wat hij ervan vindt. Ik beperk mij tot het beheer van de hoogspanningsnetten. Het eigendom blijft dus bij de huidige eigenaar, maar TenneT kan erop rekenen dat zij het beheer heeft van het landelijke hoogspanningsnet inclusief de delen die nu nog in handen zijn van andere concerns. Juist omdat ik het op beheer toespits, zou het voor uzelf heel makkelijk moeten zijn om het daarmee eens te zijn. U zou mij zelfs hier eigenlijk in de geest van vijf jaar consistent CDA-beleid links moeten inhalen en moeten verlangen dat de minister hier terstond naasting pleegt van alle hoogspanningsnetten in Nederland.

De heerHessels(CDA)

De CDA-fractie is inderdaad al vijf jaar lang heel consistent op dit dossier. Wij zijn echter niet alleen voor consistentie, maar ook voor een hoge mate van kwaliteit. Haast is dan een slechte raadgever.

De heerCrone(PvdA)

Daarom zeg ik ook dat wij ons niet moeten overhaasten met het eigendom, maar misschien wel met het beheer. Ik ben heel benieuwd of de minister ook signalen heeft gehoord dat dit nuttig en nodig is omdat er anders misschien dingen misgaan het komende halfjaar. Dat is immers eigenlijk de achtergrond. Als alles vanzelf goed ging, hoefden wij niets te regelen in de wet.

MevrouwGerkens(SP)

Voorzitter. Ik begin met het amendement op stuk nr. 16 over de netten. De SP-fractie is alles behalve gerust over de toekomst van de netten. Ik ben mij ervan bewust dat de definitieve splitsingskwestie pas rond hoeft te zijn op 1 januari 2007, zoals de minister vorige week heeft gezegd. Hij heeft echter ook gezegd dat wij moeten voorkomen dat bedrijven in de tussenlijd onomkeerbare stappen zetten, zoals het belenen van de netwerken. De minister verklaarde ook dat hij blijvend wil voorkomen dat die netwerken in handen komen van ondernemingen die zich bezighouden met de handel in of de productie van netgebonden energie. Zolang hij minister is, zo zei hij, zal dat niet gebeuren. De minister hoopt natuurlijk dat hij heel lang minister is. Mijn fractie denkt daar iets anders over. Dat heeft niet met de persoon te maken, maar met het kabinet. De vraag is wat er gebeurt als deze minister is vertrokken.

Het lijkt mij slim om te leren van onze fouten uit het verleden met KPN en de kabel. Wij hebben er zojuist nog een debat over gevoerd. De minister heeft ons daarin nog gewaarschuwd voor de fouten die door de gemeenten zijn gemaakt. Hij heeft dat een paar keer benadrukt. Wij moeten leren uit die fouten en nu de knoop doorhakken. Daarom heb ik een amendement ingediend dat tot doel heeft de netten en het netwerkbeheer altijd in handen van de overheid te houden. Wij willen immers geen UPC op het stroomnet. Nu niet en nooit niet.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb uw amendement om de netten voor 100% in eigendom van de overheid te houden gelezen. Het is een soort van CDA-standpunt. Ik heb altijd gezegd dat ik niet uitsluit dat private investeerders erin mogen beleggen, als het maar geen bedrijven zijn die ook belangen hebben in energieproductie of energiehandel. Die mogelijkheid sluit u uit. Ik heb dus een amendement in voorbereiding om te regelen dat het wel mag. Vindt u dat ook goed?

De voorzitter:

Valt dit buiten de amendementen die u zojuist heeft aangekondigd?

De heerCrone(PvdA)

Ja, ik heb het nog niet genoemd. Het heeft ook nog geen nummer.

MevrouwGerkens(SP)

Ik ken uw standpunt, mijnheer Crone. Wij voelen niet voor dat standpunt. Ik kan mij indenken dat u vindt dat het moet kunnen, omdat je met private financiering ook geld los kunt krijgen. Als je een private financier binnenhaalt, of dat nu is met een meerderheidsbelang of met een minderheidsbelang, waarvoor u pleit, geef je toch een deel van je inspraak en je eigen beleidsmogelijkheden op. Je zult namelijk moeten samenwerken met die financier. Ik vind dat een te groot risico inhouden. Het heeft dus niet onze voorkeur.

De heerVendrik(GroenLinks)

Moet ik het amendement van mevrouw Gerkens in eerste instantie lezen als een tijdelijke voorziening tot het moment dat deze minister komt met een nieuw wetsvoorstel waarin de definitieve structuur wordt geregeld, of is het een amendement voor alle tijden?

MevrouwGerkens(SP)

Het laatste.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 17 over de aanzienlijke marktmacht. De minister vindt een verbod op toetreding van dominante buitenlandse bedrijven in Europees verband niet wenselijk. Hij zegt dat de NMa genoeg instrumenten heeft om effectief op te treden tegen machtsconcentraties, waarbij de NMa kijkt naar de relevante elementen van de Nederlandse afnemers. Allereerst wil ik de minister corrigeren op het punt van de buitenlandse bedrijven. Mijn voorstel is om dit ook voor binnenlandse bedrijven te doen en niet alleen voor buitenlandse. Het komt erop neer dat energieleveranciers die een aanzienlijke marktmacht op de thuismarkt hebben, zich niet in Nederland kunnen vestigen en/of operatief kunnen zijn en dus ook geen andere of Nederlandse bedrijven mogen overnemen. Het maakt dus niet uit of het Nederlandse of buitenlandse energieleveranciers zijn. Het doel is om de concurrentie bij de levering van elektriciteit en gas in Nederland te bevorderen en te waarborgen. Het zorgt ervoor dat de Nederlandse energieleveranciers niet weggeconcurreerd kunnen worden en/of overgenomen kunnen worden door buitenlandse of andere Nederlandse energiebedrijven indien deze op de thuismarkt over een aanzienlijke marktmacht beschikken. Bij aanzienlijke marktmacht kan worden gedacht aan zo'n 30%. Een dergelijke bepaling kan worden gezien als een aanvulling op de taak van de NMa. Het is immers een publiek geheim dat de NMa kampt met een gebrek aan capaciteit. Dat is geen verwijt, maar gewoon een constatering. Ik wil daar graag realistisch in zijn. Mijn stelling is ook dat het geen kwaad kan om deze bepaling extra op te nemen in de wet. Want baat het niet dan schaadt het niet. Daarom heb ik dit amendement ingediend.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb het amendement over marktmacht zorgvuldig gelezen, maar er zitten twee rare dingen in. Ik vind het een beetje slap. U vindt dat bedrijven niet meer dan 30% marktmacht mogen hebben. Waar heeft u dat cijfer vandaan? Verder is 30% in deze sector bijzonder veel. Omdat men afhankelijk is van de reservecapaciteit, kan een bedrijf met een paar procent marktinvloed zeggen dat het wat terugtrekt, zodat schaarste ontstaat en het lekker veel geld verdient. Sommigen zeggen zelfs dat dat afgelopen vrijdag het geval was. Hoe komt u dus aan die 30%? Dat lijkt mij veel te hoog. Er zijn omstandigheden waarin het percentage lager zou moeten zijn.

Verder zegt u dat een bedrijf dat meer dan 30% heeft, niet meer mag leveren. U wilt bedrijven dus verbieden om te leveren. U kunt beter wat flexibeler zijn als het gaat om de instrumenten die DTe mag toepassen. Je kunt ook zeggen dat als een bedrijf te groot is, voor dat bedrijf de prijs wordt gereguleerd of dat dat bedrijf een stukje van de capaciteit op de veiling moet brengen. Dit in plaats van dat ene middel: u mag niet meer verkopen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dit amendement is mij buitengewoon sympathiek. Als echte linkse partijen zorgen wij voor echte marktwerking. Dat vind ik mooi. Kan mevrouw Gerkens mij echter duidelijk maken waarom zij dit via dit amendement wil regelen, additioneel aan de Mededingingswet, zoals die wordt uitgevoerd door de NMa? Zij zegt dat de NMa een capaciteitsprobleem heeft. Dat kan echter worden opgelost, maar dat is een andere kwestie. Het gaat er hier om dat binnen het regime van de Elektriciteits- en Gaswet, er een aparte mededingingsbepaling komt, die boven de Mededingingswet uitgaat. Waarom kiest zij daarvoor? Moet ik daaruit concluderen dat zij eigenlijk het algemene mededin- gingstoezicht en de algemene mededingingswetgeving ontoereikend vindt voor deze markt? Dat zou dan voor veel meer markten kunnen gelden. Kan zij duiden hoe zij dat ziet?

MevrouwGerkens(SP)

Ik heb zojuist geïnteresseerd geluisterd naar de omschrijving van de heer Crone van aanmerkelijke marktmacht. Ik neem zijn opmerkingen mee. Voor mij zijn dingen niet statisch. Als in de tekst wordt gesproken over "niet meer mogen leveren", is dat een fout. Ik zal daarnaar kijken. Ik begrijp dat de heer Crone niet onwelwillend staat tegenover mijn amendement – ik vind het fijn dat te kunnen constateren – maar dat hij wat problemen heeft met de toelichting. Ik zal er nog een keer naar kijken.

Ik heb een aparte mededingingsbepaling opgenomen, omdat ik denk dat die in dit geval belangrijk is, aangezien het gaat om een zeer belangrijke infrastructuur. Of het algemene mededingingstoezicht daar nu wel of niet toereikend voor zal zijn, ik vind het belangrijk om dat expliciet op te nemen in deze wet. Er mogen namelijk geen misverstanden over bestaan.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik heb dit gevraagd omdat, indien wij het toezicht op de mededinging op de elektriciteits- en gasmarkt overlaten aan de NMa, het aan de NMa is om de relevante markt te bepalen en een aanmerkelijke marktmacht te duiden. Dat geeft dus meer ruimte aan de NMa om, gelet op de specifieke omstandigheden van de elektriciteits- en gasmarkt, daar een oordeel over te geven en eventueel de uitspraak te doen dat een bepaalde partij een aanmerkelijke marktmacht heeft. Hier wordt het echter als het ware vastgelegd. Niet alleen de aanmerkelijke marktmacht wordt van een percentage voorzien, maar ook de relevante markt wordt in het amendement vastgelegd. Dat gaat dus veel verder. Ik sta daar niet onsympathiek tegenover, maar het roept wel de vraag op waarom dat algemeen mededingingstoezicht in deze situatie niet toereikend is. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, maar ik hoor graag de nadere argumenten van mevrouw Gerkens.

MevrouwGerkens(SP)

U heeft gelijk dat het veel verder gaat. Ik denk dat het ook nodig is om juist meer waarborgen op te nemen. Ik kan alleen maar verwijzen naar het debat dat wij zojuist hebben gevoerd over UPC, waaruit duidelijk werd dat wij willen ingrijpen in de markt, maar dat de middelen die wij daarvoor hebben, zo ingewikkeld zijn dat de consument alle bescherming verloren heeft. Ik wil die bescherming extra borgen door het wat explicieter in de wet op te nemen. Ik zal echter nog een keer kijken of deze omschrijving wel goed en werkbaar is.

Het amendement op stuk nr. 18 gaat over een beurs. De SP heeft de tweede nota van wijziging gelezen. Volgens ons heeft de minister daarin opgenomen de mogelijkheid om een elektriciteitsbeurs en gasbeurs in het leven te roepen. Er wordt echter gesproken over een mogelijkheid. Mijn vraag is dan of de minister dit ook gaat doen of dat hij alleen de mogelijkheid openlaat. Graag krijg ik van de minister nog een toelichting over een aantal kwesties op het gebied van het vergroten van initiatieven voor marktwerking en liquiditeit van de gasmarkt.

De minister verklaarde in het vorige wetgevingsoverleg dat er wat het convenant over liquiditeit betreft sprake is van een overgangsfase. Verder zei hij dat het niet reëel is om te verwachten dat zich geen marktimperfecties zullen voordoen. Om die reden is het volgens hem van groot belang dat wij in Europa en in Nederland sterker dan voorheen inzetten op het vergroten van de importcapaciteit, meer spreiding in de veiling voor importcapaciteit, een goedwerkende onbalans voor de gasmarkt, etc. Deze maatregelen sluiten volgens de minister aan bij het huidige ontwerp voor een energiemarkt en bij de ontwikkelingen die al in gang zijn gezet. Dat klinkt allemaal heel mooi, maar het is ook erg bedrieglijk. De gasmarkt is immers op de belangrijkste onderdelen nog steeds potdicht. Er lijkt nog geen sprake te zijn van een begin van concurrentie. Daar is de minister zich ook van bewust. Daarom voegt hij er waarschijnlijk aan toe dat een maatregel die van de ene op de andere dag het ontwerp van de markt wijzigt, ingrijpend is voor een markt in transitie. Op dit moment zou het bovendien te kort dag zijn om met extra maatregelen in te grijpen. Mijn vraag is dan: waarom heeft de minister zo'n haast met die liberalisering? Als het reëel is te verwachten dat marktimperfecties zich voordoen, waarom moet er dan zo overhaast beslist worden?

Ik heb begrepen dat er van de kant van de VVD een vraag ligt over mijn amendement op het gebied van de beurs.

De heerDe Krom(VVD)

Is mevrouw Gerkens bereid om te overwegen mijn amendement op dit terrein, dat is medeondertekend door PvdA en CDA, te steunen en eventueel van haar eigen amendement af te zien?

MevrouwGerkens(SP)

Die vraag zou ik ook aan u kunnen stellen. Dat doe ik dan ook in eerste instantie. In tweede instantie zie ik dat er kleine verschillen zijn. Bent u bereid om wellicht in de pauze of aan het einde van dit debat met mij na te gaan waar wij elkaar kunnen vinden?

De heerDe Krom(VVD)

Die uitnodiging is aangenomen.

De voorzitter:

Er volgt nader beraad. Wij horen ervan.

MevrouwGerkens(SP)

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 19 over het probleem van de hoge gasprijzen voor de tuinbouwsector. De minister verklaarde op 29 april dat hij niet voor het belang van een specifieke sector is, maar voor het algemene belang. Dat juichen wij natuurlijk van harte toe. In dit geval is er naar mijn mening geen sprake van tegenstrijdige belangen. Ik zie dan ook niet in waarom wij in dit geval geen uitzondering zouden moeten maken. Immers, waar is het algemeen belang mee gediend als na de invoering van de liberalisering honderden van deze bedrijven over de kop dreigen te gaan en alle werknemers mogelijkerwijs in de WW belanden? Waar is dat algemeen belang mee gediend als belangrijke gewassen niet meer in Nederland geproduceerd worden, maar straks in het buitenland gehaald moeten worden? Het is toch te absurd voor woorden als wij straks onze eigen radijsjes moeten importeren. Daarnaast is deze tak van de teelt, als het gaat om de glastuinbouw, niet energieverslindend. Daarvoor lijkt men nu gestraft te worden. Dat is in mijn ogen niet erg consistent beleid van een minister die zichzelf de tweede milieuminister van Nederland noemt. Tegen die achtergrond wil ik een amendement indienen dat als doel heeft de tuinbouwsector te beschermen tegen de excessief hoge gasprijzen.

De voorzitter:

De heer Hessels wil een vraag stellen. Over de radijsjes?

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik zou het graag over radijsjes willen hebben en over nog een aantal andere zaken. Er zijn namelijk meer sectoren die problemen hebben, zoals mevrouw Gerkens aanhaalde. Zij zegt dat de minister geen regeling wil scheppen voor één sector. Ik ben het op dat punt met de minister eens. Ziet mevrouw Gerkens ook dat door aanname van de amendementen op de stukken nrs. 30 en 31 van het CDA er net zo goed mogelijkheden ontstaan om voor de tuinbouwsector, die ons ook zeer na aan het hart ligt, de problemen op te lossen en dan niet alleen voor de tuinbouwsector maar breder? Overweegt zij om daarom die amendementen, met de uitleg die ik er nu aan geef, te steunen?

De heerCrone(PvdA)

Ik ben het met collega Hessels eens. Ik heb de amendementen ook medeondertekend. Los daarvan merk ik op dat het behandelen van glastuinbouwers als kleinverbruikers ertoe leidt dat zij in een gunstig tarief terechtkomen en dat betekent dat andere gebruikers dat betalen. Het gevolg is dus dat de gewone kleinverbruikers gaan betalen voor de glastuinbouwers. Dat kan toch niet een SP-doel zijn.

MevrouwGerkens(SP)

Ik begin met de interruptie van de heer Hessels. Ik zag zijn amendement net voor het eerst. Het is vrij technisch. Ik heb al even gebeld met een aantal mensen om te vragen in hoeverre dit ons probleem oplost, maar ik kan daar nog geen uitsluitsel over geven. Ik kijk er zeker naar; ik ben er alleen nog niet helemaal van overtuigd.

De heer Crone kan er als PvdA-woordvoerder toch niet voor zijn dat kleine ondernemers met een inkomen van gemiddeld 30.000 euro met een gemiddelde kostenstijging van 23.000 euro worden geconfronteerd?

De heerCrone(PvdA)

Dat was niet de vraag. De oplossing kan liggen langs de lijnen van de heer Hessels. Deze mensen gebruiken veel stroom, zij het tijdens een beperkt aantal dagen en uren. Dat is goed voor het milieu, maar voor die paar dagen stroom hebben zij wel een dikke pijp nodig. Dan moeten anderen het betalen. Dat is een fundamentele vraag waar u niet op ingaat.

MevrouwGerkens(SP)

Ik heb gezegd dat ik zou kijken naar het amendement van de heer Hessels. Ik zal nagaan in hoeverre dit het probleem daadwerkelijk oplost.

De voorzitter:

De heer Bakker van de fractie van D66 hebben wij al even gezien, maar hij is er nu niet. Ik meen dat hij geen amendement heeft ingediend. Het woord is nu aan de heer Vendrik van de fractie van GroenLinks. Als de heer Bakker straks komt, kan hij daarna eventueel nog iets zeggen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik heb eerst een algemene vraag aan de minister en daarna zal ik mijn amendementen toelichten.

De collega's hebben het net ook al naar voren gebracht. In het vorige debat heb ik de minister al veel urgentie toegewenst. Ik heb hem gevraagd om zijn beroemde brief van 31 maart zo snel mogelijk in wetgeving om te zetten. Hoe ziet dat traject er precies uit? Mijn taxatie in het vorige debat was dat de minister zich nogal veel tijd geeft om een en ander te regelen. Ik geef hem in overweging dat er veel momenten bestaan voor de lijn die hij heeft uitgezet. Waarom wacht hij dan zo lang? Wat verzet zich ertegen om in het kader van dit wetsvoorstel al een aantal elementen van zijn brief te regelen? Er zijn verschillende amendementen voor ingediend. Ik kan mij ook iets voorstellen bij wat de heer Hessels zei, namelijk dat wij het deze keer netjes en in één keer goed moeten regelen, maar dat moeten wij dan wel snel doen. Ik hoor graag hoe de minister daarin wil varen. Wij steunen de minister daarin en dat weet hij. Ik roep de minister dus op om gas te geven.

Mijn amendementen zijn wat bescheidener en wat vriendelijker. Ik hoop dat de minister ze allemaal zal steunen. Dat zou eigenlijk wel moeten, want hij is een milieuman. Daar kennen wij elkaar ook van, dus dat schept een band. Hij heeft dus ook een inspanningsverplichting. Ik begin met het amendement op stuk nr. 35. Als leveringsbedrijven hun klanten achteraf informeren over de milieukwaliteit van de stroom, moeten zij dat binnen drie maanden doen. Leveringsbedrijven moeten dus niet de ruimte krijgen om dat pas te doen elf maanden en 30 dagen na het jaar waarop de betreffende informatie betrekking zou moeten hebben. Drie maanden is een mooie termijn. Dat moet geregeld kunnen worden, want dat is niet zo ingewikkeld. Na drie maanden gaat de bel en dan moet die informatie er zijn.

Het amendement op stuk nr. 36 is ook een bescheiden en vriendelijk amendement. Ik kan het de minister van harte aanbevelen. Wij hebben de indruk dat de Engelstalige richtlijn op dit punt niet helemaal goed is vertaald. Dit amendement regelt dat voor de verwijzing naar beschikbare referentiebronnen rechtstreeks aangesloten wordt bij de richtlijn.

Het amendement op stuk nr. 37 ziet toe op de informatieverplichting en nadere regels die gesteld kunnen worden. In de huidige wetstekst wordt slechts gesproken over de brandstofmix – dat is logisch – en verwijzingen naar beschikbare referentiebronnen over de milieugevolgen van de gekozen brandstofmix in het kader van de afgeleverde stroom. De inhoud van die referentiebronnen en de kwaliteit daarvan vallen echter niet onder de definitie van wat in de wetstekst als opwekkingsgegevens worden beschouwd. Daar kunnen dus ook geen regels over gesteld worden, terwijl het natuurlijk kardinaal is dat de informatie klopt en volledig betrouwbaar is. Anders heeft een dergelijke informatievoorziening aan de consument geen enkele zin. Dat wordt met dit amendement rechtgezet.

Het amendement op stuk nr. 38 regelt dat de consument gewoon rechtstreeks op de eindrekening, dus achteraf, zichtbaar gemaakt krijgt wat de milieugegevens van de geleverde elektriciteitsproductie in het afgelopen jaar waren, dus niet alleen door middel van een verwijzing naar een website. Het moet gewoon op de eindrekening verschijnen.

Deze vier amendementen, dus de stukken nrs. 35 t/m 38, hebben allemaal betrekking op de informatieverstrekking achteraf aan een klant. Dat moet goed geregeld zijn, want dat is wel het meest minimale dat een consument op een gemiddelde markt van een producent mag verwachten. Ik heb nog nooit een potje pindakaas gegeten om pas een jaar na afloop van het nuttigen van die pindakaas het betreffende etiket op te vragen, dus dit is al enorm liberaal en daar zouden wij het over eens moeten zijn. Ik verwacht dan ook niet anders dan dat de minister over deze vier amendementen niet moeilijk gaat doen.

Vervolgens het amendement op stuk nr. 39, dat regelt wat GroenLinks altijd gewild heeft. In het jaar 2000 hebben wij, toen nog tegenover mevrouw Jorritsma, de voor-voorganger van deze minister, een motie ingediend om een helder regime voor stroometikettering af te spreken. Als er een markt komt, moeten consumenten gewoon goed worden geïnformeerd, en niet pas achteraf. Het is natuurlijk mooi als wij het regelen dat het achteraf in ieder geval moet; dat gebiedt de Europese richtlijn ook minimaal. Het is echter in feite vanzelfsprekend – zo zeg ik tegen de minister, maar ook tegen mijn collega liberaal de heer De Krom – dat consumenten vooraf goed en helder worden geïnformeerd over het aanbod dat er op de markt is. Ik vind dat een goed liberaal, een goed markt- en een goed consumentenuitgangspunt. Ik spreek deze minister dan ook aan als minister voor consumentenzaken. Op verschillende onderdelen van zijn beleidsportefeuille hebben wij op dat punt van hem al interessante acties mogen vernemen. Hij laat zich op dat punt kennen en dat doet mij deugd, maar hier laat hij zich helaas even niet in die zin kennen. Ik beveel het amendement op stuk nr. 39 van harte aan bij de minister en de heer De Krom. Als het dan aan consumenten is om een heldere keuze te maken, is het vanzelfsprekend om consumenten goed en tijdig te informeren, niet alleen over prijs, maar ook over milieukwaliteit en de milieugevolgen van hun keuze. Daartoe moet die informatie niet alleen achteraf, maar ook vooraf aan consumenten bekend zijn, zodat zij in staat zijn om een afgewogen keuze te maken, waar wij toch van uitgaan.

Daarom heb ik het amendement op stuk nr. 39 ingediend. Alle amendementen hebben minimaal al de steun van de collega's van de SP en de PvdA. Er valt vanmiddag dus nog wel enige winst te boeken, maar ik heb er vertrouwen in dat het allemaal gaat lukken.

De heerDe Krom(VVD)

Voor niets gaat de zon op, zou ik tegen de heer Vendrik willen zeggen. Verder denk ik dat het praktische problemen geeft als van tevoren informatie over milieukwaliteit en milieugevolgen gegeven zou moeten worden. Een energieleverancier zou dan aan een klant moeten berichten hoe de energie die het komende jaar geleverd wordt, is opgebouwd, dus een bepaald percentage windenergie, een bepaald percentage kernenergie enz. Deze leverancier zal overigens de heer Vendrik niet zozeer aanspreken, maar als het nu gedurende dat jaar niet of nauwelijks waait, kan de leverancier zijn afspraak of belofte niet nakomen. Verder is de vraag of de leverancier de afspraak na kan komen, ook nog afhankelijk van de inkoopposities en de marktontwikkelingen, waar de leverancier flexibel op moet inspelen. Van tevoren kan een leverancier wel een inschatting geven voor het komende jaar, maar ook dan komt er natuurlijk een hele hoop gedoe met boze consumenten als de leverancier achteraf moet verantwoorden waar de stroom feitelijk vandaan is gekomen en blijkt dat dit niet overeenstemt met wat de leverancier heeft beloofd.

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. Ik ben het met de heer De Krom eens dat wij moeten vermijden dat consumenten boos worden. Boze consumenten hebben wij de laatste paar jaar al te veel gezien op de energiemarkt. In het tweede lid van het amendement wordt daarom expliciet gerept van de verwachting over de milieugevolgen van de elektriciteitsproductie. Daarnaast kan, zoals in het achtste lid van het voorgestelde artikel staat, de minister nadere regels stellen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat als dit bij nadere bestudering een vitaal probleem blijkt te zijn en een leverancier vooraf een exactheid suggereert die in de praktijk moeilijk is waar te maken, deze minister met nadere regels ruimte geeft om binnen een zekere marge te werken. Echter, op grond van deze argumentatie kan het niet zo zijn dat energiebedrijven zich bijvoorbeeld als groene stroomleverancier profileren, maar eigenlijk de ruimte van de wetgever krijgen om te zeggen: of dat allemaal gaat lukken, moeten wij nog zien. Dat willen wij ook niet. Er moet wel een zeker commitment zijn.

Men is uiteraard vrij in de keuze van het profiel. Een leverancier is vrij niet te kiezen voor een zeker duurzaamheidsprofiel. Men kan zich verlaten op traditionele bronnen. Dat geeft misschien wat meer zekerheid over de koppeling tussen de vooraf toegezegde prestatie en de uiteindelijke realisatie daarvan. Misschien is dat bij duurzame-energieopwekking wat lastiger. De minister heeft wat mij betreft de ruimte om dat praktisch te regelen. Ik heb geen behoefte aan een idioot systeem op dit punt. Ik vind wel dat de consument op z'n minst goed worden geïnformeerd als deze zo centraal komt te staan op deze markt en zijn of haar keuze bepalend is voor naar wie de stroom toegaat, hoe die wordt opgewekt et cetera. Het moet een reële informatievoorziening zijn en dús, althans volgens mij, een informatievoorziening vooraf. Er mag wel een zekere variatie in zitten; er mag desnoods met intervallen worden gewerkt. Ik heb al in het amendement aangegeven dat van de energieleverancier mag worden gevraagd dat hij zijn verwachting uitspreekt over de brandstofmix en de milieugevolgen. Vervolgens kan de realisatie daarvan licht afwijken. Ik ben er niet op uit boze consumenten te veroorzaken, maar er moet wel enige inspanningsverplichting zijn om serieus met klanten om te gaan. Daar is het mij om te doen.

De heerDe Krom(VVD)

Het aardige van zo'n markt is natuurlijk dat die echt concurrerend gaat werken als dat kan. Als ik u, mijnheer Vendrik, als klant wilde hebben, zou ik tegen u zeggen: ik zorg dat ik geen kernenergie in mijn portfolio heb zitten. Ik denk dat dit voor u een van de belangrijkste voorwaarden is om klant te worden. Zo'n leverancier gaat dat dus doen. Misschien ziet mijn leverancier er wat anders uit. De discussie daarover hoeven wij hier nu niet te hebben.

Waarom moeten wij dit nu allemaal bij wet gaan regelen?

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik vind het lastig consumenten niet voldoende rechten te geven op de informatie die zij nodig hebben om een goede keus te maken. Het gaat ook om het "alerteren" van consumenten. Dat speelt vaker in de etiketteringsdiscussies, bijvoorbeeld bij de verkoop van houtproducten. In de Houtwet van mijn collega Vos bijvoorbeeld gaat het niet alleen om het definiëren van wat goed is – daarvoor zullen bedrijven door de bank genomen wel reclame willen maken – maar ook om het voor consumenten expliciet en transparant maken van wat fout is. Als de stroomconsumenten in Nederland echt vooraf weten dat er in de aanbieding bijvoorbeeld 8% Franse kernenergie zit, zullen naar mijn overtuiging veel meer consumenten zeggen: sorry, maar daar ben ik niet voor in; dat windenergiegedoe hoeft voor mij ook niet, maar dit gaat mij te ver. Op dit moment weten zij het niet. Ik ben voor kennis. Ik ben voor een goed geïnformeerde consument. Daarom wil ik het ook goed regelen.

De heerCrone(PvdA)

Ik voeg graag nog een argument toe aan de argumentatie van de heer Vendrik die ik volledig onderschrijf. Het lijkt natuurlijk heel ingewikkeld als bedrijven van tevoren moeten weten wat hun portfolio wordt, maar aan de andere kant willen wij juist bevorderen dat gezinnen kunnen kiezen tussen verschillende soorten stroom. Bedrijven hoeven wat mij betreft niet te zeggen dat hun totale portfolio zoveel procent van dit en zoveel procent van dat zal omvatten. Bedrijven zullen bijvoorbeeld een pakket groen aanbieden. Als bedrijven dat vooraf zeggen, moeten wij er zeker van zijn dat het achteraf ook groen blijkt te zijn. Bedrijven kunnen ook zeggen dat zij een pakket aanbieden waarin bijvoorbeeld voor 50% groen zit en voor 50% grijs. De burgers zullen mede op basis van de kleur en de prijs van het pakket kiezen. Bedrijven die zeggen dat zij er geen zin in hebben, het een gedoe vinden of het nog niet weten, leggen dan maar een pakket stroom aan klanten voor met de opmerking dat ze nog niet weten wat erin zal zitten en dat het dus een onbestemd pakket is. Het krijgt dan dus de kwalificatie grijs of zwart. Misschien is dat wel het goedkoopste en de consument kan dan kiezen. Het ex ante en de wettelijke waarborging zijn nodig om te voorkomen dat bedrijven dit zelf verzinnen. Wij kunnen dan niet zeggen dat ons uit de verplichte etikettering achteraf is gebleken dat zij een heel ander pakket hebben dan zij van tevoren hebben aangeboden. Ik zie dit meer als een handreiking aan de bedrijven die het goed willen doen, omdat anders de uitvreters de sfeer verpesten.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik steun de heer Crone in dit betoog.

Op andere markten waar het aan bedrijven is overgelaten om allerlei vormen van etikettering te introduceren, kan de consument door de bomen het bos niet meer zien. Ik noem bijvoorbeeld de markt voor biologische voeding. Wij kunnen het wel aan bedrijven overlaten om zelf plannen voor etikettering te maken, desnoods in een zekere vorm van gezamenlijkheid, maar dan ontstaat er een veelheid van typen informatievoorziening met even zovele gradaties van betrouwbaarheid daarvan. Waar dit in de afgelopen jaren is gebeurd, is de consument uiteindelijk het haasje geworden. Hij kan al die verschillende etiketteringsystemen en keurmerken niet meer bijbenen. Wij hebben echt behoefte aan harmonisatie. Waarom zouden wij die les niet willen leren? Waarom zouden wij dit proces nog eens moeten doorlopen op de gas- en elektriciteitsmarkt? Waarom regelen wij dit nu niet meteen zodat het voor iedereen duidelijk is welke etikettering voor deze markt geldt? Dat is transparant en volstrekt betrouwbaar en als het fout gaat, kan de minister ingrijpen. Het is in het belang van de consument dat wij dit vandaag regelen.

De voorzitter:

Hiermede zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik wijs erop dat het amendement op stuk nr. 40 dat is ingediend door de fractie van de LPF niet is toegelicht, omdat er geen woordvoerder namens die fractie aanwezig is.

De minister heeft gevraagd of het mogelijk is om de vergadering voor een half uur te schorsen opdat hij zijn antwoord zorgvuldig kan voorbereiden. Ik stel voor om dit voorstel over te nemen.

De heerCrone(PvdA)

Als de minister meer tijd nodig heeft, heb ik ook geen bezwaar tegen een schorsing van drie kwartier.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. U weet dat ik eigenlijk bijna altijd meteen reageer op de opmerkingen van de Kamer. Ik vind het echter van grote betekenis dat deze fundamentele wet goed wordt behandeld. Als de leden het geen probleem vinden, maak ik graag gebruik van het aanbod om 45 minuten te schorsen.

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.45 uur geschorst.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik ben de Kamer erkentelijk voor het grote pakket amendementen. Voordat ik mijn oordeel over deze amendementen geef, zal ik eerst ingaan op enkele opmerkingen die niet direct met de amendementen te maken hebben.

De heer Vendrik merkte op dat ik snel aan de gang moet gaan, nu ik op brede steun van de Kamer kan rekenen. Dat is volstrekt juist en daarom ben ik ook reeds nu al met een nota van wijziging gekomen die ertoe strekt het belenen van netten te verbieden. Verder is het mijn voornemen om dit jaar de wetgeving uit te werken. Ik ga ervan uit dat ik daarmee geheel in de geest van de Kamer handel, want dan kan het wetsvoorstel volgend jaar worden behandeld. Dat geeft ons ruimschoots de tijd om voor 2007 het wetgevingsproces af te ronden.

Ik ben het overigens met de heren De Krom en Hessels eens dat het zorgvuldig moet gebeuren. Wie ben ik om hier te zeggen dat wij een democratie hebben in dit land? De Kamer weet dat zij vaak één van de argumenten is om zorgvuldig te werken. Naast heel veel voordelen heeft de democratie echter ook nadelen en dat is bijvoorbeeld dat er veel tijd is gemoeid met de consultatie van de Raad van State. Verder hebben wij ook rekening te houden met de behandeling in de Eerste Kamer, waar dames en heren zitting hebben die ook lid zijn van de raden van commissarissen van de betrokken bedrijven. Het is dus een heel uitgebreid proces en daarom werk ik zo snel mogelijk, zonder de vereiste zorgvuldigheid uit het oog te verliezen.

De heer Crone heeft mij gevraagd naar de aandeelhouders. Ik heb met de aandeelhouders van de drie grootste bedrijven gesproken en dat waren constructieve gesprekken. De aandeelhouders zijn blij dat ik hun weer enige beschikkingsmacht over hun bezit wil teruggeven. Het is heel interessant om te constateren dat provincies en gemeenten aandeelhouders kunnen zijn van bedrijven, maar toch weinig te zeggen hebben omdat het structuur-NV's betreft. Zij zeiden eigenlijk dat ze niets te zeggen hebben. Ze zien mij dan ook een beetje als een bevrijder.

Verder heb ik uit de gesprekken met de aandeelhouders opgemaakt dat zij de politieke realiteit erkennen van de wens om tot een splitsing te komen. Ook zij hechten aan een zorgvuldig en snel proces. Uiteraard heb ik mijn steun daarbij aangeboden en opgemerkt dat ik mij hierbij gesterkt voel door de Kamer. Zij hebben heel goed begrepen dat die steun de inzet was van het debat dat de Kamer twee weken geleden met mij heeft gevoerd. Binnenkort praat ik met hen verder. Intussen probeer ik om met de bestuurderen van de bedrijven te spreken om ze uit de loopgraven te lokken en ze te verleiden om samen met de aandeelhouders constructief samen te werken in dit proces.

Ik vond het gesprek met de aandeelhouders bijzonder boeiend. Zij hebben in dat gesprek – de heer Crone merkte dit terecht op – aangegeven dat zij mijn opstelling constructief vinden en dat zij zich aangemoedigd voelen door de opstelling van de Kamer. In feite hebben zij heel weinig te zeggen. Dat is heel merkwaardig. Als ik met een medeoverheid spreek, verwacht ik dat ze ook wat "mede te zeggen" hebben. Ze hebben echter niet veel "mede te zeggen" in deze zaak. De discussie hierover zal vanaf nu plaatsvinden.

De heerCrone(PvdA)

Het is mijn ervaring dat zij ook zelf vaak zeggen dat zij weinig te zeggen hebben.

MinisterBrinkhorst

Dat zeg ik ook.

De heerCrone(PvdA)

Dat zeggen zij zelf, maar ik wil u vragen of u dat ook vindt.

MinisterBrinkhorst

Ik zal nooit over een gemeente- of provinciebestuur zeggen dat ze niets te zeggen hebben. Ze zijn immers democratisch gekozen en vertegenwoordigen een groot goed in Nederland. Ik zeg alleen maar dat ze over zichzelf zeiden dat ze niets te zeggen hadden. Dat is volgens mij een curieuze constatering. Dit probleem mag absoluut niet onderschat worden. Het proces moet worden doorlopen en ik doe dat graag zo zorgvuldig mogelijk, gesterkt door de fundamentele ondersteuning van het beleid door de Kamer. Het is immers van groot belang dat ik met de energiebedrijven, vertegenwoordigd door de bestuurders, tot zaken kom. Als het proces niet goed verloopt, krijgen wij te maken met het tempoverlies waar de heer Vendrik terecht over sprak.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik begrijp dat zij zeggen dat zij weinig te zeggen hebben. Zij zien deze minister als een bevrijder. Dat is mooi.

MinisterBrinkhorst

Sommigen zien het wel anders. Sommigen worden misschien liever niet bevrijd. Zij distantiëren zich echter niet van de anderen die wel bevrijd willen worden. Onderling is dus sprake van solidariteit. Het is een heel interessant complex.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik neem er kennis van dat het juiste inzicht soms ontbreekt. Legt de minister hiermee de suggestie neer dat een belangrijk oogmerk voor hem is dat de huidige aandeelhouders in hun positie versterkt worden? Ik dacht juist dat een principiële keuze voor splitsing gemaakt is, maar dat de vraag wie in de toekomst precies het eigendom van de netten heeft, nader verkend wordt en dat het denkbaar is dat de huidige aandeelhouders plaats maken voor andere aandeelhouders.

MinisterBrinkhorst

Ik kom straks op de bespreking van de verschillende amendementen. Daarbij komt die problematiek aan de orde. Ik ga eerst nog in op het punt van het beleningsverbod. De heer Crone vroeg of vooruitlopend op de splitsing nog wat geregeld moet worden. Naar mijn gevoel is een en ander voldoende geregeld in de tweede nota van wijziging. Daarin staat over het beleningsverbod dat bepalingen zijn opgenomen met het oog op de voorgenomen wijziging in de bedrijfsstructuur teneinde de status quo te handhaven totdat wetgeving voor die brieven gereed is. Als de definitieve splitsingswetgeving gereed is, is de situatie dat er een probleem is voorbij. In de tussenfase zou er een mogelijkheid van beleningsverbod zijn. Dat punt is dus afdoende geregeld.

Ik kom hiermee op het voorgenomen maar nog niet ingediende amendement van de heer Crone over het privatiseringsverbod. Naar mijn mening noemde hij het harde criterium voor het privatiseringsbeleid, namelijk dat er een verschil moet zijn tussen het eigendom van degenen die het net beheren en degenen die productie en transport verzorgen. Die problematiek moet naar mijn mening in de splitsingswet geregeld worden. Het beleningsverbod is dus "top gap" tussen nu en dan. Op dit ogenblik is echter geen sprake van privatisering en ik vind het niet nodig om nu een nieuw stukje wetgeving te introduceren.

De heerDe Krom(VVD)

Het lijkt mij goed, ook in het licht van hetgeen wij twee weken geleden hebben besproken in het eerste deel van het wetgevingsoverleg, dat de minister uitdrukkelijk bevestigt dat de overdracht van het economisch eigendom in de wet staat maar voorlopig niet in werking treedt.

MinisterBrinkhorst

Ik heb er geen problemen mee om dat te bevestigen. Ik vraag u wel om dit goed met uw collega's in de Eerste Kamer af te stemmen. In de Eerste Kamer wordt soms wat anders gedacht over dit punt. Ik wil niet te maken krijgen met het tempoverlies waar de heer Vendrik terecht over sprak en een gevangene worden tussen Tweede en Eerste Kamer. Dan biedt de democratie niet de uitkomst van het proces die wij wensen.

De heerCrone(PvdA)

Het gaat eigenlijk om twee dingen. In de wet stond dat de minister toestemming moet geven voor privatisering en dus privatisering mag weigeren tot 1 januari 2005. Stel nu dat wij alle wetten die er nog komen, niet op tijd af hebben. Is dan voorzien dat de minister ook daarna nog instemming mag weigeren?

Ik dacht dit amendement vervolgens eventueel in te dienen want als er dan al geprivatiseerd mag worden, mag het in ieder geval niet naar energieconcerns gaan, maar misschien wel naar institutionele beleggers. Dat is voor mij juist een gebaar naar de aandeelhouders en de bedrijven. Ook in de Kamer leeft het gevoel dat privatisering niet altijd slecht hoeft te zijn. Ik wil dat gebaar naar twee kanten maken. Als de minister zegt dat het niet hoeft omdat hij ook na 2005 "ja" of "nee" mag zeggen, dan kan ik ermee akkoord gaan dat wij het allemaal in één keer regelen.

MinisterBrinkhorst

De heer Crone en ik zijn het eens over de wijze waarop wij dit moeten afhandelen. Dat staat voorop. Voor mij staat vast dat zolang iets niet definitief in het nieuwe splitsingsvoorstel is geregeld, ik niet anders zal handelen dan in de geest waarin ik tot nu toe heb gehandeld. Ik kan inderdaad onder de tram komen en dan kan er inderdaad een fanatieke anti-Brinkhorst aantreden. In dat geval is de heer Crone er nog altijd om hem of haar op het rechte pad te brengen.

Anderzijds heb ik er geen fundamenteel bezwaar tegen dat de heer Crone het in de wet wil opnemen. Ik vind het alleen wetstechnisch niet mooi, want het hoort hier eigenlijk niet thuis. De datum 1 januari 2005 staat niet meer in de wet. Daartegenover staat het punt waar de heer De Krom terecht over sprak, plus mijn beleningsverbod, plus mijn inzet om uiteraard niets te doen dat botst met de filosofie van wat ik gezamenlijk met de Kamer tot stand wil brengen. Ik kan mij voorstellen dat de woordvoerders hierover nog even willen nadenken.

De heerDe Krom(VVD)

Ik wil het debat van twee weken geleden niet overdoen. Wij hebben het toen kort gehad over de vraag of er voldoende concurrentie is, vooral aan de productiekant. Ik heb toen het punt aangesneden van de mededingingswetgeving en vooral of deze voldoende is. Als ik het goed begrijp, zegt u dat u nog onderzoek laat doen naar het mededingingsinstrumentarium. Wanneer kunnen wij dat onderzoek tegemoetzien?

MinisterBrinkhorst

Ik ben daarmee bezig. Ik heb u toen ook gezegd dat ik twee dagen daarvoor met EU-commissaris Monti heb gesproken. Hij zit qua visie geheel op mijn lijn, namelijk dat het mededingingsaspect ook Europees nog nader moet worden uitgewerkt en verscherpt. Nederland staat op dit punt zeker niet tegenover een EU-commissaris. Tegen die achtergrond zeg ik dat het onderzoek loopt. De Kamer krijgt hierover natuurlijk nog nadere gegevens. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal ik deze problematiek nog eens extra met de Commissie bespreken.

Ik ga nu over tot de behandeling van de amendementen. Voor mij is het toch het handigste als ik de amendementen op volgorde van nummer behandel. Het eerste amendement is dat op stuk nr. 16 van mevrouw Gerkens over het niet privatiseren van de regionale netbeheerders. Dit amendement sluit enigszins aan bij onze eerdere discussie. Het belangrijkste punt is eigenlijk dat zij een soort eeuwigheidswaarde wil geven aan niet-privatisering. In die zin past het amendement niet in de visie van de heer Crone en mij, namelijk dat je ten aanzien van privatisering niet dogmatisch moet zijn. Privatisering is echter alleen mogelijk wanneer de publieke belangen zijn geborgd. Op dit ogenblik is privatisering gewoon nog niet aan de orde.

Als de splitsing eenmaal voltooid is, zijn er volgens mij geen goede redenen meer om privatisering tegen te houden. Bovendien vind ik een ongeclausuleerd verbod op privatisering een onevenredige inbreuk op de Europese wetgeving. Er wordt namelijk inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de huidige aandeelhouders. Ik moet aanname van dit amendement ontraden, niet omdat er vreselijke dingen gaan gebeuren met betrekking tot de privatisering, maar omdat ik het een dogmatisch amendement vind, dat voor de toekomst van eeuwigheid tot amen privatisering onmogelijk wil maken. Met die strekking ben ik het niet eens.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik stel een vraag over een amendement dat niet het mijne is. Ik begrijp uit de toelichting van de minister dat hij tegen de strekking en de betekenis van dit amendement for the time being, dat wil zeggen tot aan het wetsvoorstel dat de splitsing definitief regelt, geen enkel bezwaar heeft.

MinisterBrinkhorst

Ik heb geen enkel bezwaar. Sterker nog, het past in mijn benadering dat wij op dit ogenblik niet gaan privatiseren zonder dat de zaak in het splitsingsvoorstel is geregeld. Mevrouw Gerkens heeft in een interruptiedebat gezegd dat dit voor haar eigenlijk eeuwigheidswaarde heeft. Dat is het aspect dat ik er bepaald niet in zou willen brengen. Uiteindelijk is het best mogelijk dat bestaande aandeelhouders van hun aandelen af willen en dat deze in handen komen van institutionele beleggers. De grens is gelegen in het punt dat de heer Crone eerder had aangegeven, namelijk dat de aandelen niet in handen komen van producenten c.q. distributeurs. Het is echter geen principieel punt dat regionale netbeheerders nooit mogen worden geprivatiseerd. Om die reden ontraad ik u de aanneming van dit amendement.

MevrouwGerkens(SP)

Als het amendement geen eeuwigheidswaarde meer heeft, zou de minister het dan wellicht kunnen steunen?

MinisterBrinkhorst

Het is uw visie dat de eigendommen van de netbeheerders nooit en te nimmer mogen worden geprivatiseerd. Dat is niet mijn visie. Het zou mogen gebeuren, maar nadat de publieke belangen zijn geborgd. Tegen die achtergrond blijft er toch een fundamenteel verschil van mening tussen u en mij. Dat wil ik even aanscherpen, hoe aardig ik het verder ook vind om hierover met u te discussiëren.

MevrouwGerkens(SP)

Ik begrijp dat en ik betreur het, maar mijn vraag is: als het amendement geen eeuwigheidswaarde heeft, kunt u het dan steunen?

MinisterBrinkhorst

Nee, omdat het uw intentie is dat het wel eeuwigheidswaarde heeft. U vindt eigenlijk dat het niet moet gebeuren en dan wil ik niet een amendement overnemen van een politieke groepering die eigenlijk vindt dat ik een heel andere positie moet innemen. Ik maak hierin een fundamenteel verschil.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dit bevreemdt mij. Het is niet mijn amendement, maar ik kijk gewoon naar wat er staat. Ik gun mevrouw Gerkens het recht om zich in de verdediging van haar amendement te beroepen op haar politieke positie ten aanzien van privatisering. Als ik sec kijk naar het amendement, staat er niets in waar u op dit moment aanstoot aan kunt nemen. Ik begrijp het dus echt niet. Dit amendement zou op dit moment regelen wat u feitelijk van plan bent. Het borgt uw positie, totdat er een definitief wetsvoorstel komt voor splitsing, waarin ook nader kan worden gesproken over de vraag wie de aandelen van de alsdan afgesplitste netwerkbedrijven in handen mag hebben. U hebt in uw inleiding gezegd dat wij het debat daarover later voeren, dus dat wachten wij af. Doet u dat dan ook met dit amendement. Regel nu wat u wilt en neem het amendement over.

MinisterBrinkhorst

Het staat u uiteraard vrij te stemmen zoals u wilt, maar ik heb het amendement van mevrouw Gerkens niet nodig om de publieke belangen te borgen zoals ik die zie, langs de lijnen die wij tot stand hebben gebracht. Ik maak er nu een politiek punt van. Mevrouw Gerkens heeft vanaf het eerste ogenblik bezwaren tegen de liberalisering aangegeven. Ik heb geen behoefte aan een amendement-Gerkens waarin deze positie wordt beperkt. Mijn eigen positie is helder en u doet maar met het amendement wat u wilt.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik begrijp dat u afstand neemt van de opvatting van mevrouw Gerkens, maar wij hebben nu een wetgevingsoverleg over amendementen. Ik houd mij aan de tekst. Die is bepalend voor mijn stemgedrag. In het amendement staat helemaal niets waar u aanstoot aan kunt nemen. Daarom begrijp ik uw reactie eigenlijk niet.

De heerCrone(PvdA)

Ik maak hier bezwaar tegen. Tot de wetsgeschiedenis behoort uiteraard de wetstekst en de schriftelijke toelichting op het amendement, maar natuurlijk ook de intentie die in het debat zelf is toegevoegd. Ik ben het er dus volstrekt mee eens dat het amendement meer behelst. Wij willen zelf vaak genoeg dat wij een kleur geven aan moties en amendementen. Het is niet mijn kleur, maar los daarvan vind ik puur staatsrechtelijk dat de minister gelijk heeft. Dit amendement bedoelt meer dan het letterlijk zegt.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat is feitelijk onjuist en de wetsgeschiedenis maken wij met zijn allen. Mijn interrupties maken ook deel uit van de wetsgeschiedenis.

De heerCrone(PvdA)

U gaat nu zeggen dat er een amendement is dat een andere waarde heeft dan de eerste indiener zelf heeft beoogd. Dat kan dus niet. Daar kun je geen chocola van maken.

MinisterBrinkhorst

Laat ik het sec samenvatten, dat lijkt mij ook staatsrechtelijk juist: dit amendement is onnodig. Naar mijn mening is de problematiek die geregeld wordt in het amendement van mevrouw Gerkens al geregeld in de wet. Ik heb u al aangekondigd dat in het jaar 2007 een besluit wordt genomen over eventuele privatisering na de splitsingsregeling. Het amendement gaat aan die problematiek voorbij en noemt geen ander moment dan de eeuwigheid waar mevrouw Gerkens over heeft gesproken. Ook dat vormt deel van de wetsgeschiedenis.

Voorzitter. Ik ga door met het amendement op stuk nr. 17. Dat is het amendement van mevrouw Gerkens over de leveranciers met marktmacht. De strekking van dit amendement is dat leveranciers met een aanzienlijke marktmacht in binnen- of buitenland niet mogen toetreden tot de Nederlandse markt voor levering. Mijn reactie daarop is dat het uiteraard ongewenst is dat de concurrentie op de Nederlandse en Europese markt wordt belemmerd. Daar ziet de NMa op toe en zij kan op basis van de Mededingingswet ook ingrijpen. Dat gebeurt ook, bijvoorbeeld door een fusie tussen Essent en Nuon niet toe te staan. Naar mijn wijze van zien is het niet nodig om aparte regels te maken naast de Mededingingswet. Wij hebben net gesproken over de problematiek op Europees niveau. Daar wordt aan gewerkt. De Europese Commissie heeft een pakket maatregelen aangekondigd voor de modernisering van het mededingingsbeleid. Dat bevat naar mijn mening ook een effectievere methode om concentraties in de markt aan te pakken. Ik vind dit amendement op deze plaats tegen deze achtergrond ongewenst.

Het amendement op stuk nr. 18 gaat over de beurs en komt zometeen terug, samen met een ander amendement over hetzelfde onderwerp. Ik begrijp dat het amendement op stuk nr. 18 is ingetrokken.

De voorzitter:

Is het amendement op stuk nr. 18 ingetrokken?

De heerVendrik(GroenLinks)

Leuk geprobeerd!

De voorzitter:

Wij weten van niets. De minister komt straks terug op het amendement op stuk nr. 18, samen met een ander amendement. Ik weet op dit moment het nummer van het andere amendement niet meer, maar daar komen wij wel op.

MinisterBrinkhorst

Het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Gerkens betreft de prijzen voor grootverbruikers van het gastransport, tuinbouwbedrijven en dergelijke. De strekking is dat de prijzen voor het transport van gas voor grootverbruikers op verzoek van de afnemers kunnen worden berekend volgens de systematiek van de prijzen voor kleinverbruikers. Dat betekent de invoering van een vorm van kruissubsidiëring die ik ongewenst acht, omdat het zou betekenen dat afnemers en andere teelders het gasverbruik voor bepaalde teelten zoals in de tuinbouw zouden meebetalen. Vanuit het publieke belang vind ik dat absoluut nadelig. Er moet door alle afnemers een marktconforme prijs worden betaald. Aanneming van het voorliggende amendement zou betekenen dat de gasrekening van tuinders ook na 1 juli onder andere door huishoudens zou worden meebetaald. Dat vind ik een vorm van bescherming die niet past bij mijn visie op een liberale, marktconforme markt. Ten slotte zou ik erop willen wijzen dat er ook voor niet-kleinverbruikers tariefregulering is voor transport en capaciteit en dat ik het gereguleerde tarieftoezicht op basis van artikel 12 juist nog aangescherpt heb in de tweede nota van wijziging. Ik vind dit een ongewenst amendement.

MevrouwGerkens(SP)

Begrijp ik goed dat u van mening bent dat de huidige situatie moet worden veranderd? Op dit moment worden die kosten immers ook gedeeld. Wij spreken hier overigens over 1% van het totale gasvolume in Nederland. Het is dus een verwaarloosbaar gedeelte van de prijs.

MinisterBrinkhorst

Dat laatste is natuurlijk geen argument. Ik hoor overigens net dat het niet gaat om 1%, maar om 20%. Dat is een aanmerkelijk deel van de markt. Het is ongewenst dat anderen die 20% gaan subsidiëren. Wij gaan óf uit van marktconforme prijzen óf van niet-marktconforme prijzen. Het feit dat u niet in een vrije markt gelooft, geeft u nog geen argument voor het laten subsidiëren van tuinders door andere mensen. Dat is de realiteit. Dat is ook waar het amendement over gaat.

MevrouwGerkens(SP)

Het cijfer klopt echt niet. Het gaat niet om 20% van het totale gasvolume in Nederland. Het gaat om 20% van de tuinbouw.

MinisterBrinkhorst

Het kan zijn dat het minder is. Het kernpunt is echter dat u middels dit amendement de tuinbouw wilt laten subsidiëren door anderen.

MevrouwGerkens(SP)

Wat voor oplossing hebt u dan voor dit probleem? Als er niets wordt gedaan, zal deze sector over de kop gaan omdat deze aankijkt tegen enorme prijsverhogingen. Als u het niet op deze manier wilt oplossen, hoe wilt u het dan doen?

MinisterBrinkhorst

Wij spreken over amendementen. Wij kunnen niet plotseling kiezen voor een niet-conforme oplossing voor een probleem van een bepaalde groep energiegebruikers. Dat is niet conform mijn visie.

De heerHessels(CDA)

Ik neem aan dat u nog zult ingaan op mijn amendementen die betrekking hebben op de gereguleerde toegang en op de flexibiliteitsdiensten. Zegt u in uw reactie op de amendementen van mevrouw Gerkens dat u geen oplossing wilt zoeken voor de glastuinders en andere groepen? Die kunnen immers ook worden gevonden naar aanleiding van mijn amendementen. Of wilt u er best naar kijken als de Kamer dat wil?

MinisterBrinkhorst

Dit is een wetgevingsoverleg. Er is mij gevraagd om een oordeel te geven over amendementen. Dit amendement bevat een ongewenste vorm van kruissubsidiëring. Ik vind de oplossing die in dit amendement wordt voorgesteld niet de juiste voor de problematiek die mevrouw Gerkens noemt. Ik zeg niets meer en niets minder. Als de bredere problematiek aan de orde komt bij de behandeling van uw amendementen over flexibilisering, kom ik op dit onderwerp terug. Ik vind het niet gewenst om nu de bredere problematiek te vermengen met het punt van de specifieke subsidiëring voor de tuinbouw.

Het amendement op stuk nr. 21 is vervangen door het amendement op stuk nr. 41 omdat er een medeondertekenaar bij is gekomen. Dit amendement betreft de mogelijkheid om kleinverbruikers die groene stroom terugleveren aan het net daarvoor een redelijke vergoeding te geven. Ik heb daar sympathie voor. Het gaat om een praktische voorziening omdat de MEP voor deze kleine producenten veel administratieve rompslomp en relatief hoge kosten met zich meebrengt. De kleine producenten produceren in de eerste plaats voor zichzelf en zullen slechts incidenteel stroom over hebben. De saldering leidt er echter toe dat minder transportkosten worden bepaald dan feitelijk worden veroorzaakt. Het is daardoor een doorkruising van het principe dat degene die de kosten veroorzaakt, deze ook moet dragen.

Gelet op het belang van de stimulering van duurzame opwekking en de kleine schaal van teruglevering, concludeer ik echter dat op dit moment een uitzonderingspositie voor deze kleine producenten is gerechtvaardigd. Ik wil er echter wel twee beperkingen aan toevoegen. De eerste is dat alleen kleine vermogens – ik denk aan een maximum van 1000 kW – mogen worden teruggeleverd. De tweede is dat de uitzondering van tijdelijke aard is, bijvoorbeeld voor een periode van vijf jaar. Na die vijf jaar moet worden nagegaan of in de dan geldende omstandigheden voortzetting wenselijk is. Voor het opnemen van de beperking en voor het oplossen van een klein technisch probleem bied ik de Kamer graag technische bijstand aan. Dit amendement kan dus op mijn instemming rekenen, maar het moet enigszins worden aangepast.

De heerCrone(PvdA)

Ik dank u ervoor dat u daar technisch nog naar zult kijken. Het lijkt mij op zich terecht om daarover na te denken. Ik neem overigens aan dat u doelt op een saldo van 1000 kW. Over de techniek worden wij dan nog wel ingelicht.

MinisterBrinkhorst

Het amendement van de heer Crone op stuk nr. 22 gaat over het in de winter afsluiten van gas en elektriciteit bij ondernemers. Dat zou wettelijk met waarborgen moeten worden omkleed. Mijn eerste reactie is dat het afsluiten niet zomaar gebeurt. Dat is de uitkomst van een heel zorgvuldig proces. Afsluiting wordt opgeschort als blijkt dat de klant een schuldhulporganisatie heeft ingeschakeld. Het is niet de leverancier, maar de netbeheerder die afsluit. Als de leverancier na een incassoprocedure zijn geld niet krijgt van de klant, zal hij mogelijk aan de klant en de netbeheerder melden dat hij na tien werkdagen het leveringscontract wil ontbinden. De klant heeft dan de tijd om een nieuwe leverancier te contracteren. Als dat na ongeveer vijftien dagen nog niet is gelukt, zal de netbeheerder tot afsluiting moeten overgaan. Doet de netbeheerder dat niet, dan draait hij voor de kosten op. Die worden dan waarschijnlijk verdeeld over alle wel betalende klanten. Dat is echter niet de bedoeling van deze structuur.

Ik verwacht uiteraard van de netbeheerders dat zij zorgvuldig optreden en een humanitair beleid voeren. Ik verwacht niet van hen dat zij gaan fungeren als een onbetaalde kredietinstelling. Het betalen van de energierekening is en blijft de verantwoordelijkheid van de klant. Ook het inschakelen van de hulpdiensten hoort bij die verantwoordelijkheid. Netbeheerders en leveranciers kunnen wat dat laatste betreft niet verder gaan dan wanbetalers adviseren een beroep te doen op dergelijke diensten. Het is echter uiteindelijk de individuele keuze van de klant of hij een beroep wil doen op de sociale dienst of een instelling voor schuldhulpverlening. In Engeland wordt gewerkt met zogenaamde prepaidmeters, waarbij de afnemers geld of een chipkaart in de meter moeten stoppen. Als de klant niet betaalt, wordt hij niet afgesloten, maar hij krijgt pas weer energie als hij geld in de meter stopt. Ik heb uit de krant begrepen dat in Nederland Eneco daarmee experimenteert. Mijn conclusie is dan ook dat er geen additionele maatregelen nodig zijn. Tegen die achtergrond wil ik aanvaarding van het amendement van de heer Crone ontraden.

De heerCrone(PvdA)

Ik ben het met een groot deel van uw betoog eens. De individuele klant en de individuele leverancier moeten tot een vergelijk zien te komen. Als dat niet lukt, komt na enige tijd de netbeheerder om de hoek kijken om te bezien of hij daadwerkelijk moet afsluiten. De garantie die wij willen hebben, is slechts dat er tijdig hulpdiensten zijn ingeschakeld. Dat is geen dwangmiddel. Wij verlangen niet dat de stroom maar blijft stromen en dat de burger kan zeggen: er is een hulpdienst en die betaalt wel voor mij. Een hulpdienst kan echter de olie in de machine zijn en zeggen: als u niet akkoord gaat met de leverancier, het netwerkbedrijf of een voorziening die de hulpdienst treft, wordt u echt afgesloten. Het is dan ook een vangnetbepaling. U mag er namelijk niet te veel vertrouwen in hebben dat de markt dit zelf wel regelt.

Het argument dat dit uiteindelijk leidt tot kosten voor alle burgers, omdat er wordt omgeslagen, is uiteraard juist, tenzij alles alsnog wordt terugbetaald. Als er bij Albert Heijn iets wordt gepikt, gebeurt dat ook. Het gaat hier echter niet om pikken, maar om mensen die in een noodsituatie zitten. Hulpdiensten zullen nooit zeggen: u heeft nood, maar wij betalen wel voor u. Alle regelingen zijn zware terugbetalingsregelingen. Dat was deze week nog op de televisie. Ik insisteer er toch op dat u de zeer lichte vorm die wij hebben gekozen, namelijk dat in de wet alleen staat dat in de winter niet wordt afgesloten zonder dat er contact is geweest met de sociale dienst, honoreert. Er staat niet dat de sociale dienst een regeling dient te treffen. Het voegt echter een derde punt toe, zodat het een driehoeksbesluit kan worden, waarin bijvoorbeeld bemiddeld kan worden. Uiteindelijk geldt echter altijd dat de burger die niet betaalt, wordt afgesloten.

Overigens is een prepaidcard geen oplossing, want die wordt vaak pas bij mensen gebruikt die al een keer zijn afgesloten en dan is er al een probleem geweest. Het is prima als het gebeurt, maar u kunt er niet op rekenen dat het snel zal gebeuren. Bovendien gaat het veel kosten als een aantal burgers prepaidmeters gaat krijgen, die nu goedkope meters hebben.

MinisterBrinkhorst

Wat dat laatste betreft, wacht ik rustig af wat Eneco met dat voorstel doet.

Uiteindelijk geloof ik ook in individuele verantwoordelijkheid van betrokkenen, die op een goed ogenblik met die problematiek te maken krijgen. Je kunt mensen niet voorschrijven om een beroep te doen op hulpdiensten. Er is als het ware sprake van een omgekeerde bewijslast als de netbeheerder, die op zichzelf niets te maken heeft met de wijze waarop mensen in de problemen terechtkomen, de last opgelegd krijgt om er eerst voor te zorgen dat er een contact is met de hulpdienst. Ik vind dat wat ver gaan. Ik vind dat wij de hulp moeten aanbieden en dat wij ervoor moeten zorgen dat de structuur goed is. Mijn opvatting van individuele verantwoordelijkheid is: je kunt een paard wel naar het water brengen, maar het paard moet zelf gaan drinken. Om nu in de wet neer te leggen dat je het paard met het hoofd onder water moet duwen om het te laten drinken, gaat mij te ver.

De heerCrone(PvdA)

Maar u weigert het paard naar het water te brengen. Het is al voldoende als het energiebedrijf gedwongen is zich te verstaan met de sociale dienst, als er sprake is van een dreigend afsluitingsgeval in de wintermaanden, met de vraag of er in die probleemsituatie mag worden afgesloten. Dan kan de sociale dienst nog bezien of er een regeling getroffen kan worden. Als dat niet gebeurt, wordt er gewoon afgesloten.

MinisterBrinkhorst

Het is niet het energiebedrijf dat afsluit, de netbeheerder sluit af.

De heerDe Krom(VVD)

Maar het is natuurlijk een commercieel belang om dat sowieso te doen, want dan is de kans wellicht groter dat je je geld krijgt. Ook uit dat oogpunt vraag ik mij af waarom dat op deze manier nog in de wet zou moeten worden vastgelegd.

De heerCrone(PvdA)

Omdat het uiteindelijk vaak commerciële belangen zijn die ertoe leiden dat bedrijven dat niet zo netjes doen. Wij maken altijd vangnetten voor dingen die wij liever niet willen, maar die toch nodig blijken te zijn. Dit is een vangnet waardoor het proces alleen maar wordt vergemakkelijkt. Wij vragen om een ministeriële regeling, maar de minister zegt dat het een heel lichte ministeriële regeling wordt, omdat hij constateert dat de markt het zelf goed oplost. Dat is allemaal prima, maar ik wil dan niet ooit horen dat de Kamer daar niet aan gedacht heeft, terwijl wij die probleemgevallen nog steeds in de praktijk zien.

MinisterBrinkhorst

Ik ben zeer aarzelend om dit allemaal in wetgevende processen neer te leggen. Misschien is het nuttig als ik bezie of er een interne richtlijn aan de netbeheerder kan komen. Wij komen straks nog te spreken over de amendementen die de relatie DTe en de minister regelen. Ook om die reden hecht ik aan ministeriële verantwoordelijkheid. Ik vind het nogal ver gaan om in de wet neer te leggen dat de netbeheerder verplicht wordt om contact met de sociale dienst of met een hulpdienst op te nemen als hij aan ziet komen dat iemand in de financiële problemen komt en daardoor moet worden afgesloten. Er is toch altijd het element van de eigen verantwoordelijkheid en daarnaast is er het element dat niet op een onzorgvuldige manier mag worden gehandeld. Dat is de verplichting aan de andere kant. Ik was al voornemens de Kamer een brief toe te zeggen nog voor het plenaire debat van volgende week donderdag om de aspecten in detail door te lopen. Op dit punt zal ik een nader voorstel doen en dan kunnen de heren Crone en Hessels bezien of zij hun amendement willen handhaven.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 23 over de regulering van de metermarkt voor kleinverbruikers. Hierbij gaat het om een kostengeoriënteerde regulering van de tarieven die netbeheerders in rekening brengen bij kleinverbruikers voor de meter en het meten. Ik kan het amendement onderschrijven. Wel vind ik dat het artikel weer geschrapt kan worden wanneer de metermarkt in de toekomst wel goed blijkt te werken. Ik zou de Kamer in overweging willen geven om in dat amendement op te nemen dat regulering van de metermarkt tijdelijk kan zijn.

De heer Crone heeft het amendement op stuk nr. 24 over duurzame energie als taak van de netbeheerder ingediend. Omdat de heer Vendrik mij er altijd toe uitnodigt om te bevestigen dat ik de tweede milieuminister ben, zal ik dat doen. Hij heeft daar volstrekt gelijk in. Ik heb dan ook geen bezwaar tegen dit amendement. Het heeft een zekere symbolische waarde. Ik vind het een sympathiek amendement.

Het amendement op stuk nr. 25 van de heer Crone gaat over de parallellie. Er moeten maatregelen in de elektrasector komen die er in de gassector al zijn. Het lijkt mij nuttig, omdat er een parallellie komt tussen de regeling voor de gasmarkt en de elektramarkt. Ik vind het een verbetering van de wetgeving op beide punten. Dat amendement kunnen wij dus overnemen.

De voorzitter:

De heer Crone heeft nog vijf amendementen aangekondigd.

MinisterBrinkhorst

Dat klopt, maar dat zijn de amendementen die nog geen nummer hebben. Die komen aan de beurt als alle genummerde amendementen aan de orde zijn geweest.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 26. Eerlijk gezegd is mij niet erg duidelijk welk probleem wordt opgelost met dit amendement. Ik vind het amendement eerlijk gezegd niet erg nodig. De heer Hessels suggereert dat het tarief voor de transportonafhankelijke component berekend wordt per aansluiting, waarbij strengen lichtmasten als één aansluiting worden beschouwd. Ik maak er geen halszaak van, maar misschien kan de heer Hessels aangeven waarom hij het zo'n urgent amendement vindt. Welk maatschappelijk probleem moet hiermee worden opgelost?

De heerHessels(CDA)

Wij hebben vernomen dat lichtmasten per stuk een energienota gestuurd krijgen. Wij zien dat ook op andere punten. Ik heb het voorbeeld genoemd van de tramlijnen, waar veel verschillende aansluitpunten voor zijn en waar ook verschillende rekeningen naartoe gaan. Dat is niet redelijk. Daarom willen wij dat bundelen.

MinisterBrinkhorst

Ik stel voor dat wij nog eens onderzoeken of er sprake is van onredelijke bedragen. Dan doen wij dezelfde procedure als bij het andere amendement. Dat wil zeggen dat ik volgende week mijn definitieve oordeel geef. Het is naar mijn gevoel geen zaak waarover wij de messen moeten trekken.

Dan kom ik bij het amendement van de heer Hessels op stuk nr. 27 over de contracten. De heer Crone heeft daar ook een vraag over gesteld. Het gaat over de kwestie van de termijn van 30 dagen. Ik lees het amendement zo dat afnemers alle overeenkomsten kunnen opzeggen tot 30 dagen voor het eind van het contract. Het amendement is naar mijn gevoel dus niet beperkt. De suggestie van de heer Crone was anders. Het ging hem namelijk om contracten voor onbepaalde duur.

De heerHessels(CDA)

Ik denk dat u het verkeerd zegt. Het gaat niet om een opzegtermijn van 30 dagen voor het einde van het contract, maar er geldt een opzegtermijn van 30 dagen gedurende het contract.

MinisterBrinkhorst

U hebt gelijk, er is een opzegtermijn van 30 dagen gedurende het contract. Het amendement is dus niet beperkt tot contracten voor een onbepaalde duur. Ik vind het van groot belang dat de consument het uitgangspunt is. Ik ben dus bereid om een maximale opzegtermijn in de wet op te nemen van één maand. Ik steun het amendement dus op dat punt. Daarnaast bevat het amendement nog wijzigingen in de regeling van de algemene voorwaarden. Daar kom ik dadelijk nog op terug. Dan is er nog één probleem waar indirect over gesproken is. Energiebedrijven met een historisch monopolie overwegen namelijk om de kleinverbruikers die nu nog een contract met een onbepaalde duur en een korte opzegtermijn hebben, te benaderen met de mededeling dat zij stilzwijgend een jaarcontract aangaan met hun oude leverancier, als zij voor een bepaalde datum niet voor een andere leverancier kiezen. Die klanten worden dus voor het blok gezet en dat vind ik een onacceptabele situatie in een markt die net opengaat. De marktopening impliceert dat klanten nu voor het eerst kunnen kiezen en in dit geval gaat het daarbij om een bewuste keuze, dus niet stilzwijgend ergens mee instemmen omdat een brief toevallig niet goed wordt gelezen. Er zijn heel wat mensen, zelfs mensen die wel kunnen lezen, die brieven niet góéd lezen. In dit geval gaat de bescherming van de consument voor en dat geldt zeker voor de bijna 10% van de Nederlanders die analfabeet is, maar ook niet-analfabeten hebben er vaak een probleem mee. Daarnaast krijgen de klanten bij zo'n brief onvoldoende tijd om zich te oriënteren op de vrije energiemarkt, en gaan ze voor alle zekerheid maar kiezen voor een jaarcontract. Bedrijven die deze aanpak overwegen, speculeren daar waarschijnlijk ook op. Dat is geen theorie, maar praktijk, zoals nu blijkt. Daarmee wordt de keuzevrijheid per 1 juli a.s. voor die klanten in feite een jaar uitgesteld.

Ik vind dat zo ernstig dat ik op dit punt de wet alsnog wil aanscherpen. Ik vind dat een dergelijke gang van zaken onmogelijk moet worden gemaakt. Ik ben voornemens om begin volgende week met een nadere nota van wijziging te komen, maar ik kan mij ook voorstellen dat de opstellers van het amendement op stuk nr. 27 technische bijstand krijgen om dit onderwerp te integreren. Het is mij om het even welke keuze men wil maken.

Ik merk nog wel op dat ik teleurgesteld ben dat er bedrijven zijn die overwegen hun toevlucht te zoeken in ouderwets monopolistengedrag, in plaats van de uitdaging van de vrije markt met open vizier en sportiviteit aan te gaan. Vertegenwoordigers van die bedrijven zullen nu natuurlijk niet aanwezig zijn; er zitten alleen keurige, goedwillende mensen op de publieke tribune. Ik ben een overtuigd voorstander van liberalisering, mede met het oog op dit soort gedrag. In het verleden was dit gedrag voortdurend de praktijk en daarom is een grote meerderheid in de Kamer van mening dat wij er op een andere manier mee moeten omgaan. Het ouderwetse monopolistengedrag moet afgelopen zijn en de eersten die dat moeten inzien, zijn de bestaande grote bedrijven die toch op deze manier proberen om klanten te werven.

De heerCrone(PvdA)

Ik ben het materieel volstrekt met u eens. Twee weken geleden heb ik al gezegd dat het niet zo kan zijn dat bedrijven stellen dat men ook tot 1 augustus nog kan opzeggen, maar dat men daarna aan een contract voor onbeperkte duur vastzit. Wel wijs ik erop dat met het amendement juist wordt geregeld dat de opzegtermijn ten hoogste 30 dagen is. Als ik dan na 1 juli het contract automatisch heb laten doorlopen, maar ineens in oktober denk "nee, ik had toch moeten switchen", dan kan dat alsnog, met een opzegtermijn van 30 dagen. Als de opzegtermijn altijd ten hoogste 30 dagen is, kan er immers geen contract zijn waar mensen langer dan die 30 dagen aan vastzitten.

MinisterBrinkhorst

Over dit punt zijn wij het eens, maar er is nog een ander aspect, namelijk dat van de contractvrijheid. Met het amendement sluit u ook de mogelijkheid uit van contracten die voor een jaar worden gesloten.

De heerCrone(PvdA)

Men mag wel een contract voor een jaar sluiten, maar ook zo'n contract kan dan tussentijds worden opgezegd.

MinisterBrinkhorst

Ja, u wilt dus kennelijk de mogelijkheid uitsluiten dat particulieren zich willens en wetens voor een vol jaar willen binden, omdat daarvoor een bijzonder aantrekkelijk aanbod wordt gedaan. Nieuwe beginnende bedrijven vinden het vaak interessant om zo'n aanbod te doen, dus het heeft ook nog te maken met de marktwerking in de toekomst. Mijn vraag is nu of u die mogelijkheid inderdaad wilt uitsluiten. Als u dat niet wilt, zouden wij op dat punt nog een afzonderlijke regeling moeten treffen.

De heerHessels(CDA)

Consumenten kunnen natuurlijk altijd een contract voor een bepaalde tijd afsluiten, maar met ons amendement kunnen ze dan toch altijd tussentijds opzeggen. Voor bedrijven is dat misschien commercieel niet zo interessant, maar dat belang is bij het amendement niet in ogenschouw genomen.

De heerCrone(PvdA)

Wij hebben eerder met elkaar besproken – en ik heb dat zelf ook gezegd – dat het soms goed is voor de leveringszekerheid dat mensen voor langetermijncontracten kiezen, omdat zo'n bedrijf op basis daarvan productiecapaciteit kan contracteren. De markt is zeer gesloten. Van de markt ligt 80% in Nederland en dat zal zo blijven. De bedrijven hebben die bescherming dan ook niet nodig, maar de consumenten wel. Als een burger een contract afsluit voor drie jaar, kiest hij natuurlijk voor een contract dat niet al te duur is, maar ook niet te goedkoop. Mochten in die periode de gasprijzen overal in de wereld dalen, dan moet die burger een ander contract kunnen nemen, omdat het gas op de rest van de markt goedkoper wordt. Dat is voor een bedrijf vanuit voorzieningszekerheid geen enkel risico, want 80% van de stroom komt uit Nederland. Stel dat deze consument een stroomcontract met Nuon had en naar Essent overgaat, dan zal Essent de stroom bij Nuon moeten kopen, aangezien er een tekort is aan stroomcapaciteit. Uiteindelijk is de macht van de producenten en aanbieders hier door de geslotenheid van de markt altijd groter dan die van de consumenten. Dus kies ik in deze balans voor de consumenten.

MinisterBrinkhorst

In het kiezen van positie is er noch tussen de heer Hessels en mij, noch tussen de heer Crone en mij enig verschil van mening. Ik heb mijn opvatting gegeven over de grote stroombedrijven die op het ogenblik deze praktijken toepassen. Er zijn natuurlijk ook nieuwe energiebedrijven die op de markt komen. Voor de nieuwe energiebedrijven is het veroveren van een stuk van de markt interessant, niet alleen voor zichzelf, maar ook ten behoeve van de consument zodat die meer ruimte krijgt. Voor zulke bedrijven die nog kwetsbaarder zijn, omdat zij net starten, kan het als concurrentie-element een interessant punt zijn om de consument een lage prijs aan te bieden, die uiteraard schriftelijk moet worden vastgelegd, en daarmee een stukje van de markt te veroveren, omdat zij dat met een jaar kunnen regelen. Als het ook voor deze situatie niet zou kunnen gelden, dan zou daarmee ook een stukje van de vernieuwing worden afgesloten.

Mede door wat er met de hypotheken gebeurt, ben ik op dit idee gekomen. Je kunt van een duurdere hypotheek overstappen op een goedkopere of je kunt je rente op een andere wijze gaan betalen. Het is in het belang van de consument dat die op een gegeven moment ook kan zeggen: ik wil een langere termijn en betaal dan een minder hoge prijs. Dat aspect wordt niet voldoende gecoverd door het amendement.

De heerHessels(CDA)

Bij een goedkopere hypotheek verandert niet de kwaliteit van het woonhuis. Dat is het verschil hiermee. Er kan niet alleen worden geconcurreerd op basis van prijs, maar ook op basis van kwaliteit. Met dit amendement wil ik mensen ertegen beschermen dat zij snel trappen in de aanbieding van een goedkopere aanbieder die ook minder kwaliteit levert. Vandaar die termijn van een maand.

De heerCrone(PvdA)

Op de hypotheekmarkt mag je altijd tussentijds uitstappen, alleen is er dan een regeling waarbij is bepaald of je een schadevergoeding moet betalen. Dat lijkt mij een betere balans. Mensen zouden niet moeten vastzitten aan een wurgcontract van drie jaar waarvan zij niet af kunnen als de prijzen op de hele markt in de wereld bijvoorbeeld met 10% dalen. Het zou mogelijk moeten zijn te bekijken welk bedrijf de laagste schadevergoeding vraagt bij tussentijds opzeggen van het contract. Ik verzin het ook maar ter plekke, maar ik zou liever daarover nadenken dan over vastzitten aan een contract. Straks hebben wij dan burgers met bakstenencontracten. Mensen in deze sector weten wat dat betekent.

De heerDe Krom(VVD)

Ik zou het ook in die richting willen zoeken. Ik begrijp wat de minister zegt, maar volgens mij moet je het als bedrijf op die manier kunnen oplossen.

Ik heb dit amendement medeondertekend, ook in de veronderstelling dat wat hier wordt geregeld, eigenlijk geen invloed heeft op de mogelijkheid van het sluiten van langetermijnafzetcontracten, omdat het volume in de markt hetzelfde blijft. Ik hoorde over dit specifieke punt zeggen dat als je dit doet, het sluiten van langetermijnafzetcontracten minder mogelijk of minder aantrekkelijk wordt. Volgens mij is dat niet zo. Ik denk dat het, wederom in het kader van de wetshistorie, goed zou zijn als de minister dat ook zo zag.

MinisterBrinkhorst

Het is inderdaad in de wetsdiscussie over zulke onderwerpen belangrijk dat wij ook elementen van de casuïstiek meenemen. Dit debat horend, stel ik voor erop terug te komen in de brief die ik uw Kamer volgende week zal sturen. Ik wil de mogelijkheid van die langetermijncontracten openlaten, zodat niet is uitgesloten dat een contract voor langere termijn wordt gesloten. Ik zal de problematiek van de opzeggingstermijn van 30 dagen waarover grote overeenstemming bestaat in de Kamer, daarmee in verband brengen. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat dit geen belemmeringen opwerpt voor nieuwe toetreders op de markt. Het gaat mij vooral om dit aspect en niet om ervoor te zorgen dat de consumenten geen kans maken. Ik zal nagaan wat ik aan de formulering kan doen.

Ik kom nu bij het andere deel van het amendement van de heer Hessels dat betrekking heeft op de algemene voorwaarden. In de amendementen op de stukken nrs. 27 t/m 30 is een bijstelling voorgesteld van de bescherming van de afnemers tegen onredelijke voorwaarden, die in het wetsvoorstel is opgenomen. Ik heb begrip voor het belang dat hieraan wordt gehecht. Wij hebben al eerder gediscussieerd over de meest wenselijke regeling in relatie tot de beschermingsystematiek die al is opgenomen in enerzijds het Burgerlijk Wetboek en anderzijds de energiewetgeving.

Mijn uitgangspunt is dat grote zakelijke afnemers niet in dezelfde mate beschermd moeten worden als kleinverbruikers. Dit zeg ik om inhoudelijke redenen, maar ook om een goede afstemming op het systeem van het Burgerlijk Wetboek te behouden. Nu begrijp ik dat in de amendementen ook onderscheid wordt gemaakt tussen soorten ondernemers, maar dit gaat minder ver. Het voorstel is dat ook grote zakelijke afnemers worden beschermd tegen onredelijke voorwaarden van netbeheerders, zij het in een vorm waarbij de zogenaamde grijze en zwarte lijst van voorwaarden in het BW voor die afnemers steeds een grijze lijst zal zijn. Dit wil zeggen dat in relatie tot die afnemers dergelijke voorwaarden niet als onredelijk worden aangemerkt, maar wel vermoed worden onredelijk te zijn. Daarnaast is erin voorzien dat de zwarte en de grijze lijst niet alleen op consumenten van toepassing zijn zoals volgt uit het BW, maar ook op kleine zakelijke afnemers. Dit laatste hadden wij al geregeld voor zowel door de netbeheerders als door leveranciers gehanteerde voorwaarden.

Dit alles brengt mij dit ertoe te zeggen dat ik de amendementen op het punt van de algemene voorwaarden niet onacceptabel vind, maar dat ik niet overtuigd ben van de noodzaak om grote zakelijke afnemers verdergaande bescherming te bieden. Ik heb gisteren in Brussel de richtlijn oneerlijke handelspraktijken besproken. Ook daarin staat de bescherming tegen ontoelaatbare misleidende praktijken centraal, maar die is toegespitst op kleinverbruikers en consumenten. Ik laat het graag aan de indiener over om nog eens na te denken over de vraag of je alle consumenten op dezelfde manier moet behandelen of dat je de grote afnemers moet afzonderen. Per slot van rekening is deze wetgeving zowel voor kleinverbruikers-consumenten als voor zakelijke afnemers bedoeld. Als u daar nader contact over wilt hebben, vind ik dit prima. Ik denk dat wij hier wel uitkomen, want de intentie is heel duidelijk: wij moeten ervoor zorgen dat de algemene voorwaarden goed zijn vastgelegd. Ik heb altijd geleerd dat er sprake is van discriminatie als je gelijke gevallen ongelijk behandelt, maar ook als je ongelijke gevallen gelijk behandelt. Wij zitten nu een beetje in de laatste situatie.

De amendementen op de stukken nrs. 28 en 30 hebben betrekking op de wijziging van de bevoegdheden van het ministerie van Economische Zaken en DTe en de verdergaande regulering van de gasmarkt. In het huidige systeem stelt DTe de codes vast voor elektriciteit. In de amendementen wordt voorgesteld het overleg met de representatieve organisaties te herstellen. De gedachte achter deze amendementen is dat de minister bij algemene maatregel van bestuur regels over codes stelt. Ik ben het in zoverre met deze amendementen eens dat er een systeem van gereguleerde toegang is en blijft. In de tweede plaats wordt de rol van de representatieve organisaties opgenomen. Deze beide punten zijn al geregeld. Het eerste punt is in de huidige tekst geregeld, namelijk in het systeem van gereguleerde toegang. Het tweede punt is geregeld in de tweede nota van wijziging die ik vorige week aan de Kamer heb gestuurd.

Dan rest het derde punt. Ik moet de Kamer zeggen dat ik grote moeite zou hebben wanneer dit punt in het voorstel zou blijven staan. Dit punt raakt namelijk aan de door mij voorgestelde bevoegdheidsverdeling tussen de minister en de DTe. Door het amendement wordt de mogelijkheid geschapen dat de DTe algemeen verbindende voorschriften opstelt. Ik ben daar geen voorstander van. Het is ook in strijd met wat hierover is geregeld in de telecomwetgeving. Ik ben een voorstander van grote helderheid over de taakverdeling tussen de toezichthouder en de minister.

Meer in het algemeen is het mijn beleid om een onderscheid te maken tussen beleidsuitvoering en toezicht. In de telecomwetgeving is dat met brede instemming van de Kamer ook zo geregeld. In de telecomsector is dan ook sprake van een goede verantwoordelijkheidsverdeling en een goede invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik hecht daar zeer aan, niet in de laatste plaats om dat daarmee beter recht wordt gedaan aan de positie van de Kamer. Uiteindelijk is het immers aan de minister om verantwoording af te leggen tegenover de Kamer.

De minister is verantwoordelijk voor het totale beleid en uiteraard voor de wijze waarop het toezicht verloopt. Een minister is echter ook verantwoordelijk voor de aanwijzing aan zijn toezichthouders. Als de Kamer de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen wegneemt bij de minister en bij de DTe neerlegt, verdwijnt er dus een element uit de algehele ministeriële verantwoordelijkheid. Ik vind dat niet aanvaardbaar, gezien mijn visie: een sterke markt, een sterke overheid. Misschien is het niet zo zwaar bedoeld en mis ik een achterliggende intentie. Dat hoor ik dan graag van de heer Hessels in tweede termijn.

Het moge duidelijk zijn dat ik niet goed kan leven met dit derde element. De twee eerste elementen van het amendement zijn echter winstpunten. Het is een goede zaak dat de representatieve organisaties worden hersteld, want zij spelen een belangrijke rol. Dat wordt ook erkend in de tweede nota van wijziging. De gereguleerde toegang is geregeld in de Elektriciteitswet, waar staat dat de gezamenlijke netbeheerders niet langer voorwaarden stellen. Die voorwaarden zullen voortaan door de individuele netbeheerders moeten worden gesteld. Met deze punten heb ik geen probleem, maar het centrale punt van het overdragen van bevoegdheden van de minister aan de DTe is voor mij een niet aanvaardbaar deel van het amendement. Ik formuleer dit scherp, maar gelukkig houden wij ervan om op een directe manier met elkaar te discussiëren.

In punt IV van het amendement op stuk nr. 28 wordt gesproken over het opnemen in de wet van een redelijke termijn voor aansluiting. Ik vind dat als zodanig niet nodig. De DTe hanteert namelijk al de lijn dat netbeheerders moeten aangeven wat een redelijke termijn is. Verder moeten zij een alternatief bieden. Uiteindelijk is een redelijke termijn ook afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om te komen tot netverzwaring om een aansluiting mogelijk te maken. De netbeheerder kan in zo'n geval wel de aansluiting regelen, maar de netverzwaring kost dan wel meer tijd dan de aansluiting. Kortom, ik vind het niet verstandig om zo'n algemene en altijd geldende termijn in de wet op te nemen. Die termijn doet namelijk geen recht aan de variëteit van de praktijk. Dit bezwaar is echter van een andere aard dan mijn bezwaar tegen het punt dat raakt aan de verhouding van de minister tot de DTe.

De heerDe Krom(VVD)

Misschien zouden wij het als volgt moeten interpreteren: gelet op de omstandigheden van het specifieke geval moet een redelijke termijn in acht worden genomen. In het geval van netverzwaring zou dat de interpretatie kunnen zijn.

MinisterBrinkhorst

Daarmee komt u mij zeker tegemoet. Ik houd er echter aan vast dat er enige flexibiliteit moet zijn, omdat netverzwaringen en dergelijke, elementen zijn die je niet goed kunt beoordelen.

De heerHessels(CDA)

De strekking van dit gedeelte van het amendement is dat de aansluiting er zo snel mogelijk moet komen, gelet op de mogelijke technische belemmeringen. Het is echter niet de bedoeling dat het om commerciële redenen kan worden uitgesteld.

MinisterBrinkhorst

Op zichzelf is dat de bestaande praktijk. Mag ik met de Kamer afspreken dat wij, gehoord de opmerkingen van de heren De Krom en Hessels, zullen trachten om nader te formuleren wat hier wordt bedoeld. Dit punt is geen zwaar punt. Ik nodig de heer Hessels wel uit om te reageren op mijn wat fundamentelere problemen met het andere deel van zijn amendement.

De voorzitter:

Heeft de heer Hessels daar behoefte aan?

De heerHessels(CDA)

Ik zal daar in tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter:

Dat brengt mij op de vraag of wij vanmiddag een tweede termijn houden. Ik laat veel interrupties toe.

MinisterBrinkhorst

De tijd laat een tweede termijn wel toe.

Op stuk nr. 29 is een amendement ingediend over de generieke regeling van het eigendom in het BW. Wij verschillen niet over het te bereiken resultaat. Zo heb ik het technische exposé van de heer Hessels in elk geval beluisterd. Mijn keuze voor de regeling in de sectorwet in plaats van in het BW berust op expliciet overleg over dit punt met het ministerie van Justitie. Bovendien heeft de Hoge Raad een gelijksoortige regeling in de Telecommunicatiewet in het Kabelarrest goed bevonden. Sectorale bepalingen van deze aard zijn dus effectief gebleken. Ook prof. De Haan, een deskundige op dit gebied, heeft eerder aangegeven, dat een sectorale regeling mogelijk is. Ik maak hier echter geen principieel punt van, want wij zijn het met elkaar eens dat een regeling op zich nuttig is. Het probleem is wel dat het amendement zo algemeen is, dat ik bevoegdheden krijg die eigenlijk tot het terrein van andere bewindslieden behoren. Ik ga bijvoorbeeld niet over de rioolbuizen en de waterleidingen.

De heerCrone(PvdA)

Maar wij wel.

MinisterBrinkhorst

Als de Kamer de minister van Economische Zaken wil benoemen tot minister van algemene ondergrondse zaken, dan is dat mogelijk, maar anders niet.

De heerCrone(PvdA)

Wij zijn ook Kamerleden van algemene zaken.

MinisterBrinkhorst

Ik weet echter niet of het handig is om wetgeving over rioolbuizen te vervatten in de Elektriciteitswet. Ik adviseer daarom om dit punt uit het amendement te halen. Wij zijn het eens over de intentie, maar als voor die hele buizentoestand naar het BW wordt verwezen in wetgeving voor gas en elektriciteit, dan moet ik daarover eerst met het ministerie van Justitie spreken. Wij zijn met Justitie tot die sectorale regeling gekomen. Bovendien dien ik in dat geval met de collega's van VROM en Verkeer en Waterstaat te overleggen. Voor dat aspect vraag ik uw aandacht. Het is niet een kwestie van inhoud, maar van een goede afhechting van de problematiek.

De heerHessels(CDA)

Bij de behandeling van de Telecommunicatiewet is over ditzelfde onderwerp gesproken en daarbij heeft de minister een notitie toegezegd, juist om de juridische implicaties van het eigendom van de netten en leidingen aan te geven. Die notitie hebben wij nog niet gezien. Wij zijn, zoals terecht is aangegeven, Kamerleden van algemene zaken. Tref geen sectorale regelingen maar één regeling in het BW. Als er juridische implicaties zijn, dan kijken wij daar graag naar. De minister wijst erop dat hij met het amendement opeens op alle punten bevoegd is. Laten wij daar met zijn assistentie nog eens naar kijken.

De heerDe Krom(VVD)

Ik steun de intentie van het amendement, namelijk om duidelijkheid over de zaak te krijgen. Ik vraag mij echter af of dit overleg de juiste gelegenheid is om dit te bespreken. Het gaat namelijk niet alleen over elektriciteits- en gasleidingen. Ik weet dat er binnen de Kamer een separaat overleg over deze problematiek loopt. Ik vind eigenlijk dat wij dit hier niet moeten doen. Dat vind ik ook omdat ik de consequenties en effecten van wat hier staat, persoonlijk niet goed kan overzien.

MinisterBrinkhorst

Om die reden ben ik het eens met de intentie om de natrekking op al die gebieden te regelen. Overigens heeft het kabinet mij gevraagd om de hele ondergrondse buizenproblematiek integraal te gaan voorbereiden. Dat doe ik dus ook, maar het zou mij inderdaad wat ver gaan om de kwestie van de drinkwater- en rioolbuizen af te wikkelen in een gas- en elektriciteitsdebat. Ik stel u het volgende voor. Er is helemaal geen man overboord wanneer wij een parallelle bepaling aan die welke nu in de Telecommunicatiewet staat, ook in de Gas- en Elektriciteitswet opnemen. Daarnaast vindt er overleg plaats met de minister van Justitie en met de andere door mij genoemde collega's, om te bezien of de problematiek geregeld kan worden in een generieke bepaling in het BW, want dat is wat u uiteindelijk graag zou willen. Wij houden dan niet nu het proces van gas en elektra op. Het lijkt mij een praktisch punt en het sluit aan bij uw opvatting dat u niet helemaal kunt overzien wat er verder nog allemaal aan buizen onder de grond zit in Nederland.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 30 heeft dezelfde strekking als dat over de elektra, wat betreft de relatie tussen de minister en de DTe. Ik ontraad ook de aanneming van dit amendement.

Om praktische redenen ga ik nu eerst in op het amendement op stuk nr. 32 en daarna op het amendement op stuk nr. 31. Daarna ga ik in op het amendement op stuk nr. 18, dat weer boven water is gekomen. Het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 32 gaat over de gas- en elektriciteitsbeurzen. Het amendement is ingediend met de steun van de fracties van CDA en PvdA en, mirabile dictu, van de nieuwe liberaal: mevrouw Gerkens. Zij wil nu plotseling een beurs hebben. U verrast mij nog altijd in dit debat. In dit geval ben ik aangenaam verrast.

MevrouwGerkens(SP)

Ik verras de minister altijd graag, want dat houdt hem bij de les. Als hij goed naar mij luistert, weet hij dat wij niet voor deze liberalisering zijn. Als hij het doet, moet hij het echter goed doen. Wij denken dat bij een goede liberalisering een beurs hoort.

MinisterBrinkhorst

U zegt eigenlijk hetzelfde wat collega Zalm altijd zegt: ik ben tegen Europese structuurfondsen, maar als die er toch komen, wil ik er wel voor zorgen dat Nederland een goede bijdrage krijgt. Dat is een goede dominee-koopmanshouding. Ik herken die problematiek.

Het amendement heeft als strekking dat de minister een of meer rechtspersonen aanwijst, die de taak hebben een gas- en elektriciteitsbeurs op te richten. In de nota van wijziging is dit niet imperatief opgenomen, maar in de vorm van een kan-bepaling. Ik vind het een goed idee. Omdat wij het er met elkaar over eens zijn, vind ik het prima dat er komt te staan dat de wet de beurzen instelt. Dat punt neem ik dus graag over. Het is misschien nuttig dat er iets meer flexibiliteit is door een delegatiefase voor de ministeriële regeling. Dat is eigenlijk de enige reden waarom ik een voorkeur had voor de tweede nota van wijziging. Omdat ik er ook van houd om op te schieten en omdat wij het met elkaar eens zijn, zou ik zeggen: wij doen het niet op basis van de kan-bepaling maar op basis van de regelbepaling. Tenslotte staat er ook in de Grondwet: de wet regelt de samenstelling van het Koninklijk Huis. Er staat niet: de wet kan de samenstelling van het Koninklijk Huis regelen. Die associatie kwam bij mij op tijdens dit debat met de Kamer.

De heerDe Krom(VVD)

Bij mijn toelichting heb ik gezegd dat je wel een beurs kunt instellen, maar dat er dan ook voldoende moet worden verhandeld. Wellicht moet ik het amendement op dat punt aanpassen, maar ik zou het op prijs stellen als u nog op dat punt zou kunnen ingaan.

MinisterBrinkhorst

Ik denk dat het nuttig is om te zeggen dat wij daartoe de mogelijkheid hebben. U hebt toegevoegd dat er ook een verplichte handelshoeveelheid moet worden gegeven. Wij hebben er belang bij dat de beurs inderdaad wordt gebruikt en geaccepteerd. Het probleem op dit ogenblik is dat er bij de bestaande APX de afgelopen tijd iets minder is gehandeld. Dankzij onze briljante wetgeving gaat het nu weer de goede kant op, maar ik geloof dat wij dezelfde intentie hebben. Mogen wij met elkaar afspreken dat u nog nader overleg hebt over de verdere invulling hiervan? De intentie is er om, als die twee beurzen er komen, ervoor te zorgen dat zij zo goed mogelijk functioneren en dat zij extra ruimte krijgen om dingen te gaan oriënteren.

De reden waarom ik het amendement op stuk nr. 32 heb behandeld voor dat op stuk nr. 31 is dat ik aanmerkelijk meer moeite heb met het amendement op stuk nr. 31, om de reden die ik net aangaf. Mijn filosofie is: een sterke markt en een sterke overheid. Dit betekent dat de markt zo goed mogelijk moet worden bevorderd en dat de overheid er is om ervoor te zorgen dat er zo goed mogelijk toezicht wordt gehouden en in bepaalde gevallen om ervoor te zorgen dat de markt beter functioneert. Mijn probleem met het amendement op stuk nr. 31 is dat het aan die visie eigenlijk afbreuk doet. De strekking van het amendement is namelijk, een gasmarkt te bevorderen door bij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de taak neer te leggen van het aanbieden van flexibiliteitsdiensten en een planmatig beheer van de voorkomens van gas. Ik zei al dat het gaat om een sterke markt. Die wordt al bevorderd door de twee beurzen waarover wij het hebben gehad. Die sterke markt wordt ook bevorderd doordat aan de netbeheerder uitdrukkelijk de bevoegdheid is gegeven om ervoor te zorgen dat er een marktstructuur wordt bevorderd. Al in een eerdere fase hebben wij in een discussie met de Kamer aangegeven waarom wij afwijzend staan tegenover het verplicht aanbieden van flexibiliteitsdiensten door de landelijke netbeheerder gas. Het merkwaardige is dat er daarmee in zekere zin een monopoliefunctie wordt bevorderd tegenover het marktdenken, terwijl het er nu juist om gaat de markt te bevorderen. Ik zal proberen u dit nog meer aan te duiden. Uitgangspunt is dat er op Europese schaal een flexibiliteitsmarkt ontstaat. Dat is ook de opvatting van de DTe. In het advies "TSO in Nederland" heeft de directeur DTe er juist voor gepleit dat het voor een succesvolle voltooiing van de liberalisering noodzakelijk is dat marktwerking ten aanzien van de flexibiliteitsmarkt wordt gestimuleerd. Ik ben het helemaal eens met de heer Zijl en ik heb mijn beleid daarop afgestemd.

Daar zit hij, op de publieke tribune. Staat u eens op, mijnheer Zijl, dan ziet iedereen wie u bent. Dit is de directeur DTe, de op één na machtigste man op energiegebied in Nederland.

Op weg naar die markt is er een transitiefase van een nationaal en planmatig georganiseerde gasvoorziening naar een vrije gasmarkt. Daarover gaat onze hele discussie. Ik wil voorkomen dat in de tussenliggende periode maatregelen worden genomen die de ontwikkeling naar een volwassen markt frustreren. Daarover gaat het amendement van de heer Hessels. Tot het moment dat er een goed werkende markt is, biedt de landelijke netbeheerder nu al op basis van de DTe-richtlijnen verplichte "diensttoleranceservice" aan. Die flexibiliteitsdienst komt nagenoeg overeen met de in het amendement genoemde dienst. Het bij de landelijke netbeheerder neerleggen van verdergaande flexibiliteitsdiensten smoort elk initiatief dat partijen nu overwegen. Ik wijs u bijvoorbeeld ook op de kritiek die Essent en Nuon hebben geuit op het Besluit leveringszekerheid Gaswet. Daarin krijgt de LNB een rol bij de pieklevering. Wij hebben daarmee ingestemd en wij vinden dat ook goed. Met betrekking tot die rol heb ik een zorgvuldige afweging gemaakt en ik heb dit zorgvuldig met u afgestemd. Wij hebben daarover vorig jaar gediscussieerd. Ik vind dat ook noodzakelijk. In die piekleveringsfunctie zien Essent en Nuon nu al een bedreiging voor hun investeringen. Wij weten allemaal dat het aspect van het bevorderen van investeringen op dit ogenblik een hoge prioriteit heeft. Ook om die reden zou ik niet verder willen gaan in de zin van het amendement. Het opnemen in de Gaswet van een expliciete verplichting voor de landelijke netbeheerder is een stap te ver en ik geloof ook niet dat dit nodig is. Als ik de huidige Gaswet en de door mij gedane voorstellen op een rij zet, zie ik een stelsel van regels dat het kleineveldenbeleid waarborgt en continueert, met een onafhankelijke systeembeheerder, die in veel opzichten de markt faciliteert. Dat is ook de inzet geweest van de motie-Ten Hoopen, een partijgenoot van de heer Hessels. Tegen die achtergrond zeg ik: wij hebben nu die twee beurzen en wij hebben de bevoegdheid om zoveel mogelijk markt te bevorderen. U kent mijn inzet daarvoor. Laten wij nu niet de op dit ogenblik bestaande monopoliefunctie versterken, door deze functie als het ware niet-marktconform in te vullen. Dat is eigenlijk mijn bezwaar tegen dit amendement.

De heerHessels(CDA)

Ik zal in tweede termijn wat dieper hierop ingaan. Nu laat ik het bij de opmerking dat de minister ons niet hoeft uit te leggen hoe de motie-Ten Hoopen moet worden begrepen, want die motie moet precies zo worden begrepen als dit amendement luidt. De heer Crone heeft mij in eerste termijn gecomplimenteerd met mijn consistente lijn. Dat kan ik de minister hier ook doen. Dit is een consistente lijn van het ministerie van Economische Zaken, maar wij staan hierin wel tegenover elkaar. Er is heel duidelijk een verschil van mening, maar het amendement ligt er zoals het er ligt.

De heerDe Krom(VVD)

In eerste termijn heb ik al een aantal vragen aan de heer Hessels gesteld. Ik ben buitengewoon benauwd voor dit amendement, omdat ik niet goed kan overzien wat de consequenties daarvan zullen zijn, zeker in het kader van het kleineveldenbeleid. De geluiden die ik daarover hoor, zijn toch zorgwekkend. Ik denk dat de minister gelijk heeft dat een effect van dit amendement zou kunnen zijn dat juist private partijen worden ontmoedigd om in dit soort diensten te investeren, bijvoorbeeld als het gaat om opslag van gas. Ik kan dus de redenering van de minister wel volgen. Het zou kunnen dat het amendement initiatieven zal stoppen die inmiddels zijn opgestart. Ik voeg daar het volgende aan toe. Als je dit zo zegt, betekent dit dat je de flexibiliteitsdiensten verplicht moet aanbieden aan buitenlandse afnemers. De heer Hessels zegt dan dat dit niet is begrepen onder het amendement en dat dit wordt uitgesloten. Volgens mij kan dat echter niet. Je kunt op een markt toch geen onderscheid maken tussen een binnenlandse en een buitenlandse afnemer? Ik kijk nu ook naar de heer Brinkhorst met zijn Europese ervaring. Volgens mij is dit Europeesrechtelijk niet toegestaan.

De heerHessels(CDA)

In onderdeel I van het amendement staat dat de flexibiliteitsdiensten worden aangeboden aan eenieder die daarom verzoekt, voorzover de in artikel 53 bedoelde vennootschap een economische machtspositie heeft op de markt voor flexibiltiteitsdiensten. De vennootschap is de Gasunie, en die heeft geen economische machtspositie op de markt voor flexibiliteitsdiensten in het buitenland. Het geldt dus alleen voor Nederland.

MinisterBrinkhorst

De laatste opmerking van de heer Hessels maakt het niet gemakkelijker, want dat is precies de kern van het probleem. De versnelde depletie van Groningen geeft inderdaad aan dat dit amendement inzake de flexibiliteit zou kunnen leiden tot extra depletie van het Groninger veld. Dat veld kan namelijk geen flexibiliteit verkopen zonder gas. De heer De Krom vroeg of dit nu aan iedereen moet worden aangeboden. De heer Hessels zegt: nee. Ik denk echter dat het niet mogelijk is om voor het buitenlandse verbruik een uitzondering te maken. Ik herinner u eraan dat de Europese Commissie juist kort geleden vragen aan Nederland heeft gesteld over de problematiek van het gasveld. Ik vind het om die reden van groot belang dat wij in alle gevallen vasthouden aan marktconforme tarieven. Deze zijn essentieel, ook vanwege de geloofwaardigheid van het gasveld waar wij mee bezig zijn. Ik heb nog steeds goede hoop dat wij de ontvlechting van de Gasunie kunnen bevorderen. Ik wil die flexibiliteit tegen een goede prijs verkopen en daarmee prikkels geven voor investering in flexibiliteit. Wij zouden even moeten bezien waarom de heer Hessels zo heftig reageert als ik hem op dit punt voorhoud dat wij er gezamenlijk voor zijn om marktconformiteit zoveel mogelijk te bevorderen en machtsposities zoveel mogelijk te ondergraven. Juist ten aanzien van het wegkomen van machtsposities is dit amendement een signaal in de verkeerde richting.

De heerCrone(PvdA)

Ik zie heus wel dat wij in een dilemma zitten, maar dit is natuurlijk ingegeven doordat veel partijen nu klagen dat zij de flexibiliteit niet kunnen krijgen en dat de prijsstelling niet goed is. Bij beide punten wordt ernaar verwezen dat het een monopolist is die het ons moet leveren. De minister zegt nu dat wij de verkeerde oplossingen hebben. Daar ben ik nog niet van overtuigd en ook al was het zo, dan nog zou intrekking van het amendement het probleem niet oplossen. Het probleem moet worden opgelost. Er moeten voldoende flexibele diensten zijn. Er is kennelijk niet voldoende marktwerking. Er wordt nu wel gezegd dat private partijen voorraden willen aanleggen en flexibiliteitsdiensten willen leveren, maar dat is toekomstmuziek.

Mijn tweede punt is het element van de prijsstelling, dat staat er ook duidelijk bij. De prijsstelling moet zodanig zijn dat zij niet monopolistisch is en dat zij kan bijdragen aan marktwerking.

MinisterBrinkhorst

Als ik het zo geformuleerd hoor, dan heb ik geen probleem met deze benadering, want er zijn dilemma's. Er zijn echter goede oplossingen en er zijn slechte oplossingen. Ik heb niet voor niets in dit ene geval het amendement op stuk nr. 32 behandeld voor het amendement op stuk nr. 31. Wij zijn het met elkaar eens – ik kijk ook naar de heer Hessels die dit amendement heeft gesteund – dat er naast de elektriciteitsbeurs een goede gasbeurs moet komen, zodat de netbeheerder in bestaande situaties kan optreden. De piekleveringen hebben wij al losgelaten, ik ben daar geen dogmaticus in, maar als het erom gaat voorbij dit proces op weg te gaan naar meer marktwerking, dan vind ik het niet gewenst om de ene monopolist met de andere af te stoppen.

De Europese dimensie kwam nog even in beeld door de opmerking van de heer De Krom. Dat is op zichzelf juist en daar houdt dit amendement geen rekening mee. Misschien is het verstandig dat wij daarover, afgezien van wat de heer Hessels in tweede termijn wil zeggen, nog overleg plegen. Voor de rest verloopt dit overleg immers heel positief. De heer Hessels wees erop dat dit precies is wat de motie-Ten Hoopen bedoelde. Deze motie is echter ontstaan in een periode die voorafging aan de huidige. Wij zijn nu een stuk verder gevorderd in de regulering van de gas- en elektriciteitsmarkten. Wij zijn nu verder op weg naar aan de ene kant liberalisering en aan de andere kant het tegengaan van machtsconcentraties. Ik heb tot nu toe nog niets gehoord van de heer Hessels waarmee ik het fundamenteel oneens ben, bij de consumentenbescherming niet, bij de leveringssituatie niet en bij de algemene voorwaarden niet. Dit overleg moet niet stuklopen op de naar mijn gevoel onheldere formulering van dit specifieke amendement. Ik heb u gezegd dat ik twee moeilijkheden zie in dit overleg. Een is de taakverdeling tussen de minister en DTe en de andere is dit amendement. Ik hoor wat de heer Crone erover gezegd heeft en misschien wil de heer Hessels er als hoofdindiener ook iets over zeggen. Ik ben gaarne bereid om te zoeken naar een oplossing. Ik zit niet geharnast in deze problematiek, maar een oplossing die erop gericht is een monopolist tijdelijk nog eens een niet-marktconforme positie te geven, is mij een brug te ver.

De heerHessels(CDA)

Uiteraard zijn wij altijd graag bereid om naar oplossingen te zoeken. Als ik de minister goed beluister, hebben wij ook dezelfde doelstellingen, maar het moet wel duidelijk zijn dat de motie-Ten Hoopen verder ging. Wij zijn nu een jaar bezig en ik heb drie of vier keer van de minister gehoord: nu heb ik het opgelost, nu heb ik de motie-Ten Hoopen verwerkt in de wet. Ik zie de heer Ten Hoopen nog wel eens en hij schudt dan steeds meewarig het hoofd en zegt dat zijn motie zo niet bedoeld was. Als de minister wil zoeken naar een oplossing waarin wij ons beiden kunnen vinden: graag, maar dat is niet wat er nu ligt.

MinisterBrinkhorst

Ik maak twee opmerkingen. Een is een feitelijke. Ik vraag de heren Hessels en Ten Hoopen om nog eens naar artikel 66a van de Gaswet te kijken, die het met betrekking tot liquiditeitstarieven mogelijk maakt om te bepalen dat er bijvoorbeeld via de beurs minimaal een bepaald volume op de markt komt. Dat lijkt mij een marktconforme oplossing die ook nog eens goedkoper is dan de beurs. Mijn tweede opmerking is meer politiek van aard. Wij zijn in een nieuwe fase terechtgekomen. Wij zijn op weg naar een liberalisering, waarin wij alle onderwerpen in goed overleg proberen te regelen en waarin een sterke rol voor de overheid, de consument en ook de markt een belangrijk criterium zijn voor onze nieuwe wetgeving.

De heerCrone(PvdA)

Het wordt steeds ingewikkelder. Suggereert de minister hiermee dat er op basis van de wet een groter deel kan worden toegewezen aan een flexibiliteitsbehoefte en dat dit dan via een markt, een beurs voor iedereen beschikbaar kan worden? Als dat zo is, dan wil ik dat graag op papier zien en dan wil ik weten waarom ik het nog niet op papier heb gezien. De motie-Ten Hoopen hebben wij indertijd niet voor niets gesteund. Er moet iets komen en bepalend zijn de klachten van mensen die flexibiliteitsdiensten nodig hebben en niet het feit dat wij in een nieuwe fase komen waarin het aanbod en de markt beter gaan werken, want de transitie begint bij de rechten van de klanten.

MinisterBrinkhorst

Als deze wet wordt aangenomen, wordt die bepaling in de wet opgenomen. Ik stel voor om het debat hierover niet verder te verdiepen, want daar komen nog een aantal momenten voor. Ik begrijp de zorg van de heren Hessels en Crone dat er onvoldoende flexibiliteitsdiensten worden aangeboden. Ik heb twee bekommernissen. De ene is dat er een regeling moet komen die mij geen extra probleem brengt. De heer De Krom sprak daarover. Er is een discussie gaande over de aanpassing van het gasveldenbeleid. Die discussie heeft ook een Europese dimensie en er liggen vragen van de Europese Commissie. Dat er een regeling moet komen, is een verantwoordelijkheid onder Europees recht. De tweede is mijn zorg dat wij een mechanisme inzetten dat uiteindelijk de marktconformiteit niet bevordert en mogelijke aanbieders niet aantrekt, maar juist afzet. Ik noem het geval van Essent en Nuon. Ik heb daarover in ander verband kritische opmerkingen gemaakt. Het is dus niet zo dat ik speciaal voor hun belangen sta. Om het publieke belang te behartigen en te borgen, zou ik de marktconformiteit willen bevorderen. Ik wil met de heren Hessels en Crone bevorderen dat er meer investeringen komen. Ik stel voor dat wij dit punt nog nader bezien. Kijkt u nog eens goed naar artikel 66a en dan kunnen wij zien wat er op dit punt in aanvulling op de beurs mogelijk is.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 33 van de heer De Krom in samenwerking met de heren Hessels en Crone. Het betreft de evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van de I&I-wet. De heer De Krom zei dat deze speciaal hierover moet gaan. Zoals u weet, wordt er over twee jaar al een evaluatie gedaan van de hele problematiek. Het lijkt mij kunstmatig om binnen het bredere verband van de totale gas- en elektriciteitswetgeving alleen de I&I-wet te evalueren. Ik vind dit geen halszaak. Als de Kamer zegt: wij gaan alleen dit evalueren, dan vind ik dat prima. Maar ik heb een voorkeur voor een evaluatie in het kader van de totale gas- en elektriciteitswetgeving. De evaluatie wordt opgedragen aan DTe. Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen, integendeel. DTe heeft zeker een verantwoordelijke functie op dat punt. Ik zou op zichzelf ook de mogelijkheid willen behouden dat andere derde partijen een rol kunnen spelen. Dat is ook weer een element van onafhankelijkheid. Dat zou onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken moeten gebeuren, maar op basis van onafhankelijkheid. Wellicht dat wij daar nog op terug kunnen komen.

De heerDe Krom(VVD)

Het amendement is niet slechts procedureel bedoeld. Ik ben met de minister van mening dat wij in dit huis allerlei problemen kunnen verzinnen en daar dan weer regelingen voor treffen. Dat zeg ik ook tegen de heer Crone als het gaat over het afsluitbeleid. Waar het om gaat, is dat wij zien hoe het in de praktijk werkt. Daarom hecht ik belang aan die evaluatie, want dan kunnen wij corrigerend optreden in plaats van nu alweer vooraf allerlei dingen te verzinnen die wellicht helemaal niet zullen optreden of die niet zulke grote effecten zullen hebben.

MinisterBrinkhorst

Ja, maar u wilt het dus niet bezien in verband met de totale Elektriciteits- en Gaswet, want daarin is iedere vier jaar voorzien. In 2002 is de laatste evaluatie geweest. Ik zou het logischer vinden in 2006 de Elektriciteits- en Gaswet te evalueren zoals voorzien en bij die gelegenheid in het bijzonder te kijken naar deze wet, die dan net een jaar of anderhalf in werking is. Naast de normale evaluatie nog een afzonderlijke evaluatie hiervan uit te voeren, lijkt mij "des Guten zuviel". Dat is meer het punt.

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Dat is uitdrukkelijk ook niet bedoeld, laat ik dat voor de duidelijkheid herhalen. Er staat immers "een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Elektriciteitswet en de Gaswet in de praktijk." Dus van de hele wet, inclusief deze wetswijziging.

MinisterBrinkhorst

Goed, dan zijn wij eruit.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 34 over de kwaliteitsconversie. Op zichzelf is het probleem van de kwaliteitsconversie al geregeld in de richtlijn transporttarieven DTe. Misschien wil de indiener nog eens kijken of dit amendement daar nog iets nieuws aan toevoegt. Naar mijn wijze van zien is het amendement overbodig, omdat het al in de richtlijn staat. Wij zijn het inhoudelijk met elkaar eens.

De heerDe Krom(VVD)

Er is bij mij al sprekende nog een vraag opgekomen. Ligt de regulering van de tarieven over kwaliteitsconversie niet al besloten in een deel van de amendementen van de heer Hessels over de gereguleerde toegang? Dat is een verder aspect waarnaar wij moeten kijken en daar vraag ik uw hulp bij.

MinisterBrinkhorst

Zullen wij daarover dan de koppen bij elkaar steken?

Dan kom ik bij het pakketje van de heer Vendrik, de amendementen op de stukken nrs. 35 t/m 38. De aanscherping van de kwaliteit van de informatie over stroometikettering en de uitbreiding van de informatie. Ik ben een transparant persoon en heb daar in beginsel geen bezwaar tegen. Goede informatie is belangrijk. Misschien kunnen wij de precieze formulering nog even bezien. Het amendement op stuk nr. 36 is op één punt een verbetering van artikel 95j. Dat is ook het geval met het amendement op stuk nr. 37. De indiener zegt dat hij in verwarring is gebracht door het amendement op stuk nr. 38. Ik stel voor dat wij nog even technisch met elkaar bezien hoe wij dit kunnen doen. Het zou misschien een samentrekking kunnen zijn van de amendementen op de stukken nrs. 36 en 37. De intentie is een versterking van de informatie en meer transparantie. Bij het amendement op stuk nr. 35 is nog een punt dat tot een wat grotere administratieve last leidt, die wellicht een kostenverhoging voor de kleinverbruiker tot gevolg kan hebben. Het voorstel zou zijn om in de ministeriële regeling over stroometikettering te starten met eens per jaar een check, meelopend met de jaarlijkse eindafrekening. De bedrijven zouden de brandstofmix van het vorige jaar uiterlijk 1 april op de website en eventueel in de krant moeten publiceren. Ook de helpdesk zou deze informatie kunnen verstrekken. De actieve klant kan dan binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar de gegevens vinden.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik heb verschillende dingen genoteerd die de minister heeft gezegd. Hij sprak over vier amendementen. De politieke strekking is: top, maar er moeten nog een paar puntjes worden opgelost. Dat wordt de komende dagen gedaan. Daar zullen wij nog nader contact over hebben.

MinisterBrinkhorst

U heeft het zeer goed samengevat.

Ik zal nu ingaan op het amendement op stuk nr. 39 van de heer Vendrik. Het is een enorme opgave geweest om de ex-post-etikettering in Europees verband vastgelegd te krijgen. Wij moeten daar nu mee werken. Ik vind het nuttig dat wij op een goed ogenblik een ex-ante-systematiek krijgen voor de stroometikettering. Wij moeten nu echter veel dingen doen om de zaak op orde te krijgen. Ik wil voorstellen om, zodra de bedrijven de gelegenheid hebben gehad zich op de liberalisering voor te bereiden, bijvoorbeeld over een jaar, te bekijken hoe de zaak loopt. Dan kunnen wij kijken of wij niet op een ex-ante-etikettering kunnen overgaan. Ik vind het uit puur operationele overwegingen – wij zitten nu in de laatste fase van het rond krijgen van het administratieve systeem – nu een te grote belasting voor de bedrijven. Ik vind het echter een sympathiek voorstel, dat past in de benadering van transparantie. Ik kan mij dan ook voorstellen dat er een soort kan-bepaling komt, waarin staat dat de minister over een jaar de invoering van een ex-ante-stroometikettering zal voorleggen, waar dan vervolgens over zal worden gesproken. Ik vind dat een goede benadering.

Ik loop hiermee overigens wel enigszins vooruit op de Europese problematiek, want in Europees verband zijn wij nog niet zover. Er is echter geen handelsbelemmering en geen probleem voor de interne markt. Het zou kunnen betekenen dat wij daarmee een zekere voorlopersrol spelen als het gaat om die transparantie. Het wordt bevestigd door het feit dat wij op een reële manier inhoud geven aan de keuzevrijheid van de consument. Er is nu al een ex-post-regeling. Er moet administratief het een en ander gebeuren. Dat betekent dat wij beter volgend jaar verder kunnen kijken, bijvoorbeeld als wij met de wetgeving voor de splitsing bezig zijn.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik noteer tot mijn vreugde dat de minister en ik het eens zijn over de wenselijkheid van een ex-ante-benadering inzake stroometikettering. Dat doet mij bijzonder veel deugd. Het gaat nu nog om de fasering. De minister stelt voor om het aan te houden tot een volgend wetgevend moment. Ik kan mij ook voorstellen dat in het amendement een later moment van inwerkingtreding wordt opgenomen. Ik ken deze minister namelijk als een man die altijd graag helderheid wil bieden aan de markt. Misschien is het verstandig om het moment niet helemaal weg te laten lopen. Wellicht voelt hij ook iets voor die benadering.

MinisterBrinkhorst

Ik wil over een jaar, als deze liberaliseringsproblematiek achter de rug is, evalueren hoe de zaak ervoor staat. Wij hebben dit publiek uitgewisseld en u kent mij als iemand die graag inhoud wil geven aan zoiets. Ik ben daar ook niet benauwd voor. Mijn ambtenaren zijn er wat aarzelender over, omdat die ex-post-systematiek net is ingevoerd. Ik neem er echter mijn verantwoordelijkheid voor. Ik zou er de voorkeur aan geven om volgend jaar door te nemen wat de consequenties zijn. Misschien dat ik de Kamer volgend jaar een notitie voorleg, waarin staat wat er allemaal moet gebeuren om de invoering goed te laten verlopen. Dan kunnen wij de knoop doorhakken wat betreft de datum. Dat kan betekenen dat wij nu als een deel van het wetgevingsproces noteren dat in een kan-bepaling wordt gezegd dat de minister wordt gemachtigd om maatregelen te nemen voor de voorbereiding van stroometikettering ex ante. Het moment waarop dat precies in werking treedt, kan dan afhangen van de evaluatie van het systeem, zoals dat dan tot stand is gekomen.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb dit amendement willens en wetens ondersteund. Ik zou het liefst zien dat de invoeringstermijn integraal in de wet wordt opgenomen, maar dat via een ministeriële regeling de invoering wordt bepaald. Dat geldt ook voor allerlei inhoudelijke zaken die moeten worden geregeld. Een ministeriële regeling is per definitie iets dat u alleen doet. Wij kunnen, als wij vinden dat het te lang duurt, u of uw opvolgers daartoe oproepen. Dan staat het echter al wel in de wet. Anders moet worden gewacht op een volgend wetstraject en dat duurt altijd langer dan je denkt.

MinisterBrinkhorst

Ik trek hier geen messen over, want ik vind het een goede zaak. Als u met mij inziet dat er veel moet gebeuren om de zaken goed op de rails te krijgen, vind ik het goed om het vast te leggen in de wet. Ik zal u over een jaar sowieso berichten hoe de zaken lopen en wanneer wij met de stroometikettering aan de gang gaan. Ik stel voor om het zo te doen.

De heerDe Krom(VVD)

De heer Vendrik heeft een vurig pleidooi gehouden om consumenten van de juiste informatie te voorzien. Een consument wil, als hij windenergie in zijn pakket wil hebben, weten hoeveel CO2 dat zou besparen ten opzichte van conventionele opwekking van energie. Het gaat dus niet alleen om de consequenties en de effecten van het pakket, maar ook hoe dat zich verhoudt ten opzichte van conventionele energie. Dat wil een consument ook weten. Dan kijkt men namelijk heel anders naar de zaak.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ervan uitgaande dat verschillende bedrijven verschillende pakketten zullen aanbieden en gesteld dat daar een heldere en transparante informatieplicht aan geknoopt is, krijgt de consument vanzelf helderheid over de milieuconsequenties van de verschillende pakketten die in de markt zijn. Wat mij betreft ex ante, dus voordat er gekozen wordt. Die kant gaan wij in ieder geval op. Via die lijn wordt de consument dus helder en adequaat geïnformeerd. In reactie op de minister zeg ik dat ik hem heel goed heb verstaan. Over een eventuele aanpassing van het amendement beraad ik mij met de collega's die het amendement mede hebben ingediend. Wij zullen dit debat volgende week donderdag dan afronden.

MinisterBrinkhorst

Wij hebben elkaar goed verstaan. Het komt nu in de wet en het zal nader worden uitgewerkt in de ministeriële regeling, inclusief alle praktische aspecten. De opmerking van de heer De Krom zal daarbij ook worden meegenomen, niet zozeer om het probleem te verzwaren, maar om het zo scherp en goed mogelijk te laten functioneren.

De heerDe Krom(VVD)

Het moet praktisch wel kunnen.

MinisterBrinkhorst

Ik zal nooit met iets komen waarvan ik denk dat dat niet praktisch en effectief kan functioneren. De heer Vendrik overlegt nog met zijn mede-indieners. Wij zullen ook overleg met hem hebben om te zien hoe wij het precies gaan verwoorden. Dat komt ook in mijn brief terug, die ik volgende week, voordat het plenaire debat wordt gehouden, zal sturen.

De heer Van den Brink stelt in zijn amendement op stuk nr. 40 voor dat de minister zelf een afschakel- en calamiteitenplan instelt. Dat vind ik niet wenselijk. Onze achterliggende bedoeling is namelijk zorgen voor leveringszekerheid. Dat geldt met name voor de kleinverbruikers. Ik heb echter sympathie voor de benadering. Dat was ook de reden waarom ik in artikel 12 van de Gaswet heb opgenomen dat ik regels kan stellen omtrent het waarborgen van netbeheer en transport in buitengewone omstandigheden. DTe zal vervolgens toetsen of de netbeheerders zich houden aan de regels die zijn gesteld. Dat model verkies ik boven het model dat de minister het zelf vaststelt. De minister heeft echter wel de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het voorstel.

Er zijn nog drie amendementen van de heer Crone die niet zijn genummerd. Het eerste amendement gaat over de problematiek van hoe de marktmededingingsregels moeten komen te luiden. De mogelijkheid bestaat om dat type problematiek bij AMvB aan te pakken. Sectorspecifieke mededingingsregels komen alleen voor in de Telecommunicatiewet. Er zijn geen andere sectorspecifieke mededingingsregels. Ik wil afraden dit soort ex-ante-regels nu in te voeren voor de energiesector. Ik meen dat de heer Crone zelf heeft gezegd dat er eerst een zorgvuldige studie moet komen. Bovendien zijn verschillende transparantie-eisen, die bij de Telecommunicatiewet naar voren kwamen, pas na vaststelling van een aanmerkelijke marktmacht opgesteld. De kwesties van functiescheiding en transparantie zijn nu al in de huidige energiewetgeving opgenomen. Ook daarom is het niet nodig om op dit ogenblik dit soort amendementen aan te nemen.

Verder heeft de heer Crone een amendement ingediend over oneerlijke handelspraktijken. In de tweede nota van wijziging heeft de consumentenbescherming een meer expliciete plaats gekregen in de Elektriciteits- en Gaswet. Wij hebben gisteren in Europees verband de oneerlijkehandelspraktijkregeling vastgesteld. Die houdt in dat de kern van de bepalingen met betrekking tot consumentenbescherming, zoals die in annex 3 van de richtlijn staan, direct in de wet wordt opgenomen, in plaats van in een ministeriële regeling. Daartoe behoort ook het verbod op oneerlijke en misleidende verkoopmethoden. Daardoor vallen dergelijke praktijken ook onder de boetebevoegdheid van de DTe en bestaat de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen. Volgens mij komen wij al tegemoet aan de wens van de heer Crone om iets over oneerlijke handelspraktijken op te nemen. De regeling die nu in Brussel is vastgesteld, biedt alle aanknopingspunten om als het gaat om dit punt, de energiewetgeving daaronder te laten vallen.

Het laatste amendement van de heer Crone gaat over het beheer van het hoogspanningsnet. Ik vind de uitbreiding van de beheersbevoegdheid tot 110 kV wenselijk. Dat heb ik zelf ook voorgesteld in de privatiseringsbrief. Ik kan nu echter niet beoordelen of dat ook moet gelden voor 50 kV. Ik wil dat eerst beter bezien. Ik heb dus geen bezwaar tegen het vastleggen van 110 kV, maar ik vraag mij wel af of dat nu moet gebeuren. Wij hadden het ook kunnen regelen in de splitsingswetgeving. Misschien wil de heer Crone die problematiek nog nader bezien.

De heerCrone(PvdA)

Ik zal nog even ingaan op het amendement over het maximumtarief. Nu staat in de wet dat bedrijven maar één keer per jaar hoeven op te geven hoe de tarieven zullen zijn. Ik heb gezegd dat dit niet één keer per jaar, maar vier weken voor een nieuw contract moet gebeuren. Ik zal straks even reageren op wat de minister over de eerste drie amendementen heeft gezegd.

De voorzitter:

De commissie heeft behoefte aan enige tijd voor onderling overleg. Wij kunnen het niet sneller dan de minister. Het voorstel is, om 18.00 uur weer door te gaan. Ik hoop dat wij vandaag tot een vrij korte afronding kunnen komen, want er is natuurlijk ook nog een plenaire afronding.

De heerVendrik(GroenLinks)

Door een dubbeling van de agenda kan ik er dan helaas niet meer bij zijn, maar volgens mij is de politieke boodschap wel duidelijk. Het wordt vervolgd.

De vergadering wordt van 17.45 uur tot 18.00 uur geschorst.

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik moet zeggen dat ik niet zoveel meer heb voor de tweede termijn. Ik kijk uit naar het nader overleg dat wij zullen hebben over het amendement over de beurs. Dat zullen wij in de komende dagen doen. Voor de rest ben ik eigenlijk wel tevreden met de antwoorden van de minister tot zover. Ik ben nu eigenlijk meer benieuwd naar wat mijn collega's met de opmerkingen van de minister over de door hen ingediende amendementen doen.

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Het is altijd fijn als collega's reikhalzend uitzien naar het verhaal dat wij gaan houden. Ik zal het kort houden, want wij zullen hier ook nog plenair over spreken.

De minister loopt wat de gereguleerde toegang betreft vooruit op de werkelijkheid. Hij heeft gezegd dat DTe niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken valt, maar dat is natuurlijk wel nog zo. Het is slechts anders wanneer DTe of de NMa de ZBO-status krijgen, maar dat wetsvoorstel is juist aangehouden in de Eerste Kamer in afwachting van de evaluatie van de Mededingingswet. Daarbij komt dat de EU-richtlijn het nadrukkelijk verbiedt dat de minister van Economische Zaken, als aandeelhouder in TenneT en Gasunie, regels stelt voor de toegang tot de netten. Ik heb het dan over artikel 23 van de elektriciteitsrichtlijn en artikel 25 van de gasrichtlijn. Degene die regels stelt moet volstrekt onafhankelijk zijn. Dat staat er letterlijk. Dat zijn de problemen die wij daarmee hebben. Voor de rest mis ik nog een kleiner punt, maar dat is minstens zo belangrijk. Dat is de mogelijkheid van bezwaar en beroep bij het CBB. Dat staat ook nog in mijn amendement, maar dat komt niet terug in deze teksten.

Het tweede punt is de redelijke termijn van aansluiting. Er was net onduidelijkheid over de vraag of dat ook geldt bij technische onvolkomenheden. In het amendement wordt heel duidelijk verschil gemaakt tussen de grootverbruikers en de kleinverbruikers. Voor de kleine afnemers, dus tot 10 mV A, moet het mogelijk zijn om binnen de gestelde termijn van 18 weken een aansluiting te realiseren. Het zou eigenlijk mogelijk moeten zijn binnen drie weken, maar in het amendement staat 18 weken. Als dit onredelijk is, dan kan de redelijkheid ingebracht worden door de rechter met het bepalen van een schadevergoeding. Feitelijk moeten kleinverbruikers binnen die termijn toch echt wel een aansluiting kunnen hebben.

Over de TSO hebben wij een verschil van inzicht. Dat geldt ook voor het belemmeren van investeringen. Dit amendement zal de investeringen zeker niet belemmeren. De prijs wordt immers niet geregeld, maar de toegang. Als bedrijven, Essent en Nuon zijn genoemd, geen opslag gaan bouwen, maar als zij moeten afnemen van de TSO, zullen zij toch een marktconforme prijs moeten betalen. Als zij zelf gaan bouwen, dan zouden zij de markt echt openbreken. Dan zou de Gasunie ook niet meer de monopolist zijn of de echte marktmacht. Dan zou de markt pas echt worden opengebroken. Dat brengt mij bij de vraag waarom gestopt wordt met de bouw van opslagplaatsen. Dat komt door het Besluit leveringszekerheid. De minister draait de werkelijkheid dus een beetje om.

Ik ben al ingegaan op de opzegtermijn. Ik heb al gezegd dat dit geldt voor contracten voor bepaalde tijd en voor contracten voor onbepaalde tijd. De ratio daarvan is de keuzevrijheid van de consument. Juist in de beginfase van de liberalisering moeten wij ervoor zorgen dat de consument beschermd wordt. Dat betekent niet alleen een goede prijs, maar ook een goede kwaliteit.

Ten slotte ga ik in op het eigendom. Het is natuurlijk heel moeilijk. De minister heeft ook gevraagd of wij in dit overleg alles regelen in het BW. Aan de andere kant zijn de voorstellen die nu gedaan worden simpelweg in strijd met het Burgerlijk Wetboek. Ik heb net een voorbeeld genoemd van de leidingen die in een bepaald gebouw liggen, maar ik kan ook andere voorbeelden noemen. Een aansluiting is een onderdeel van het net. Het eigendom van een aansluiting valt dus toe aan de eigenaar van het net. Ook wanneer een grote afnemer zijn aansluiting zelf maakt en dus betaalt, gaat de eigendom van rechtswege over naar de neteigenaar volgens de huidige tekst. Een grote aansluiting kost miljoenen, dus die ben je gewoon kwijt. Dat is een inbreuk op het uitgangspunt van het Burgerlijk Wetboek dat wij zaaksvorming noemen. Degene die een zaak maakt, is daarvan de eigenaar. Voor de liefhebbers: Boek 5, artikel 16, van het BW. In het voorstel zitten dus zaken die niet kloppen. Mijn voorstel is dan ook om het te regelen zoals in het amendement wordt voorgesteld, dat wil zeggen dat het in één keer goed in het BW moet komen te staan of dat wij niets regelen, ook niet dat sectorale voorstel. Dan laten wij het zoals het nu is en wachten wij af tot wij die brede discussie gevoerd hebben. Dan kunnen wij het in één keer goed regelen. Misschien doen wij het dan niet nu, maar dan doen wij dat uiteindelijk.

Ik begon met de mededeling dat wij hier nog plenair over zullen spreken. De CDA-fractie staat altijd open voor een goede discussie, ook voor het vinden van oplossingen op alle punten die ik hier genoemd heb. Ik sluit zeker niet uit dat wij in de komende week nog een Turkse variant zullen vinden, waarmee wij een goede wijziging van de wet kunnen bewerkstelligen. Ik neem aan dat de telefoonlijn tussen het departement en Turkije het zal doen.

De heerCrone(PvdA)

Ik zal kort zijn over de genummerde amendementen. De minister sloeg bij het amendement op stuk nr. 22 over de bescherming van mensen in de winterperiode een iets te hoge toon aan. Het is bedoeld als een vangnet. De leverancier is de eerstverantwoordelijke; het netwerk komt pas later. Gelet op de ontsporingen die wij hebben meegemaakt, is het niet te veel gevraagd om dat te doen. Ik deel mede namens de collega's die het amendement hebben ondertekend mee dat wij dit amendement in stemming zullen brengen.

Dan kom ik bij het amendement van de leden Samsom, Hessels en De Krom op stuk nr. 21. Ik denk dat de minister iets te bang is om nu al een maximumplafond in te bouwen, ook al is het saldo 1000 kW voordat er sprake is van een terugleververgoeding. Je moet dan in een jaar bijvoorbeeld 4000 kW hebben geproduceerd en zelf 3000 kW hebben gebruikt. Ik verwacht niet dat wij daar veel behoefte aan hebben. Wij zullen dus nog even met elkaar overleggen. Het gaat om zulke kleine aantallen dat het bijna te ver gaat om daar een grens in te bouwen. Dan heb ik het nog niet eens over de administratieve lasten. Als blijkt dat kleinverbruikers enorm grote hoeveelheden in het net pompen, zal de minister het vast als eerste melden dat er een probleem is. Dan kunnen wij het alsnog regelen. Soms moeten de markt en de nieuwkomers een keer een kans krijgen en zeker deze nieuwkomers.

Ik ben nu toegekomen aan de nog in te dienen amendementen. Ik denk dat ik in ieder geval een amendement zal indienen over de prijsregulering. Dat wil zeggen dat DTe de nieuwe prijzen vier weken van tevoren moet krijgen. Ik weet dat een aantal collega's mij op dat punt zullen steunen.

Ik denk dat het amendement over de oneerlijke handel er ook nog aankomt, maar dat is niet zo ingewikkeld, noch inhoudelijk, noch politiek. De minister stelt sectorspecifiek geen extra regels inzake marktmacht of mededinging, omdat er al een algemene Mededingingswet is. Dit overtuigt mij niet, want dan moet een groot deel van dit wetsvoorstel überhaupt worden geschrapt. In dit wetsvoorstel zijn heel specifieke dingen geregeld, zelfs op het gebied van de prijsregulering, omdat er iets specifieks aan de hand is. De discussie zal dus breder moeten worden gevoerd, maar dat zal terugkomen in het debat van volgende week.

Wat de eigendom betreft, heb ik er op het punt van de vormgeving zelf sterk aan getwijfeld of wij omtrent de bundeling een juridische regeling kunnen treffen. Dit leidt misschien tot meer brokken dan voordelen, terwijl wij het er met elkaar over eens zijn. Laten wij elkaar dan niet in de voet schieten. Ik denk dus dat ik op dat punt niets zal doen. Wat betreft mijn amendement over de aandelen en over de vraag of deze eventueel al mogen worden vervreemd naar niet-energieleverende of -producerende bedrijven, merk ik op dat de minister heeft gezegd dat hij nog nergens toestemming voor geeft, dus dit loopt mee in de najaarswetgeving. Beveiligd is dat de netten niet worden geprivatiseerd.

MevrouwGerkens(SP)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, met name voor de antwoorden die hij gaf over de beurzen. Ik heb begrepen dat hij voor de "fine tuning" nog met de heer De Krom gaat praten. Tot nu toe ben ik zo tevreden, dat ik mijn amendement op dit punt wil intrekken.

De voorzitter:

Het amendement-Gerkens (stuk nr. 18) is ingetrokken.

MevrouwGerkens(SP)

Dan kom ik toe aan de antwoorden van de minister inzake de gasprijzen en de piekproblematiek. Ik ben het niet met hem eens en ik denk dat wij over een aantal zaken principieel van mening verschillen. Ik denk dat het niet onredelijk is om samen de lasten te dragen van deze sector en van een aantal andere sectoren die daarbij behoren. De minister heeft ook de aanneming van het amendement-Hessels ontraden, dat een aantal andere openingen zou geven. Daarom houd ik toch aan mijn amendement op dit punt vast. De heer Crone stelde mij daarover kritische vragen, maar nu de aanneming van het amendement-Hessels ook is ontraden, wil hij wellicht toch mijn amendement steunen, gezien het feit dat hij twee weken geleden in het wetgevingsoverleg een pleidooi hield voor deze oplossing.

Wat het amendement over de netten betreft, zegt de minister dat hij kijkt naar de uitleg die de indiener eraan geeft, ook al staat het er zo droog. Hij is het er met mij principieel niet over eens dat de netten altijd in handen van de overheid dienen te blijven. Op dat punt blijven wij van mening verschillen, want ik denk dat de netten wel in handen van de overheid moeten blijven en ik verwijs daarbij ook weer naar het debat dat wij eerder deze dag hadden. Gelet op het debacle met UPC vind ik dat wij infrastructuur in handen van de overheid moeten houden. Ook dat amendement handhaaf ik.

De minister vindt mijn amendement op stuk nr. 17, over de marktmacht, ongewenst, omdat de concurrentie wordt belemmerd. Hij heeft niet uitgelegd waarom hij vindt dat met dit amendement de concurrentie wordt belemmerd. Daarop zou ik graag nog een toelichting willen hebben, want ik kan dit niet helemaal plaatsen. De minister zegt dat een en ander via de NMa wordt geregeld. Dat is zo, maar de NMa beheerst het grote veld van de hele marktwerking en ik denk dat het bij dit belangrijke onderwerp goed is om het apart in de wet op te nemen.

De minister zei dat er een aantal maatregelen zijn aangekondigd door de Europese Commissie die beter inspelen op deze problematiek. Welke maatregelen zijn dit? Heeft hij de Kamer daarover al geïnformeerd? Zo niet, dan zou ik daarover graag worden geïnformeerd. Dit mag ook per brief. Ik ben niet bekend met de maatregelen en zou deze volgende week graag in mijn oordeel willen betrekken.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. De heer Hessels zei dat artikel 23 van de richtlijn het de minister van Economische Zaken verbiedt regels te stellen op het gebied van de gereguleerde toegang. Ik geloof niet dat dit juist is. De wet is niet in strijd met artikel 23 van de richtlijn. Het is juist dat de besluitvorming plaatsvindt door de DTe, die de tarieven vaststelt, maar de minister stelt de algemene beleidskaders vast, dat wil zeggen objectief geldende algemene regels. Ik doe dat ook op het terrein van de telecommunicatie, waar zich precies dezelfde situatie voordoet. OPTA is onafhankelijk. Ik geef OPTA geen opdrachten voor individuele beslissingen, maar er zijn beleidsregels voor de wijze van functioneren van OPTA. In die zin is OPTA geen "regulator", zoals die in Engeland bestaat. OPTA is een toezichthouder met individuele besluitvormingsmacht. Dit betekent dat ik individuele zaken niet beïnvloed en dat wil ik ook niet doen bij de DTe-zaken. Als ik de DTe vraag om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren, kom ik daar niet aan. De DTe voert het onderzoek uit. De Kamer krijgt regelmatig een rapport. Ik geef daarop mijn commentaar. De DTe is een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken. Het is een agentschap en functioneert binnen mijn structuur. Om die reden des te meer kan ik niet mijn ministeriële verantwoordelijkheid voor het functioneren van de DTe als instelling en als onderdeel van mijn apparaat ongedaan maken.

Als de minister het niet mag doen, volgens de heer Hessels, maar de DTe wel, zit daar iets gekunstelds in, want de DTe is niet ministerieel verantwoordelijk; dat ben ik. Om die reden heb ik gezegd dat ik het van groot belang vind dat de Kamer haar eigen controlebevoegdheid ten opzichte van mij kan hanteren. Als ik bij de DTe nergens meer iets over te zeggen heb, ben ik ook niet verantwoordelijk voor het optreden van de DTe. Misschien is er sprake van een misverstand, maar op energiegebied wil ik dezelfde regeling hanteren die op het gebied van telecommunicatie geldt voor OPTA. Er is geen principieel verschil tussen OPTA en DTe. Het zou tot misverstanden aanleiding geven als ik op het gebied van telecommunicatie de algemene beleidskaders mag vaststellen, terwijl ik dat op het gebied van energie niet zou mogen. Dat zou ik niet begrijpen.

Op het punt van de groot- en kleinverbruikers is gewezen op de periode van 18 weken. Ik geloof dat wij daar wel uitkomen. Wij waren het er met elkaar over eens dat het om redelijkheid ging. Als je vlak bij een netwerk zit, is het heel gemakkelijk, maar het is de vraag of dat altijd geldt. Dat zal in technisch opzicht nog worden gecheckt.

Het amendement op stuk nr. 30 heeft betrekking op de kwestie van de 30 dagen. Wij hebben een discussie gehad over bepaald en onbepaald. In eerste termijn heb ik gezegd dat een en ander volgens mij niet in het amendement staat zoals de heer Hessels het uitlegt. Als wij van die uitleg zouden uitgaan, betekent dit dat de langetermijncontracten feitelijk onbestaanbaar worden. Uit de discussie die wij zonet hadden, begreep ik dat dit niet de bedoeling van de heer Hessels is. Het kan niet zo zijn dat in geval van bepaalde tijd binnen een maand opzegging mogelijk is. Als er sprake is van bepaalde tijd, is het raar als men daarbinnen toch weer kan opzeggen. Dit zou betekenen dat er de facto alleen maandcontracten zijn, met alle gevolgen van dien voor de zekerheid van de leverancier. Ik wijs erop dat een klant altijd van het contract af kan in het geval van een prijsstijging. Dat is expliciet geregeld en dus is de consument beschermd tegen het te lang vastzitten aan een duur contract.. Ik zou het merkwaardig vinden als wij in Nederland als enige in de Europese Unie geen contracten zouden mogen hebben voor een termijn langer dan een maand.

De heerCrone(PvdA)

Niemand heeft dat voorgesteld. De vraag is of je tussentijds van een langetermijncontract af kunt.

MinisterBrinkhorst

Bij een prijsstijging mag je ervan af. Als men zich bewust vastlegt op een jaarcontract, is dat vergelijkbaar met bijvoorbeeld een contract voor de huur van een huis. Wanneer men een huis huurt voor één of twee jaar, betaalt men bijvoorbeeld een boete als men er binnen drie maanden vanaf wil.

De heerCrone(PvdA)

Bij KPN mag je veel sneller wisselen. Dat geldt voor bijna alle sectoren. Zelfs een huurder mag altijd opstappen, met een beperkte opzegtermijn. Een verhuurder mag hem er echter niet uitzetten. Dat is precies het punt van vergelijking; wie heeft de macht in de markt? De verhuurder heeft meer macht en dus hebben wij de huurder beschermd.

MinisterBrinkhorst

Ik breng u misschien in verwarring met mijn voorbeeld over de huur, maar als ik een huurcontract heb voor een flat en ik er binnen de in het contract overeengekomen termijn vanaf zie, betaal ik een bepaalde boete, of er is in het contract speciaal in voorzien. Als ik echter heel bewust kies voor een contract voor onbepaalde termijn, functioneert de regel van 30 dagen zonder meer. Als er echter een contract wordt gesloten voor bepaalde termijn, is het niet onredelijk dat men aan die termijn kan worden gehouden, behoudens in het geval van prijsstijging. Ik zie niet in dat dit in strijd is met de bevoegdheden om de consument te beschermen.

De heerDe Krom(VVD)

De minister brengt mij nu een beetje in verwarring. De heer Crone merkte op – en ik steunde dit – dat een oplossing zou kunnen zijn dat men een schadeloosstelling betaalt als men eerder opzegt dan na afloop van dat jaar. Ik dacht dat wij in eerste termijn naar aanleiding hiervan nu juist de afspraak hadden gemaakt dat wij daar nog met zijn allen naar zouden kijken. Laten wij de zaak nu niet dichtspijkeren.

MinisterBrinkhorst

Ik dacht dat ook, maar ik moet mijn opmerking maken, want een wetgevingsoverleg is er ook voor om helderheid te geven. De heer Hessels kwam hier zeer uitdrukkelijk op terug en zei, als ik hem goed heb begrepen, dat opzegtermijnen precies hetzelfde zijn voor bepaalde en onbepaalde contracten. Zo heb ik hem verstaan.

De heerHessels(CDA)

Voor alle duidelijkheid: de minister begrijpt mij goed.

MinisterBrinkhorst

Dan moeten wij het toch met elkaar erover hebben of het redelijk is dat men, als men een contract sluit voor een jaar, behoudens in geval van prijsstijging er binnen een maand weer vanaf kan. U zegt dan de facto dat je alleen maar contracten op energiegebied kunt hebben die voor een maand gelden.

De heerHessels(CDA)

Vanuit de consument geredeneerd komt het daar inderdaad op neer. In een nieuwe markt, die uit een monopoliepositie komt, achten wij dat inderdaad nodig uit oogpunt van consumentenbescherming.

De heerDe Krom(VVD)

Nu begrijp ik de heer Hessels niet meer. Ik dacht dat wij, samen met de heer Crone, een oplossingsrichting hadden. Zegt u nu: daar hoef ik niet naar te kijken, want ik handhaaf gewoon wat er nu staat?

De heerHessels(CDA)

In principe wel, ja. Dat is inderdaad het goede antwoord: in principe wel. Ik zie op dit geen moment geen aanleiding om het amendement aan te passen.

De heerCrone(PvdA)

Dat geldt voor mij ook. Een schaderegeling kan juist wel bilateraal worden afgesproken. Iemand die een langetermijncontract aanbiedt, wil de klant ook binden, bijvoorbeeld voor drie jaar. Als de klant na 30 dagen kan opstappen, omdat in de rest van de markt de prijs daalt, gaat het om de balans in het dragen van de schade als de klant inderdaad weggaat. Draagt de consument die schade eenzijdig? Dat is het geval in het voorstel van de minister. Als er een termijn geldt van 30 dagen, zonder meer, draagt de producent alle risico's, want die heeft het langetermijncontract en dus drie jaar stroomzekerheid geboden, terwijl de klant wegloopt. De balans moet dus daarin worden gezocht, dat dit wordt uitonderhandeld. In principe moet dit vooraf gebeuren, in de voorwaarden. De ene aanbieder zal aanbieden dat men altijd weg mag, maar met een volledige schadevergoeding, terwijl de ander een deel van het marktrisico zal overnemen. Wij willen ook dat producenten een deel van het marktrisico overnemen en zeggen: bij mij hoef je maar de helft van het prijsverschil te betalen.

MinisterBrinkhorst

Ik ben het daarmee eens, maar dat is iets anders dan wat de heer Hessels zegt.

De heerCrone(PvdA)

Nee, want het blijft 30 dagen. Het gaat echter om de aanvullende condities, want er zullen hoe dan ook meer condities in contracten voorkomen. Het gaat altijd om meer dan alleen de duur en de opzegtermijn. Het gaat altijd ook over de prijs en over andere voorwaarden. Daaraan voeg ik er dus een toe. Bij het veranderen van hypotheek moet een goudgerande boete worden betaald, namelijk het prijsverschil tussen de oude en nieuwe rente. Mensen doen dit toch, omdat wij als fiscus zo stom zijn om die boete aftrekbaar te maken, maar dat is een ander debat. De macht van de banken als gezamenlijke aanbieder is zo groot, dat je gewoon gedwongen bent om toch maar ja te zeggen, want je mag niet uitstappen.

De heerDe Krom(VVD)

Met alle respect, mijnheer Crone – u bent econoom en ik ben jurist – maar volgens mij gaat het niet op. Als dit zonder enige vorm van aanpassing wettelijk zo wordt vastgelegd, zal het altijd zo zijn dat een wettelijke bepaling boven contractuele afspraken gaat. Dit betekent dus dat het mechanisme dat u schetst, in de praktijk niet zo zal werken. De consument kan namelijk altijd opstappen. Dat zal de praktische consequentie zijn, en daarom vraag ik nogmaals aan de heer Hessels of hij bereid zou zijn om toch naar een oplossingsrichting te kijken zoals wij die in eerste termijn hebben besproken. Anders wil ik er zelf nog over nadenken of ik dit amendement blijf steunen.

De heerHessels(CDA)

De heer Crone is econoom, de heer De Krom is jurist en ik ben politicoloog en dus is het aan mij om voor te stellen dat wij daarop in het plenaire debat terugkomen.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik ben benieuwd wat daar allemaal uitkomt. In de kwestie van de eigendom zijn de heer Hessels en ik het geloof ik niet met elkaar oneens. Hij zegt dat wij het nu maar moeten regelen in het BW als geheel of dat wij het niet moeten regelen. Omdat het grensoverschrijdend is, lijkt het mij beter om het voorlopig nog maar niet te regelen. Ik ga absoluut aan de gang met mijn collega van Justitie om tot een regeling te komen voor het eigendomsrecht van al die buizen, maar het zou inderdaad branchevreemd zijn om het nu per rioolbuis in deze wet te willen regelen.

Dan kom ik bij de kwestie van de TSO en de flexibiliteit tegen een goede prijs. Mijn opvatting blijft dat er voor de korte termijn voldoende flexibiliteit is. Het betreft het amendement op stuk nr. 31 van de heer Hessels. DTe ziet toe op de tarieven van de netbeheerder en op de opslag. Ik denk dat wij allebei de markt willen helpen. Dat wil de heer Hessels en dat wil ik. Wij hebben elkaar al getroffen op het punt van de beurs. Daar zijn wij het nadrukkelijk over eens. Dat betreft het amendement van de heer De Krom. De markt zou er zeer mee geholpen zijn als er via een beurs meer volume op de markt kwam. Daarover zijn wij het eens. Dat houdt ook meer volume en flexibiliteit van de Gasunie in. Als wij afspreken dat een deel van de Gasunie via de beurs zou lopen, dient dat het flexibiliteitsaspect ook. Het voorstel van de heer Hessels is dat je de beurs juist de nek omdraait. Daarmee zou je voorstellen dat het deels via de beurs zou lopen, maar dat de netbeheerder voor een ander deel een geprivilegieerde positie heeft, nog even los van de internationale complicatie waar de heer De Krom het eerder over had. Ik wil u vragen om nog eens zorgvuldig naar artikel 66a te kijken. Het biedt namelijk de mogelijkheid ervoor te zorgen dat je zoveel mogelijk langs de beurs kunt krijgen. Ik wil daar zo nodig ook gebruik van maken. Artikel 66a voorziet in een zeer ruime bevoegdheid. Mijn conclusie is dat wij beiden een marktconforme oplossing nastreven. Wij willen allebei dat er marktconformiteit komt en dat er meer wordt geïnvesteerd, maar ik heb het signaal gegeven dat er niet geïnvesteerd zal worden als wij een soort voorgesorteerde positie geven aan de netbeheerder. Ik wil eigenlijk verder gaan dan de heren. Bovendien meen ik dat ik het probleem met een sterke markt en een sterke overheid op een meer coherente manier kan regelen. Ik weet niet of wij nog willen terugkomen op dit punt.

De heerCrone(PvdA)

Ja, ik denk volgende week. Als u het toch al opschrijft, wil ik nog wel eens zien wat voor vernieuwing er rondom artikel 66a tot stand is gekomen. Wellicht dat dit een deel van ons probleem oplost.

MinisterBrinkhorst

Dan kom ik bij de heer Crone en het amendement op stuk nr. 21 over het vangnet. Of wij treffen elkaar hierin, of wij kijken nog even na wat wij kunnen doen. Ik blijf het niet erg onredelijk vinden dat wij in beginsel zeggen dat degene die verantwoordelijk is voor zijn energie ook maar zelf naar de sociale diensten, de netbeheerder en de schuldhulpverlener toe gaat. Ik zei al dat er interne regels bestaan. Wij vragen de beheerder om daar zorgvuldig mee om te gaan, maar ik kijk wel waar wij op uitkomen. Het is geen punt waarover wij de messen hoeven te trekken. Ik hoop dat zij in redelijkheid het probleem kunnen oplossen.

Dan kom ik bij de grens van 1000 kW. Het gaat niet om de hoeveelheid, maar om het opwekvermogen van de installatie. Dat wordt eenmalig vastgelegd. 1000 kW is een flink aantal zonnepanelen. De bedoeling is dat alleen heel kleine opwekkers van het voordeel gebruik kunnen maken. Ik blijf er de voorkeur aan geven dat het amendement op dit punt wordt aangepast, maar ook daarover is misschien nog contact mogelijk.

Over de eigendomskwestie heeft de heer Crone al gezegd dat hij dat niet zal doen. Hij wil nog bezien wat hij doet met de aandelen van de niet-energieleverende bedrijven.

Dan is er nog het punt van de maximumprijzen. Ik begrijp dat de heer Crone zich zorgen maakt over het feit dat er maar een keer per jaar een tarief bekend is van de leverancier. Je kunt het ook anders zien. In verband met het toezicht op de wet heeft DTe de bevoegdheid om informatie op te vragen bij de marktpartijen. DTe kan te allen tijde prijzen opvragen bij leveranciers om in te grijpen bij onredelijke prijzen. DTe heeft een methodiek ontwikkeld om te bepalen wat een redelijk tarief is, zodat zo nodig het instrument van de maximumprijs kan worden ingezet. Ik weet ook dat DTe in dat kader periodiek de tarieven van de vergunninghouders opvraagt en dat zal men natuurlijk ook doen in het geval van specifieke klachten of signalen uit de markt. Wat mij betreft, hoeft de wet niet te worden aangescherpt om effectief te kunnen optreden bij onredelijke prijzen van leveranciers.

Dan kom ik ten slotte bij mevrouw Gerkens. Over de beurs zijn wij het eens. Zij heeft vastgehouden aan het tuinbouwamendement. Ik heb daar mijn oordeel over gegeven. Over het amendement op stuk nr. 17 ten aanzien van de leveranciers met marktmacht heb ik net met de heer Crone gediscussieerd. Een punt dat ik bepaald ongewenst vind aan dit amendement, is dat leveranciers met marktmacht in binnen- of buitenland niet zouden mogen toetreden tot de Nederlandse markt voor levering. Dat betekent dat je toetreding tot de leveranciersmarkt in beginsel uitsluit voor RWE, Electrabell, Électricité de France en EON, die trouwens op dit moment als producent al op de markt zijn in Nederland. Dat zou ik een ongewenste concurrentiebeperking vinden. Ik acht het dan ook niet wenselijk dit amendement aan te nemen. Ik blijf van mening dat wij effectievere methodes hebben. Ik zeg mevrouw Gerkens graag toe dat ik nog een brief stuur over de Europese commissaris Monti, die inderdaad met zoveel worden heeft gezegd dat hij tegen ongeoorloofde concurrentie wil optreden, maar dat is geen argument voor mij om het amendement in tweede instantie te aanvaarden.

De heerHessels(CDA)

Ik mis nog een reactie van de minister op het feit dat er bij de gereguleerde toegang zoals deze nu in het wetsvoorstel staat, de mogelijkheid gemist wordt voor bezwaar en beroep bij het CBB.

MinisterBrinkhorst

U wijst mij op een omissie. Wij komen er in de brief op terug.

De voorzitter:

Wij zijn aan het einde gekomen van dit langdurige, maar nuttige wetgevingsoverleg. Volgende week donderdagavond is de plenaire afronding gepland. In verband daarmee verzoek ik de minister dringend ervoor te zorgen dat wij woensdag uiterlijk om 12.00 uur de betreffende brief ontvangen, zodat wij ons goed kunnen voorbereiden op de plenaire afronding.

Sluiting 18.40 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven