29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 20
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 mei 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel Ga, artikel 9b, wordt «dan wel bij diens rechtsopvolger» vervangen door: dan wel bij degene aan wie het net rechtsgeldig is overgedragen.

B

Artikel I, onderdeel KK, komt te luiden:

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. Onze Minister verzoekt de directeur van de dienst om advies over het ontwerp van de in artikel 31, eerste lid, bedoelde regels en stelt de netbeheerders en de representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt in de gelegenheid hun zienswijze over het ontwerp van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31, te geven.

2. In de toelichting bij de ministeriële regeling geeft Onze Minister aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de zienswijzen die de netbeheerders en representatieve organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.

3. De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren, bedoeld in de artikelen 27 en 32, eerste lid.

4. In de voorstellen die aan de directeur van de dienst worden gezonden met betrekking tot de tariefstructuren, bedoeld in de artikelen 27 en 32, eerste lid, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het derde lid, naar voren hebben gebracht.

C

Artikel I, onderdeel WW, artikel 77i, eerste lid, komt te luiden:

1. De directeur van de dienst kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:

a. de artikelen 4a, derde lid, 7, tweede lid, 11a, tweede lid, 11b, derde lid, 12, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen g, k en l, en tweede lid, onderdeel g, 16a, 16b, 17a, derde en vierde lid, 18, derde lid, 19b, 19c, 19d, 19e, 24, tweede lid, 24a, 38, derde lid, 39, 42, derde lid, 68, tweede lid, 71, 72l, 72z, 78, tweede lid, 95b, tweede lid, en 95k, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en

b. de artikelen 5, zevende lid, 10, tweede en derde lid, 10a, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, 11a, zesde lid, 11b, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en h tot en met j, tweede lid, onderdelen a tot en met f, vierde lid en zevende lid, 17, 17a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 19, 19a, 20, derde lid, 21, 23, 24, eerste en derde lid, 24b, 31a, eerste en tweede lid, 31b, 43, 44, 45, 46, 47, 68, eerste lid, 79, 84, 86, 86d, 86e, 93b, 95a, eerste lid, 95b, eerste en vijfde lid, 95f, tweede lid en 95l de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

D

In artikel I, onderdeel CCCa, wordt na artikel 86d een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 86e

1. Onze Minister kan in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van elektriciteit een of meer rechtspersonen aanwijzen die tot taak hebben een elektriciteitsbeurs tot stand te brengen en in stand te houden.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

a. de in het eerste lid bedoelde aanwijzing;

b. het beursreglement;

c. de vertrouwelijkheid en de geheimhouding van gegevens;

d. de samenwerking met derden.

E

In artikel I wordt na onderdeel EEE een onderdeel ingevoegd, luidende:

EEEa

Na artikel 93a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 93b

1. Een net waarvoor een netbeheerder als bedoeld in artikel 10, derde lid, is aangewezen wordt niet beschikbaar gesteld als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.

2. Er worden ten behoeve van derden geen rechten gevestigd op basis van de toekomstige inkomsten uit een net waarvoor een netbeheerder is aangewezen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.

F

Artikel I, onderdeel HHH, komt te luiden:

HHH

Aan artikel 95b, eerste lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 95l. Artikel 26a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

G

Na artikel I, onderdeel LLL, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

LLLa

Na artikel 95k wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1c. Consumentenbescherming

Artikel 95l

1. Het is verboden oneerlijke en misleidende verkoopmethoden te hanteren voor de levering en het transport van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.

2. De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.

3. Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen verkrijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van elektriciteit.

4. Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over consumentenbescherming.

H

In artikel II, onderdeel Aa, artikel 1a, wordt «dan wel bij diens rechtsopvolger» vervangen door: dan wel bij degene aan wie het net rechtsgeldig is overgedragen.

I

In artikel II, onderdeel C, artikel 2b, vijfde lid, wordt voor de punt aan het einde van dit lid toegevoegd: voor artikel 3, tweede lid, onderdeel d, en 4, eerste lid, waar het betreft de verhouding tussen de eigenaar van het in het eerste lid bedoelde gastransportnet en de interconnector-beheerder.

J

In artikel II, onderdeel O, artikel 10a, wordt in het eerste lid, onder vervanging van «, en» aan het einde van onderdeel c door een komma en onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. voorzieningen te treffen, gericht op de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit met het oog op voldoende transportzekerheid.

K

In artikel II, onderdeel Q, vervalt «berekeningsmethodiek van de».

L

Artikel II, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 12, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid en in artikel 13 wordt «berekeningsmethodiek van de tarieven» telkens vervangen door: tarieven.

2. In artikel 13, derde lid, wordt «goedkeuring aan de berekeningsmethodiek» vervangen door: goedkeuring aan de tarieven.

3. In artikel 13, zevende lid, vervalt «, en de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven ».

4. Aan artikel 13 worden twee leden toegevoegd, luidende:

8. De netbeheerder onderscheidenlijk het LNG-bedrijf voert overleg met representatieve organisaties van netgebruikers over de tarieven en voorwaarden.

9. In de tarieven en voorwaarden die aan de directeur worden gezonden, geeft een netbeheerder onderscheidenlijk het LNG-bedrijf aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het achtste lid, naar voren hebben gebracht.

M

Artikel II, onderdeel S, artikel 14, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «berekend op basis van een berekeningsmethodiek die, alsmede tegen voorwaarden die» vervangen door: berekend op basis van tarieven en voorwaarden die.

2. In het tweede lid wordt «berekeningsmethodiek» telkens vervangen door: tarieven

N

Artikel II, onderdeel T, onder 1, komt te luiden:

1. De aanhef komt te luiden:

1. Een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten uit te voeren dan wel het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten verrichten onder voorwaarden die afwijken van de voorwaarden, vastgesteld op grond van artikel 13, indien:.

O

In artikel II, onderdeel HH vervalt «de berekeningsmethodiek van».

P

Artikel II, onderdeel KK, komt te luiden:

KK

Aan artikel 44, eerste lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn het bepaalde bij of krachtens artikel 52b. Artikel 14, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Q

In artikel II wordt na onderdeel MM een onderdeel ingevoegd, luidende:

MMa

Artikel 51a vervalt.

R

In artikel II wordt na onderdeel NN een onderdeel toegevoegd, luidende:

NNa

Na artikel 52a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5.3a. Consumentenbescherming

Artikel 52b

1. Het is verboden oneerlijke en misleidende verkoopmethoden te hanteren voor de levering en het transport van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.

2. De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.

3. Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen krijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van gas.

4. Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over consumentenbescherming.

S

Artikel II, onderdeel UU, artikel 60ad, eerste lid, komt te luiden:

1. De directeur kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:

a. de artikelen 3c, derde lid, 4, eerste en tweede lid, 10, tweede lid en derde lid, onderdeel b, 10c, derde en vierde lid, 10d, derde lid, 11, derde lid, 13, zevende lid, 17a, 18b, tweede en derde lid, 18g, vierde lid, 34, tweede lid, 35, 35b, 35c, 35d, 35e, 40, tweede lid, 42, 44, tweede lid, 52a, derde lid, 56, 82, eerste en vierde lid, en 83, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en

b. de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en derde lid, 3a, derde lid, 3b, eerste en tweede lid, 3c, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 8, 9a, 10, eerste lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 10a, eerste, tweede en derde lid, 10b, 10c, eerste en tweede lid, 10d, eerste lid, 11, eerste, tweede en zesde lid, 13, eerste, tweede en vijfde lid, 17b, 18a, tweede lid, 18b, eerste lid, 18g, eerste tot en met derde lid, 32, 35a, 37, 39, tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 43, eerste lid, 44, eerste en vijfde lid, 47, tweede lid, 48, 51, 52b, 60, derde lid, 63, 66a, 66b, 72, 73, vierde lid, 79 en 85b de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

T

In artikel II, onderdeel YYa, wordt na artikel 66a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 66b

1. Onze Minister kan in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van gas een of meer rechtspersonen aanwijzen die tot taak hebben een gasbeurs tot stand te brengen en in stand te houden.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

a. de in het eerste lid bedoelde aanwijzing;

b. het beursreglement;

c. de vertrouwelijkheid en de geheimhouding van gegevens;

d. de samenwerking met derden.

U

In artikel II wordt na onderdeel JJJ een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

JJJa

Na artikel 85a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 85b

1. Een gastransportnet waarvoor een netbeheerder, niet zijnde een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is aangewezen wordt niet beschikbaar gesteld als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.

2. Er worden geen rechten gevestigd op basis van de toekomstige inkomsten uit een gastransportnet waarvoor een netbeheerder is aangewezen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.

V

Aan artikel III wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 12 vervalt

W

In artikel IV wordt «de Gaswet, de artikelen 4, eerste lid, 7, eerste lid, 8, 11, eerste lid, 12, eerste en vierde lid, 13, derde lid, 18, eerste lid, 19, tweede lid, 21, eerste lid, 25, eerste lid, 28, 29, 30, eerste lid, 32, 33, 34, tweede lid, 35, 36, 37, 38, 43, eerste lid, 44, 48, 56, 72, eerste lid, 73, vierde lid, 78, tweede lid, 79 en 82» vervangen door: de Gaswet, de artikelen 4, eerste lid, 7, eerste lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste en vierde lid, 13, derde lid, 18, eerste lid, 19, tweede lid, 21, eerste lid, 25, eerste lid, 28, 29, 30, eerste lid, 32, 33, 34, tweede lid, 35, 36, 37, 38, 43, eerste lid, 44, 48, 51a, eerste lid, 56, 72, eerste lid, 73, vierde lid, 78, tweede lid, 79 en 82.

X

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

De bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

1. De zin «De artikelen 11, vijfde lid, en 16 van de Gaswet» wordt vervangen door: De artikelen 11, vijfde lid, 16, 60ac en 60ad van de Gaswet.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel 16 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

17. De artikelen 77h en 77i van de Elektriciteitswet 1998.

Y

In artikel Vb wordt «dan wel bij diens rechtsopvolger» vervangen door: dan wel bij degene aan wie het net rechtsgeldig is overgedragen.

Z

Aan artikel VI wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. Het in artikel I, onderdeel EEEa, opgenomen artikel 93b geldt uitsluitend voor overeenkomsten, gesloten op of na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel EEEa, in werking treedt.

AA

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel VII, derde lid, komt te luiden:

3. In afwijking van artikel 13, eerste en vierde lid, van de Gaswet worden in het jaar waarin artikel II, onderdeel R, in werking treedt de in artikel 13, eerste lid, bedoelde tarieven voor 1 november ingediend en beslist de directeur binnen vier weken na ontvangst omtrent de goedkeuring van de tarieven.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Het in artikel II, onderdeel JJJa, opgenomen artikel 85b geldt uitsluitend voor overeenkomsten, gesloten op of na het tijdstip waarop artikel II, onderdeel JJJa, in werking treedt.

BB

Aan artikel VIII wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Onder economische eigendom van een net, bedoeld in het tweede lid, wordt mede verstaan een recht van gebruik van het net op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst en onder degene die de economische eigendom verkrijgt, bedoeld in het derde lid, wordt mede verstaan degene die het recht verkrijgt om het net te gebruiken op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

In het nader verslag heeft de Tweede Kamer op een aantal punten vragen gesteld, die aanleiding zijn geweest om bepalingen in dit wetsvoorstel nader te bezien. Ook de gedachtewisseling met de Tweede Kamer op donderdag 29 april en de aankondiging van diverse amendementen, heeft mij er toe gebracht enkele onderwerpen opnieuw te bezien. Dit heeft geleid tot de volgende wijzigingen, waarop ik in de artikelsgewijze toelichting bij deze nota van wijziging nader zal ingegaan.

1. Het opnemen van een bepaling in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet met als strekking dat het verboden is een net of toekomstige inkomsten uit een net te gebruiken voor het aantrekken van financiële middelen, tenzij deze financiële middelen worden aangewend voor het netbeheer.

2. Consumentenbescherming krijgt een meer expliciete plaats in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en de kernbepalingen hieromtrent uit de richtlijnen worden in deze wetten opgenomen.

3. Het versterken van de rol van de representatieve organisaties op de elektriciteits- en gasmarkt bij de totstandkoming van de door netbeheerders gehanteerde tarieven en voorwaarden.

4. Het opnemen in de wet van een mogelijkheid een elektriciteitsbeurs en een gasbeurs in het leven te roepen.

5. Het ondubbelzinnig kiezen voor gereguleerde toegang in de Gaswet door te bepalen dat de tarieven worden goedgekeurd in plaats van de berekeningsmethodiek van de tarieven.

Voorts zijn enkele aanvullende wijzigingen, overwegend van technische aard, opgenomen. De belangrijke wijzing hierbij betreft het wijzigen van de artikelen 10 en 15 van de Gaswet en het in samenhang hiermee schrappen van artikel 51a van de Gaswet. Waar nodig zal in de artikelsgewijze toelichting op de technische wijzigingen worden ingegaan.

II. ARTIKELEN

Onderdeel A, H en Y

Met deze wijziging is een verbetering in de formulering van dit artikel beoogd. Met «rechtsopvolger» kan zowel een rechtsopvolger onder algemene titel als onder bijzondere titel worden bedoeld. Voor een rechtsopvolger onder algemene titel heeft de oorspronkelijke toevoeging geen betekenis: het feit dat deze gerechtigd is tot het net vloeit reeds voort uit het begrip verkrijging onder algemene titel. Voor gerechtigdheid tot het net van de rechtsopvolger onder bijzondere titel is nodig dat er daadwerkelijk een juridisch geldige overdracht tussen de betrokken partijen heeft plaatsgevonden. De nieuwe zinsnede brengt dit beter tot uitdrukking.

Onderdeel B en L, onder 4

In de schriftelijke en mondelinge gedachtewisseling met de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel is gebleken dat er brede steun bestond voor een wettelijke regeling inzake de betrokkenheid van representatieve organisaties bij de totstandkoming van tarieven en voorwaarden voor het transport van elektriciteit en gas. Hoewel ik zeer hecht aan overleg met de representatieve organisaties, achtte ik het niet bezwaarlijk, maar onnodig, dit wettelijk te verankeren. Aangezien mijn indruk is dat de Tweede Kamer er aan hecht de rol van de representatieve organisaties bij de totstandkoming van voorwaarden en tarieven voor netbeheer wettelijk te verankeren, heb ik besloten dit in deze nota van wijziging op te nemen.

In het oorspronkelijke artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998 werden representatieve organisaties betrokken bij zowel de tariefstructuren als de voorwaarden. Met het in deze nota van wijziging voorgestelde artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998 wordt hier weer in voorzien. Nu voor de tariefstructuren en de voorwaarden verschillende procedures gelden, wordt de betrokkenheid van representatieve organisaties bij deze twee zaken op een verschillende wijze geregeld. In de eerste plaats wordt met betrekking tot de voorwaarden vastgelegd dat de representatieve organisaties hun zienswijze kunnen geven over de ministeriële regeling zoals omschreven in artikel 31. Deze ministeriële regeling zal bepalend zijn voor de voorwaarden die netbeheerders zullen hanteren. Voor de tariefstructuren brengt dit wetsvoorstel geen wijziging in de tot op heden bestaande systematiek. In het voorgestelde artikel 33, derde en vierde lid, zijn bepalingen opgenomen die nauw aansluiten bij het oorspronkelijke artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998.

In het wetsvoorstel was reeds voorzien in een betrokkenheid van de representatieve organisaties bij de ministeriële regeling, bedoeld in het voorgestelde artikel 12 van de Gaswet (zie artikel 12, tweede lid). In dit wetsvoorstel was de bestaande rol van de representatieve organisaties bij de voorstellen van de netbeheerder voor de tarieven aanvankelijk geschrapt. Deze bepaling is nu als achtste lid aan artikel 13 toegevoegd. Om dit zo veel mogelijk op een soortgelijke wijze te regelen als in de Elektriciteitswet 1998, is ook een nieuw negende lid toegevoegd, dat aangeeft dat de netbeheerder in zijn voorstellen ingaat op de zienswijze van de organisaties. In de Gaswet worden, anders dan ingevolge de Elektriciteitswet 1998, geen voorstellen gedaan door gezamenlijke netbeheerders. Daarom is niet voorzien in overleg tussen de representatieve organisaties en gezamenlijke netbeheerders, maar zijn individuele netbeheerders gehouden te overleggen met representatieve organisaties. Dit laat onverlet dat ook gasnetbeheerders er voor kunnen kiezen gezamenlijk overleg te voeren met de representatieve organisaties.

Onderdeel C, I, S, W, X,

Met de wijziging van deze artikelen zijn enkele technische fouten hersteld, voornamelijk in de sfeer van verwijzingen. In het voorgestelde artikel 2b van de Gaswet zijn enkele aanvullingen opgenomen om te voldoen aan de eisen van de tweede gasrichtlijn (artikel 2b, vierde lid) en om duidelijker aan te geven waar de van overeenkomstige toepassingverklaring van een aantal artikelen voor de interconnector-beheerder betrekking op heeft.

Als gevolg van de wijziging van artikel V staat nu buiten twijfel dat zowel voor beschikkingen tot het opleggen van een last onder dwangsom als voor beschikkingen tot het opleggen van een bestuurlijke boete hoger beroep mogelijk is bij het College van beroep voor het bedrijfsleven. Dit is vanuit een oogpunt van rechtseenheid wenselijk.

Onderdeel D en T

Mede naar aanleiding van vragen en opmerkingen hieromtrent van de zijde van de Tweede Kamer, meen ik dat het nuttig is om de mogelijkheid op te nemen om op basis van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet een elektriciteits- of gasbeurs in te stellen. De voorgestelde artikelen 86e van de Elektriciteitswet 1998 en 66b van de Gaswet strekken hiertoe.

Het instellen van een elektriciteits- of gasbeurs sluit goed aan bij mijn streven een transparante en liquide markt voor elektriciteit en gas te bevorderen. Ook van de zijde van de DTe is in het advies over liquiditeit het belang van een beurs onderstreept. Hiervoor heb ik in de eerste nota van wijziging reeds een nieuw artikel in de Elektriciteitswet 1998 (artikel 86d) en de Gaswet (artikel 66a) voorgesteld. In aanvulling hierop is in deze nota van wijziging de mogelijkheid opgenomen om één of meer rechtspersonen aan te wijzen die tot taak hebben een elektriciteits- of gasbeurs in stand te houden. Deze taak is, anders dan het huidige artikel 16, tweede lid, onderdeel e, niet exclusief. Ook als de Minister van Economische Zaken van deze bevoegdheid gebruik maakt, zullen er andere beurzen kunnen (blijven) bestaan. Wel wordt door de bevoegdheid deze beurzen aan te wijzen, verzekerd dat, mochten er niet (meer) dergelijke beurzen bestaan terwijl dit uit een oogpunt van een goede werking van de markt wel wenselijk is, deze beurzen er wel zullen komen.

Indien de Minister van Economische Zaken één of meer rechtspersonen aanwijst voor het oprichten en instandhouden van een elektriciteits- of gasbeurs, is het van belang dat de randvoorwaarden van deze beurs geregeld kunnen worden. Het tweede lid van de voorgestelde artikelen 86e van de Elektriciteitswet 1998 en 66b van de Gaswet biedt de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent een beurs.

Onderdeel E, U, Z en AA, onder 2

Om de onafhankelijkheid van de netbeheerder te vergroten is een bepaling over het beschikbaar stellen van financiële of andere middelen opgenomen. De voorgestelde artikelen 93b van de Elektriciteitswet 1998 en 85b van de Gaswet bepalen dat het verboden is een net waarvoor een netbeheerder is aangewezen beschikbaar te stellen als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen, tenzij deze middelen zullen worden aangewend voor het netbeheer. Ook mogen geen rechten worden gevestigd op basis van de toekomstige inkomsten uit een net waarvoor een netbeheerder is aangewezen. Uitzondering hier is ook weer de situatie dat deze middelen worden aangewend voor het netbeheer. Deze bepalingen zijn opgenomen met het oog op de voorgenomen wijzigingen in de bedrijfsstructuur van regionale energiebedrijven, en zijn bedoeld om de status quo die er op dit moment is te handhaven totdat wetgeving voor deze bedrijven gereed is, zoals aangekondigd in mijn brief van 31 maart 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 982, nr. 18). De bepalingen gelden voor alle regionale netten waarvoor een netbeheerder is aangewezen, en dus niet voor netten waar bij voorbeeld op basis van artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 of het voorgestelde artikel 2a van de Gaswet ontheffing is verleend van de verplichting een netbeheerder aan te wijzen.

De voorgestelde artikelen 93b van de Elektriciteitswet 1998 en 85b van de Gaswet hebben geen betrekking op reeds gesloten overeenkomsten. Dit is vastgelegd in het voorgestelde artikel VI, dertiende lid, en artikel VII, tiende lid. Thans gelden niet soortgelijke regels over het belenen van het net. Om deze reden worden de bestaande verplichtingen, onder andere uit hoofde van cross border lease transacties, gerespecteerd.

Onderdeel F, G, P en R

Met de Tweede Kamer hecht ik een groot belang aan een goede bescherming van de consument. Het uitgangspunt van de tweede elektriciteitsrichtlijn en de tweede gasrichtlijn, namelijk dat er gestreefd moet worden naar een hoog niveau van consumentenbescherming, deel ik dan ook volledig. Aanvankelijk heb ik er voor gekozen de implementatie van de richtlijnen op dit punt vorm te geven via een ministeriële regeling. Mede door de gedachtewisseling met de Tweede Kamer ben ik tot het inzicht gekomen dat het wenselijk is om de kern van de bepalingen met betrekking tot de consumentenbescherming in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet op te nemen. Ik heb hiertoe zowel in de Elektriciteitswet 1998 als in de Gaswet een apart artikel opgenomen over consumentenbescherming (zie het voorgestelde artikel 95l van de Elektriciteitswet 1998 en het voorgestelde artikel 52b van de Gaswet). In de eerste plaats implementeren deze artikelen de kernbepalingen van de richtlijnen met betrekking tot consumentenbescherming. Vervolgens heb ik de mogelijkheid opgenomen om ter implementatie van de richtlijnen, nadere regels te stellen over consumentenbescherming. De DTe heeft de bevoegdheid om toe te zien op de naleving van deze artikelen en kan bij overtreding van deze artikelen een boete of een last onder dwangsom opleggen.

In samenhang met de hierboven beschreven wijzigingen zijn de oorspronkelijk in artikel 95b van de Elektriciteitswet 1998 en het in artikel 44 van de Gaswet voorgestelde delegatiebases voor een ministeriële regeling ter implementatie van de consumentenbepalingen in de richtlijnen, vervallen.

Onderdeel J, N en Q

Het voorgestelde artikel 10a, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet strekt ertoe dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voorzieningen moet treffen die de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit voor anderen mogelijk maken. De betrouwbaarheid van de gasvoorziening is daarmee gediend. Dit staat naast de taak van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet om voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid. Deze taak is uitgewerkt in het Besluit leveringszekerheid Gaswet. Het document waarin een netbeheerder bij de directeur van de DTe onder andere aannemelijk dient te maken dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voldoen aan de voorziene behoefte aan transportcapaciteit (zie het voorgestelde artikel 8 van de Gaswet), kan bij de uitvoering van deze taak een hulpmiddel zijn. Uiteraard ontslaat deze wettelijke taak van de landelijk netbeheerder de netgebruikers (leveranciers, afnemers, handelaren) niet van de verplichting zelf zorg te dragen voor het tijdig contracteren van voldoende transportcapaciteit vanuit de verantwoordelijkheid die zij dragen voor hun eigen gasvoorziening en die van hun klanten.

In aansluiting hierop wordt voorgesteld artikel 15 te wijzigen in die zin dat netbeheerders en LNG-bedrijven afwijkende voorwaarden kunnen stellen aan transportverzoeken. Dit in aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheid dergelijke verzoeken te weigeren. Bij afwijkende voorwaarden kan gedacht worden aan een latere ingangsdatum, een minimumcontractduur of extra kwaliteitseisen. Door de combinatie met het voorgestelde artikel 10a, eerste lid, onderdeel e, zal het alleen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn die afwijkende voorwaarden kan stellen indien dit nodig is ter vervulling van de taak om voorzieningen te treffen in het kader van de transportzekerheid.

Artikel 51a geeft de Minister van Economische Zaken de bevoegdheid om in verband met een betrouwbare energievoorziening een gastransportbedrijf op te dragen een of meer gastransporten met voorrang uit te voeren. Op deze bepaling ben ik nader ingegaan bij brief van 1 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 174 nr. 59), waarin ik onder meer aangaf dat er belangrijke praktische bezwaren kleven aan de geboden bevoegdheid. Ook is aangegeven dat het bij artikel 51a gaat om een ex post bevoegdheid: de Minister van Economische Zaken kan een «voorrangsopdracht» pas geven indien er reden is te veronderstellen dat de betrouwbare energievoorziening in gevaar komt door reeds overeengekomen gastransporten. Bij brief van 27 april 2004 (met nr. 129 601.29) zijn enkele nadere vragen gesteld over de criteria voor het gebruik van artikel 51a van de Gaswet en de Europese aspecten. Mede naar aanleiding van deze vragen ben ik van mening dat het doel van artikel 51a beter bereikt kan worden door de in deze nota van wijziging voorgestelde wijziging van de artikelen 10a en 15 van de Gaswet. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid problemen te voorkomen, waar artikel 51a een met praktische bezwaren omkleedde mogelijkheid biedt om na het ontstaan van problemen te reageren. Deze oplossing is ook geheel in lijn met de tweede gasrichtlijn. Om deze reden heb ik er voor gekozen het doel van de bepaling van artikel 51a Gaswet zodanig te regelen dat de verantwoordelijkheid wordt gelegd waar deze het beste past, namelijk bij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en deze te formuleren als een ex ante bevoegdheid. De bevoegdheid op grond van artikel 51a kan daarom vervallen.

Onderdeel K, L, onder eerste tot en met derde, M, O en AA, onder 1

Zonder met dit wetsvoorstel en deze nota van wijziging de bedoeling te hebben de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet vergaand te harmoniseren, acht ik het, mede naar aanleiding van opmerkingen die in het overleg over dit wetsvoorstel op 29 april 2004 zijn gemaakt, verstandig op één punt deze wetten nauwer bij elkaar aan te laten sluiten. Het gaat hier om de wijze waarop het systeem van gereguleerde toegang tot de gasnetten in de Gaswet is vormgegeven.

In de Elektriciteitswet 1998 is gekozen voor een systeem van gereguleerde toegang voor zowel groot- als kleinverbruikers, waarbij de tarieven voor toegang tot het net vooraf worden vastgesteld. Voor kleinverbruikers bestaat ook in de Gaswet reeds een systeem van gereguleerde toegang met vooraf vastgestelde tarieven (artikel 80 en volgende van de Gaswet). Voor andere afnemers dan kleinverbruikers is in dit wetsvoorstel in eerste instantie, als gevolg van de tweede gasrichtlijn, gekozen voor een systeem van beperkt gereguleerde toegang tot de gasnetten door, in overeenstemming met de tweede gasrichtlijn, te bepalen dat de berekeningsmethodiek van de tarieven moet worden goedgekeurd door de directeur DTe. Van de zijde van de Tweede Kamer is gebleken dat de voorkeur bestaat voor een duidelijk systeem van gereguleerde toegang.

In de eerder voorgestelde artikelen 12 en 13 van de Gaswet is wat betreft de toegangsregulering van gastransportnetten sprake van enige onderhandelingsruimte voor afnemers van transportdiensten aangezien de berekeningsmethodiek van de tarieven door de directeur DTe wordt goedgekeurd, en niet de tarieven zelf. In artikel II, onderdeel R, wordt thans voorgesteld om niet langer de berekeningsmethodiek van de tarieven goed te keuren, maar de tarieven zelf. Hiermee wordt duidelijker dat er ook bij gas sprake is van gereguleerde toegang tot het gasnet. In de regeling, bedoeld in het voorgestelde artikel 12, eerste lid, van de Gaswet, kunnen hierover nadere regels worden opgenomen.

Onderdeel V

Dit onderdeel strekt er toe artikel 12 van de Wet energiedistributie te laten vervallen. Het voorgestelde artikel 1 van de Wet energiedistributie, in samenhang met artikel 12 van deze wet, leidt ertoe dat een bedrijf dat zich bezig houdt met levering van gas en elektriciteit, geen activiteiten mag verrichten waarmee in concurrentie wordt getreden met anderen, tenzij het een van de activiteiten betreft genoemd in het eerste lid. Ook is het volgens het derde en vierde lid van artikel 12 Wet energiedistributie voor een dergelijke leverancier verboden een tot hetzelfde concern behorend bedrijf dat andere activiteiten dan energielevering verricht toe te staan zijn naam of beeldmerk te gebruiken.

Aangezien energielevering na volledige opening van de markt voor levering van gas en elektriciteit niet langer een monopolie-activiteit is, zie ik niet langer noodzaak deze bepaling te handhaven en acht het zelfs onnodig beperkend voor marktpartijen. Dit geldt niet voor netbeheerders, die monopolist zullen blijven. Dit is de reden waarom in de Elektriciteitswet 1998 en nu ook in de Gaswet een verbod is opgenomen op onder andere het door netbeheerders verrichten bepaalde activiteiten waarmee zij in concurrentie treden.

Onderdeel BB

Aan het overgangsrecht, opgenomen met het oog op de huidige cross border lease transacties, wordt een technische aanvulling gedaan om te voorkomen dat een lacune in deze regeling ontstaat. Bereikt wordt zo dat de «grace period» van het tweede lid van artikel VIII ook geldt voor situaties waarin een ander dan de netbeheerder, op basis van bestaande transacties, dient te beschikken over een gebruiksrecht op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of soortgelijke overeenkomsten.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven