nr. 29
AMENDEMENT VAN DE LEDEN HESSELS EN CRONE
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I vervalt onderdeel Ga.
II
Artikel II, onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
Na punt 1 wordt een nieuw punt ingevoegd, luidende:
1a. In het eerste lid, onderdeel d, wordt zinsnede «met uitzondering
van de leidingen, hulpmiddelen en installaties van een afnemer die gelegen
zijn binnen een terrein dat eigendom is van deze afnemer en die uitsluitend
dienen voor het transport van gas voor eigen verbruik door die afnemer of
voor verbruik door anderen die op dat terrein gevestigd zijn» door:
behoudens voor zover deze leidingen en hulpmiddelen zijn gelegen binnen de
installatie van een afnemer.
III
In artikel II vervalt onderdeel Aa.
IV
Aan artikel Va wordt voor onderdeel A ingevoegd een nieuw onderdeel aA,
luidende:
aA
Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 20 wordt, onder plaatsing van het cijfer 1. voor de bestaande
tekst, een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, berust de eigendom van een samenstel
van één of meer leidingen en de daarbij behorende hulpmiddelen
gelegen in, op of boven de grond van anderen bij degene die deze leidingen
en hulpmiddelen heeft aangelegd dan wel bij diens rechtsopvolger, behoudens
voor zover die leidingen en hulpmiddelen zijn gelegen in gebouwen of werken
van een ander.
V
Artikel Vb vervalt.
Toelichting
De toenemende onduidelijkheid over de eigendom van leidingnetten, mede
ten gevolge van gerechtelijke uitspraken, en gelet op de grote economische
waarde die leidingnetten vertegenwoordigen, is het wenselijk in het Burgerlijk
Wetboek een algemene regeling voor eigendom van leidingnetten op te nemen.
De eigendom van leidingen en hulpmiddelen die als een zelfstandig netwerk
kunnen worden beschouwd, komt op grond van het voorgestelde wetsartikel te
berusten bij de persoon (of diens rechtsopvolger) die het netwerk heeft aangelegd.
Een uitzondering geldt voor de tot een netwerk behorende leidingen en hulpmiddelen
die zijn gelegen in een gebouw of werk van een derde. De eigendom van de tot
een netwerk behorende leidingen en hulpmiddelen gelegen in een gebouw of werk
dat toebehoort aan een derde berust bij de eigenaar van het gebouw of werk,
tenzij de aanlegger van het netwerk voor deze leidingen en hulpmiddelen een
opstalrecht heeft gevestigd.
Hessels
Crone