29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (wijziging Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 14
NADER VERSLAG

Vastgesteld 13 april 2004

Na kennis te hebben genomen van de door de regering toegezonden nota naar aanleiding van het verslag inzake bovengenoemd wetsvoorstel, alsmede de aard en inhoud van de daarbij gevoegde nota van wijziging en het advies van de Raad van State ter zake bleek er in de vaste commissie voor Economische Zaken1 behoefte te bestaan aanvullende vragen en opmerkingen ter beantwoording aan de regering voor te leggen.

I. INLEIDING

1. Doel en positionering wetsvoorstel

De beantwoording van de gestelde vragen door de regering in de nota naar aanleiding van het verslag heeft de zorgen van de leden van de CDA-fractie niet weggenomen. Met name maken zij zich zorgen over de positie van kleinverbruikers. Deze leden krijgen de indruk dat aanvullende bescherming in de vorm van wettelijke maatregelen gewenst is. Ook met het door de minister voorgestane systeem van toegang tot elektriciteits- en gasnetten, die naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie kan worden betiteld als een vorm van onderhandelde toegang, kan deze fractie zich niet verenigen. Tot slot constateren deze leden dat onvoldoende inzicht is gegeven in de uitgangspunten in de door de Minister op te stellen ministeriële regelingen inzake compensatie bij storingen, de switchverplichting en etikettering en de methodiek die de directeur DTe ten grondslag zal leggen aan de beoogde kwaliteitsregulering. Daarnaast geeft de nota van wijziging aanleiding tot het stellen van vragen.

De regering stelt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie ten onrechte dat aandeelhouders nagenoeg geen bevoegdheden hebben om te komen tot borging van publieke belangen. Is de regering ervan op de hoogte dat in het kader van het wetsvoorstel aanpassing structuurregeling de bevoegdheden van aandeelhouders aanzienlijk uitgebreid worden, en die van overheidsaandeelhouders in het bijzonder? Op grond van de nieuwe artikelen 155a en 265a van Boek 2 BW krijgt de overheidsaandeelhouder immers het recht leden van de raad van bestuur te kunnen benoemen en ontslaan. Een sterker zeggenschapsinstrument lijkt de leden van de PvdA-fractie nauwelijks denkbaar. Daarbovenop wordt ook de positie van de aandeelhouder in het algemeen versterkt. Zo krijgt de aandeelhouder het recht om commissarisbenoemingen te blokkeren, de raad van commissarissen heen te zenden bij disfunctioneren, en komt er een instemmingsrecht voor grote investeringen, fusies en overnames, en een instemmingsrecht voor het beloningsbeleid. Dit bovenop de sturing die gegeven kan worden via aanpassing van de vennootschapsstatuten waarin publieke belangen als doelstellingen van het ondernemingsbeleid kunnen worden opgenomen. Kan de regering aangeven waarom het bovenstaande niet is meegenomen in de beantwoording?

Deelt de regering de mening dat de wereld maar in beperkte mate maakbaar is met alleen maar wetten en regels? Dat sturing via wet- en regelgeving helemaal niet superieur hoeft te zijn aan sturing via eigendom, en dat een private eigenaar nooit helemaal kan worden uitgesloten van invloed, ook al niet omdat eigendom beschermd wordt, o.a. op basis van het eigendomsprotocol van het EVRM?

De leden van de VVD fractie kunnen zich op hoofdlijnen vinden in het wetsvoorstel. Graag zouden zij echter op verschillende punten een explicietere toelichting zien, mede gezien de belangen die gemoeid zijn met dit dossier. Deze leden danken de regering voor het voortvarend beantwoorden van de vragen. Op een aantal punten hebben de leden van de VVD-fractie aanvullende c.q. nieuwe vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en hebben een aantal opmerkingen te maken.

2. De bevoegdheidsverdeling tussen de Minister en de DTe

In het wetsvoorstel wordt aan de minister ten aanzien van verschillende onderwerpen de mogelijkheid toegekend bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. De leden van de CDA-fractie verwijzen in dit verband naar de voorgestelde compensatieregelingen bij leveringsonderbrekingen, de switchverplichting en de etikettering. Het is deze leden nog steeds niet duidelijk welke uitgangspunten ten grondslag zullen worden gelegd aan genoemde ministeriële regelingen.

Ook is er nog steeds geen duidelijkheid over de door de DTe te hanteren methode die ten grondslag zal worden gelegd aan het systeem van kwaliteitsregulering, zoals in het wetsvoorstel voorzien. Zij verzoeken de minister uitdrukkelijk meer duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de voorgenomen regelingen inzake compensatie, switchverplichting en de door de DTe te hanteren methodiek m.b.t. kwaliteitsregulering.

In het wetsvoorstel wordt het systeem van «gereguleerde toegang tot elektriciteitsnetten» verlaten en vervangen door een vorm van onderhandelde toegang. De gezamenlijke voorwaarden zullen worden vervangen door individuele voorwaarden van netbeheerders. Wel moeten de netbeheerders onderling hun voorwaarden afstemmen om een betrouwbare elektriciteitsvoorziening te waarborgen. Waarom kiest de minister voor een systeem waarbij netbeheerders ieder voor zich individuele voorwaarden gaan vaststellen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Hoe verhoudt dit systeem van individuele voorwaarden zich tot de noodzaak tot samenwerking tussen netbeheerders om een betrouwbare elektriciteitsvoorziening te waarborgen? Dwingt de voorgestelde methodiek netbeheerders niet tot het maken van (aanvullende) samenwerkingsafspraken?

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of de aanwijzingsbevoegdheid op basis van artikel 6 Elektriciteitswet ook zal blijven bestaan indien de NMa een ZBO zal worden? Deze leden hechten eraan dat deze aanwijzingsbevoegdheid zal blijven bestaan, zodat zij de minister rechtstreeks kunnen blijven aanspreken op regulering van de energiesector. Kan de regering een heldere grens aangeven tussen het beleid van de minister en de beschikkingspraktijk van de DTe, of is hier sprake van een schermergebied? Zo nee, waarom niet?

Wanneer kan de Kamer het relatiestatuut EZ-NMa tegemoet zien? Waarom past het niveau van wet of AmvB hier niet om regels te stellen ten aanzien van de tarieven? Is het niet het parlement en alleen het parlement dat hier in laatste instantie over beslist?

Kan de minister een overzicht verstrekken van de bevoegdheden van de minister, de DTe en de TSO, zowel voor de gasmarkt als de elektriciteitsmarkt en kan de minister vervolgens ingaan op de verschillen in bevoegdheden tussen deze beide markten, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Klopt het, dat het huidige systeem van gereguleerde toegang tot de elektriciteitsnetten in de nota van wijziging wordt vervangen door een vorm van onderhandelde toegang? Zo ja, waarom? In hoeverre is de positie van de individuele consument hierbij gebaat, zo vragen de leden van de D66-fractie?

2.1. Rol representatieve organisaties

De leden van de PvdA-fractie hebben moeite met het argument van de administratieve lasten, dat de regering noemt bij het afschaffen van het wettelijk verankerde overleg met de representatieve organisaties, omdat deze organisaties immers zelf de voortzetting willen van dit periodiek overleg.

De leden van de VVD achten de toelichting op het schrappen van artikel 33 elektriciteitswet onvoldoende. Door verschillende marktpartijen wordt gewezen dat het overleg goed zou functioneren, gelet ook op de totstandkoming van de meetcode. Kan de regering uitgebreid ingaan op de voor- en nadelen van het schrappen van dit artikel?

3. Marktopening per 1 juli 2004

Kan de regering ingaan op de brief van de Consumentenbond van 2 april jl, gericht aan de minister van Economische Zaken, en dan met name op de onderdelen warmte, schijnaanbod en oneerlijke handelspraktijken? Als de implementatie van de betreffende richtlijnen betreffende oneerlijke handelspraktijken nog jaren op zich laten wachten, dan duurt dat te lang. Het gaat immers om een transitiemarkt, zo merken de leden van de PvdA-fractie op.

De Consumentenbond schrijft in haar Consumentengids (april 2004, blz. 5) dat «de administratieve problemen bij de energiebedrijven doen vrezen dat de vrije elektriciteit- en gasmarkt komende juli een puinhoop te zien zal geven». Kan de regering hierop ingaan? Kan de regering ingaan op de grote hoeveelheid klachten over de facturering die bij de Consumentenbond zijn binnengekomen? Welke noodmaatregelen hebben de bedrijven, het ministerie van Economische Zaken en de Dte in voorbereiding als meer dan 5% in de eerste maand of in de maanden daarna zou overstappen? Wanneer zal deze voorbereiding beëindigd worden?

De regering geeft aan grote problemen te zien als alleen de zakelijke kleinverbruikers zouden worden geliberaliseerd en de huishoudelijke afnemers niet? Waarom kan dit in het buitenland dan wel, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Kan de regering aangeven waarom uit krantenberichten blijkt dat energiebedrijven een slechte en zelfs verslechterende reputatie hebben? Is dit voor de regering reden tot zorg?

Welke voortgang is inmiddels geboekt met de klachtenregistratie die ook op internet zal worden weergegeven? Waarom worden op internet geen prijsvergelijkingen gepubliceerd? Zijn deze prijsvergelijkingen niet immers de sleutel tot echte marktwerking?Is alles goed geregeld rondom de verhuizingen? Zijn netbedrijven en leveranciers verplicht elkaar wederzijds te informeren over verhuizingen, zodat de klant met één melding bij één van beide kan volstaat? Kan de regering hierop ingaan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Is het waar dat het energiebedrijf Essent in Ommen facturen heeft verstuurd aan lantarenpalen? Zo ja, zijn deze dan ook betaald? Hoe kan worden zeker gesteld dat consumenten niet te veel betalen, als slechts één keer in de drie jaar de meter wordt gecontroleerd? In welk percentage van de gevallen is het energiebedrijf op de hoogte van het exacte daadwerkelijk energieverbruik?

Heeft de regering of de DTe enig zicht op de verrekeningen in verband met een hogere of lagere calorische waarde van gas? Deze leden vragen hoe de consument dit kan controleren.

De regering kondigde aan dat in maart 2004 onafhankelijk zal worden getoetst in hoeverre de energiebedrijven hebben voldaan aan de resultaatsverplichting die zij ten aanzien van factureringsproblemen van de zakelijke klanten op 24 september 2003 overeen zijn gekomen met de minister van EZ. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat het resultaat is van dit onafhankelijk onderzoek.

Kan de regering ondubbelzinnig uitsluiten dat per 1 juli geen administratieve chaos zal ontstaan? Wat is volgens de regering het point of no return? Deelt de regering de mening dat dit 17 mei is, het moment dat voor gas switches kunnen worden ingediend? Wanneer wordt de ketenregie door B'con definitief in werking gesteld, afgezien van de eerste fase, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

4. Positie van de consument

De elektriciteitswet 1998 gaat uit van een zogeheten postzegeltarief. Hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de individuele voorwaarden en tarieven van de netbeheerders? De consumentenbescherming blijft voor de leden van de CDA-fractie een belangrijk punt van zorg. In de praktijk is een aanscherping van het afsluitbeleid te zien. De toenemende commerciële oriëntatie van energiebedrijven leidt tot steeds strengere en verdergaande eisen aan kleinverbruikers. Deze leden achten het wenselijk tot een zekere wettelijke normering van het huidige afsluitingsbeleid te komen. Door aan te sluiten bij de bestaande afspraken kunnen onnodige extra lasten voor energiebedrijven worden voorkomen. Tegelijkertijd krijgt de kleinverbruiker meer waarborgen. Is de regering alsnog bereid in de vergunningsvoorwaarden van leveranciers van kleinverbruikers een regeling omtrent afsluitvoorwaarden op te nemen? Welke termijn moet een leverancier in acht nemen bij het opzeggen van een bestaande overeenkomst? Welke opzegtermijn geldt voor kleinverbruikers die hun leveringsovereenkomst willen opzeggen?

In artikel 95b is een regeling voor het opleggen van een maximumprijs opgenomen. Blijft deze regeling ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel gehandhaafd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is deze regeling inmiddels in werking getreden? Zo nee, verdient het geen aanbeveling de in dit artikel geregelde bevoegdheid van de directeur DTe, tot het opleggen van een maximumprijs, alsnog in werking te laten treden?

In de nota van wijziging wordt vastgelegd dat de tarieven van netbeheerders kostendekkend moeten zijn. Wat verstaat de regering in dit verband onder een «kostendekkend tarief»? Hoe wordt dat bepaald en berekend? Houdt een «kostendekkend tarief» ook in dat netbeheerders, bij gebreke van enig economisch risico, geen of weinig winst mogen maken? Wat acht de regering in dit verband een redelijk rendement voor netbeheerders? De regering wordt verzocht in te gaan op de samenhang tussen kostendekkende tarieven en het door de DTe gehanteerde principe van kostenveroorzaking.

De leden van de PvdA-fractie juichen de nota van wijziging ten aanzien van consumentenkoop toe. Deze leden kunnen zich ook vinden in een voorstel voor een wettelijke opzegtermijn van 10 dagen. Het is immers zaak in een onvolwassen markt extra prikkels te geven om tot daadwerkelijke concurrentie te komen. Een situatie waarbij met jaarcontracten wordt gewerkt, met opzegtermijnen van 3 maanden, die dus allemaal binnen de grenzen van het BW mogelijk zijn, is hiervoor niet bevorderlijk. Kan de regering hierop ingaan? Zouden consumenten niet continu, met een opzegtermijn van 10 dagen, moeten kunnen opzeggen en kunnen overstappen naar een ander leveringsbedrijf?

In hoeverre is sluitend geregeld dat ongevraagde telefonische verkoop (cold calling) verboden is? Bij wie ligt de bewijslast als het gaat om de datum van het ingaan op een telefonisch aanbod? Heeft de DTe bevoegdheden of sanctiemogelijkheden om verkeerde handelspraktijken tegen te gaan, ook afgezien van de Europese Richtlijn over oneerlijker handelspraktijken? Wanneer kan de Kamer het onderzoek naar de «witte vlekken» tegemoet zien?

De leden van de PvdA-fractie constateren teleurgesteld dat de regering niet bereid is maximumtarieven in te voeren, terwijl de minister van Economische Zaken tijdens het algemeen overleg van 17 december jl. dit niet op voorhand uitsloot. Toch wijst de regering wel op de vangnetregeling van artikel 95b Elektriciteitswet en artikel 44 Gaswet, waarin voorzien wordt in een maximumtarief voor kleingebruikers. Hebben de leden van de PvdA-fractie goed begrepen dat in geval van onredelijke tarieven wel degelijk sprake zal kunnen zijn van maximumtarieven?

Kan de regering ingaan op de redenering dat het invoeren van maximumtarieven zou moeten leiden tot een negatieve prikkel op de investeringen? Het kan hier uiteraard alleen gaan om productie investeringen; de netwerken zijn immers apart gereguleerd. De leden van de PvdA-fractie zien in een maximumtarief juist een prikkel om wel maximaal te produceren, mits het maximumtarief voorziet in een dekking van de kosten en een redelijke winst. Het heeft dan immers zin om maximaal te produceren, want bij een maximale prijs leidt alleen volume tot meer winst. Als er geen maximumprijs is, staat er daarentegen een beloning op capaciteitsreductie, want dan drijft schaarste de prijs op. Kan de regering hierop ingaan.

De regering noemt als argument dat leveringsbedrijven die niet over eigen productie beschikken de hogere inkoopprijzen niet zullen kunnen doorberekenen, en zoals in Californië failliet kunnen gaan. Maar als zij dan wel deze hogere inkoopprijzen zullen doorberekenen en de leveringsbedrijven die wel over eigen productie beschikken niet, dan zullen zij toch spoedig al hun klanten kwijtraken? Of is hier sprake van een zeer groot concurrentievoordeel voor de leveringsbedrijven die over eigen productie beschikken?

Zullen contracten met consumenten mogelijk zijn, waarin de tarieven tussentijds kunnen worden verhoogd? Kunnen consumenten dan onmiddellijk overstappen? Acht de regering de mogelijkheid tot tussentijdse tariefsverhogingen wenselijk, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Bij de netbeheerders blijft evenwel sprake van door DTe vastgestelde maximumtarieven. Toch wordt daar nooit het argument gebruikt dat deze maximumtarieven een negatieve invloed zouden hebben op de investeringen, zo merken deze leden op.

Waarom bleek het in Groot-Brittannië wel mogelijk om 9 jaar lang maximumtarieven in te voeren, en in Nederland niet? Kan de regering uitsluiten dat de kleinverbruikertarieven gaan stijgen ten gunste van lagere grootverbruikertarieven?

Kan de regering ingaan op het functioneren van de Geschillen Commissie Openbare Nutsbedrijven? In welke mate is deze geschillencommissie bij de consument bekend? Gaat de regering in het kader van de publiciteitscampagne hieraan extra bekendheid geven? De leden van de PvdA-fractie hechten hier zeer aan. Hoeveel klachten krijgt deze geschillencommissie, welke drempels bestaan er en kunnen deze worden weggenomen? Hoelang moet gewacht worden op een uitspraak? In welke mate is zo'n uitspraak bindend, en wie hebben zitting in de geschillencommissie?

Kunnen de publieke belangen worden vastgelegd in de statuten van de netbeheerders?

De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de regering niet zondermeer dat het de afnemers zijn die in een vraaggestuurde markt over productdifferentiatie beslissen. Helaas zijn het de aanbieders die beslissen over (overbodige) productdifferentiatie. Kan de regering ingaan op de voorbeelden van mobiele telefonie, ook als het gaat over bank-, verzekering- hypotheek- en beleggingsproducten? Deelt de regering de mening dat overbodige productdifferentiatie een zeer negatief effect kan hebben op de daadwerkelijke concurrentie?

Kan de regering ingaan op het artikel «Consument in financiële draaideur» in de Volkskrant van 27 maart 2004? Hoe kan het dat de consument steeds meer geld is gaan uitgeven aan bank- en verzekeringsproducten, zonder daar wezenlijk meer voor terug te krijgen? Deelt de regering de mening dat de permanente financiële productinnovatie daarbij een belangrijke rol speelt? Deelt de regering de mening dat voor daadwerkelijke concurrentie niet alleen de marktstructuur, maar vooral ook de aanwezigheid van prijsen kwaliteitstransparantie van belang is? De leden van de PvdA-fractie vinden het daarom vreemd dat uitgerekend op de website van de regering www.kiesenergie.nl geen prijsvergelijkingen te vinden zijn. Kan de regering aandacht besteden aan transparantiebevorderende websites tijdens de publiciteitscampagne?

Waarom kent Nederland geen organisatie zoals Energy Watch in Groot-Brittannië? Is de regering bereid de oprichting van een dergelijke organisatie te bevorderen en financieel te ondersteunen?

De leden van de PvdA-fractie betreuren dat de DTe geen boetes of dwangsommen kan uitdelen ingeval van oneerlijke handelspraktijken, maar dat deze kwestie wordt doorgeschoven naar de toekomst. Zij reageren met zorg op de verwachting dat bemiddelaars een rol zullen gaan spelen op de markt. Dat duidt immers op overbodige productdifferentiatie.

De leden van de PvdA-fractie zetten vraagtekens bij het opgemerkte verband tussen meetfrequentie en factureringsproblemen. Juist bij een lage meetfrequentie zal het toch moeilijker zijn om bij overstappen de juiste bedragen te verrekenen. Kan de regering hierop ingaan? Is de veronderstelling van destijds, dat kabelnetwerken substantiële concurrentie zouden ondervinden van andere netwerken, niet achteraf gezien een onjuiste geweest, gezien de tariefstijgingen met meer dan 50%? Zijn niet redelijke tarieven kwantificeerbaar? Hoe zijn deze gedefinieerd?

De regering spreekt met betrekking tot het afsluitingsbeleid over een beperkte, vaste groep wanbetalers. Volgens Divosa gaat het per jaar echter om zo'n 40 000 mensen, een voetbalstadion vol. Hoeveel van hen worden in de winter afgesloten?

Kan de regering een regeling treffen, waarbij niemand in de winter van gas of stroom kan worden afgesloten, voordat de Sociale Dienst of de schuldhulpverlening is geconsulteerd?

Welke mogelijkheden hebben sociale diensten om als huisleverancier energie te leveren aan uitkeringsgerechtigden, waarbij de sociale dienst zorgt voor vaste betaling van de energiekosten en gezamenlijk energie voor haar klanten inkoopt? Is er overleg met gemeenten (VNG, Divosa – de koepel van sociale diensten) hierover? Wanneer vindt een update van de convenanten met energiebedrijven plaats? De NVVK, de Nederlandse Vereniging van Volkskredietbanken, verschillende kredietbanken en lokale schuldhulpverleningsorganisaties kennen overeenkomsten met energiebedrijven in het kader van de schuldhulpverlening. Kunnen deze overeenkomsten met netbeheerders gehandhaafd blijven? Is er een meldplicht voor energieleveranciers om bij wanbetaling de gemeente te informeren, voordat er na 10 dagen de levering van energie gestaakt wordt?

Kan een landelijke registratie verplicht worden gesteld waarbij huishoudens die vanwege wanbetaling worden afgesloten op een lijst komen, zodat voorkomen wordt dat energieschulden zich opstapelen? Welke mogelijkheden zijn er om analoog aan de oude gasmuntmeter bij problematische klanten een chipcardmeter voor de energie te installeren? Zijn deze gecertificeerd? Kent het ministerie het onderzoek hiernaar?

Is de regering bekend met de resolutie van het Europese Parlement met betrekking tot het afsluitbeleid? Hoe verhoudt zich deze resolutie tot het afsluitbeleid van de Nederlandse energiebedrijven, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

De leden van de PvdA-fractie betreuren dat er geen waarborg is m.b.t. de tarieven van de telefoonlijnen van energiebedrijven, de wachttijden, en de klantenservice in het algemeen.

Installatiebedrijven mogen niet de naam en beeldmerk dragen van het netbedrijf waarmee zij in concernverband gelieerd zijn, als dit op een manier gebeurt die consumenten kan verwarren, aldus de regering. Zij stelt dat dit verboden is. Toch is hier volgens de regering geen sprake van economisch delict. Waarom niet? Hoe zal de door de regering aangekondigde ministeriële regeling dan worden gehandhaafd? Geldt dit verbod ook voor leveringsbedrijven, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Is het mogelijk dat een leveringsonderbreking ook de schuld kan zijn van een leveringsbedrijf en zal daarvoor ook een verplichte tegemoetkomingregeling gaan gelden? Aan welke bedragen moet worden gedacht? Hoe denkt de regering over een algemeen exoneratieverbod?

Als TenneT veel wettelijke taken heeft, zoals de 4 monitoringtaken, is TenneT dan ook te beschouwen als een RWT en/of een (zelfstandig) bestuursorgaan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Deze leden verbazen zich over de termijn die gehanteerd kan worden bij de aanleg van een aansluiting van een windpark of windturbine, namelijk van 1 tot 2,5 jaar. Is daarom de veronderstelling juist dat netbedrijven er wel degelijk invloed op hebben welke klant sneller geholpen wordt en welke niet? Kan de regering dit laatste uitsluiten? Deelt de regering de mening dat de aansluitingsverplichting van artikel 23 Elektriciteitswet op deze manier wel een heel relatief karakter heeft?

4.2. Vrijmaking van de metermarkt

Betekent het feit dat de bestaande metervoorraad grotendeels is afgeschreven, en er dus weinig investeringskosten zijn bij de bestaande netbeheerders, dat de metermarkt niet van de grond zal komen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

5. Leveringszekerheid en productiecapaciteit

Kan de regering aangeven waarom een tenderprocedure het investeringsklimaat verslechtert, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Het wetsvoorstel geeft de minister de bevoegdheid een tender uit te schrijven voor de bouw van een productie-installatie in geval de levering- en voorzieningszekerheid onvoldoende wordt gegarandeerd, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Kan de minister ingaan op de mogelijke effecten daarvan op het investeringsklimaat en de werking van de markt?

5.1. Monitoring van de levering- en voorzieningszekerheid

Volgens voorgesteld artikel 52a van de voorgestelde wettekst «verzamelt, analyseert en bewerkt de minister gegevens met betrekking tot: Het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden». Waarom ligt deze bevoegdheid bij de minister en niet bij de DTe, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

6. Toezicht en handhaving

De minister stelt in de nota naar aanleiding van het verslag dat de DTe toezicht zal houden op de redelijkheid van de tarieven die meetbedrijven en netbeheerders, die de meter van afnemers beheren, zullen hanteren. Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk op grond van welk wetsartikel de directeur DTe bevoegd is toe te zien op redelijke tarieven voor meetbedrijven en bovenbedoelde netbeheerders. Op grond van welke wetsbepaling is de directeur DTe bevoegd redelijke tarieven voor meterdiensten af te dwingen? Deze leden hechten aan een dergelijke verantwoordelijkheid van de directeur DTe tot het toezien en afdwingen van redelijke tarieven voor meterdiensten, aangezien de markt zich zodanig lijkt te ontwikkelen dat er geen of slechts weinig concurrentie zal zijn op de markt voor meterdiensten ten aanzien van kleinverbruikers. Daarmee ligt het gevaar van excessieve winsten op meterdiensten in dit marktsegment op de loer. De leden van de CDA-fractie zijn van oordeel dat de directeur DTe over voldoende middelen moet beschikken om excessieve prijzen effectief tegen te gaan. Hoe is dit gewaarborgd?

6.1. Rechtsbescherming

Hoe vaak werd en wordt tot nu toe beroep en/of bezwaar aangetekend tegen besluiten op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Kan de Consument aangemerkt worden als belanghebbende die recht heeft op beroep en bezwaar? Zo nee, kan dit wel als deze organisatie haar statuten aanpast?

6.2. Boetebepalingen

In het wetsvoorstel is opgenomen dat de DTe een bestuurlijke boete kan opleggen aan een overtreder van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Onduidelijk voor de leden van de CDA-fractie is wie precies met «de overtreder» als bedoeld in artikel 77h lid 1 Elektriciteitswet 1998 en artikel 60ac Gaswet wordt bedoeld. In het voorstel tot wijziging van de AWB (voorontwerp vierde tranche) is een wettelijke omschrijving omtrent het begrip «overtreder» opgenomen. Deze wettelijke definitie is van belang in verband met vragen omtrent de toepasselijkheid van de leer van het zogeheten functioneel daderschap en leerstukken als «medeplegen» en «doen plegen». Waarom is afgezien van het opnemen van een wettelijke omschrijving van het begrip «overtreder»? Is de regering alsnog bereid het begrip «overtreder» in het kader van de regeling inzake bestuurlijke boetes in het wetsvoorstel op te nemen? De vierde tranche AWB zal binnenkort als wetsvoorstel in het parlement worden ingediend. Daarmee zal de bestuurlijke boete als wettelijke regeling een plaats in de AWB krijgen. In hoeverre is dit wetsvoorstel voor de regering reden tot aanpassing van het wetsvoorstel tot wijziging van de energiewetten? Op welke punten kan aanpassing worden verwacht bij inwerkingtreding van de AWB-regeling?

7. Overdracht economische eigendom

Een tweetal uitspraken van de Hoge Raad omtrent eigendom van netten is voor de minister aanleiding geweest tot het in het wetsvoorstel opnemen van een regeling omtrent eigendom van elektriciteit- en gasnetten en elektronische communicatienetwerken. De minister verdedigt het opnemen van deze regeling mede met de stelling dat er vanuit kan worden gegaan dat de Hoge Raad ten aanzien van elektriciteit- en gasnetten niet tot een ander oordeel zal komen dan zij heeft gedaan ten aanzien van telecommunicatienetten. De leden van de CDA-fractie vragen waarop de minister deze stellingname baseert. Lezing van de uitspraken van de Hoge Raad geeft hen de indruk dat bij het oordeel van de Hoge Raad het feit dat voor de eigendom van telecommunicatienetten in de Telecommunicatiewet een specifieke, van het BW afwijkende/aanvullende regeling is opgenomen een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Een dergelijke regeling wordt gemist ten aanzien van elektriciteit- en gasnetten. De minister wordt dan ook verzocht zijn stellingname te verduidelijken. De leden van de CDA-fractie wijzen er ook op dat de voorgestelde regeling inzake eigendom van elektriciteit- en gasnetten, blijkens het nader rapport, niet ter advisering is voorgelegd aan de Raad van State. Is dit juist? Zo ja, is de minister alsnog bereid een advies van de Raad van State ten aanzien van dit onderwerp te vragen?

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat de regering maatregelen in de privaatrechtelijke sfeer, zoals eigendom, inmiddels ook ziet als mogelijke aanvullingen op publiekrechtelijke regelingen, zoals regels en wetten. Geldt dit ook buiten de energiesector?

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat de regering hun opmerkingen over de ontoereikendheid van het fiscale begrip van economische eigendom heeft meegenomen en in de nota van wijziging de definitie is verbeterd. Ook de door de leden van de PvdA-fractie gewenste wettelijk geregelde horizontale natrekking is in de nota van wijziging verwerkt.

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat de regering het inzicht deelt dat er kans bestaat op invloeduitoefening van de dochter (netbeheerder) door de moeder (leveringsbedrijf). Ook juichen zij toe dat de regering het advies van prof. De Haan in zoverre deelt dat directe onteigening van het net niet mogelijk is.

Acht de minister het nog steeds opportuun, zo vragen de leden van de VVD fractie, gelet op het voornemen van de regering om op termijn tot volledige splitsing van eigendom over te gaan, op dit moment het economisch eigendom bij de netbeheerder te leggen?

8. Unbundling

Bij de vrijwillige eigendomssplitsing in Groot-Brittannië, met het oog op meer specialisatie, rijst de vraag door wie het initiatief genomen is tot een dergelijk splitsing. Kan de regering hierop ingaan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan er van uitgegaan worden dat in ieder geval sprake was van instemming van de leveringsbedrijven? Is het juist dat de productiebedrijven in Nederland ook nimmer een groot probleem hebben gemaakt van het afsplitsen van het hoogspanningsnet dat zij in bezit hadden?

De leden van de PvdA-fractie spreken hun zorg erover uit dat, op één uitzondering na, zowel het juridisch als het economisch eigendom van de netwerken is ondergebracht bij het leveringsbedrijf. Zij juichen de door de regering op 31 maart gedane voorstellen voor unbundling zeer toe.

Deelt de regering de mening dat ook de medewerkers, en met name degenen die inzicht hebben in de conditie van het net en de investeringsbehoefte of anderen die invloed kunnen uitoefenen op de investeringsbeslissing, of de capaciteitstoedeling of de netaanleg, in ieder geval ook in dienst zullen moeten zijn van de netbeheerder teneinde onafhankelijk netbeheer te realiseren?

De leden van de PvdA-fractie vragen wederom of onder de vrije marktwerking juist méér geïnvesteerd moet worden in een zwaardere netcapaciteit. Is dit juist? De leden van de PvdA-fractie achten dit wel van belang.

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat ook de regering van mening is dat de nieuwe taken van de netbeheerder, energiebesparing, vraagsturing en decentrale energieopwekking tegengesteld kan zijn met het belang van een verticaal geïntegreerd energiebedrijf. Ook op andere punten erkent de regering de inherent tegengestelde belangen van een geïntegreerd energiebedrijf, ook in relatie tot de grote moeite die toezichthouders in alle onderzochte landen blijken te hebben met het borgen van investeringen. Het vitale belang van vrije nettoegang en hoge netwerkcapaciteit kan op gespannen voet staan met de commerciële belangen van dergelijke ondernemingen, vinden zowel de regering als de leden van de PvdA-fractie. Deze leden hebben waardering voor het inzicht van de regering op dit punt.

De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de kabinetsvisie inzake de toekomstige structuur van de energiemarkt en de invulling van de unbundelingskwestie. Zij zijn van mening dat de minister de plank mis slaat bij de huidige constructie van de splitsing van de netten aangezien de deur naar privatisering van de netten alsnog wagenwijd open wordt gezet. De mogelijkheid die wordt opengelaten om een minderheidsaandeel van de netten te verkopen aan institutionele beleggers of banken al vóór de feitelijke splitsing in 2007 is op zich al een zeer betreurenswaardige kwestie, maar is helemaal merkwaardig wanneer dit zonder duidelijke vastgestelde regels geschiedt. De gesuggereerde prioriteit van de bescherming van de consument vinden de leden van de SP fractie dan ook een lege huls. De leden van de SP fractie zijn verre van gerust op de garantie van leveringszekerheid in een vrije markt en vragen de minister om een toelichting.

9. De transportnetten

De regering meldt per brief van 31 maart dat zij vooralsnog het «Wetsvoorstel wijziging Elektriciteitswet 1998 in verband met de verkrijging van de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet of een deel daarvan» niet bij de Tweede Kamer wil indienen. De leden van de PvdA-fractie denken juist dat dit wetsvoorstel past in het streven van de regering. Kan de regering nader toelichten waarom het wetsvoorstel niet wordt ingediend?

Is het juist dat een deel van de 50 kV-netten ook een transportfunctie heeft? Zo ja, hoe zouden deze netten gepositioneerd moeten worden? De leden van de PvdA-fractie zijn het met de regering oneens dat de Elektriciteitswet niet zou zien op het eigendom van de netten. Zij verwijzen daarbij naar artikel 93a van deze wet. In die zin is de eigendomsoverdracht van het landelijk hoogspanningsnet niet alleen wenselijk, maar ook een wettelijke verplichting. Waarom wordt de wet op dit punt niet uitgevoerd wat betreft de 35% van het landelijk hoogspanningsnet dat nog niet is overgedragen?

Kan via een verruiming van artikel 10, eerste lid of artikel 93a bewerkstelligd worden dat de rest van het transportnet onder beheer van TenneT komt?

10. De systeembeheerders

In de nota van wijziging wordt de in artikel 16 lid 2 aanhef en onderdeel e Elektriciteitswet 1998 aan TenneT opgedragen taak, een beurs in stand te houden, geschrapt. De redenen van de regering voor het schrappen van deze op TenneT rustende taak overtuigen del leden van de CDA-fractie niet. Uiteraard is het zo dat initiatieven uit de markt de voorkeur verdienen. Echter, een beurs, zoals de APX, is van groot belang voor de ontwikkeling van een transparante en liquide elektriciteit- en gasmarkt. Bovendien constateren deze leden dat de APX in toenemende mate in wettelijke regelingen een taak krijgt toebedeeld. Zo zijn importeurs van elektriciteit verplicht de getransporteerde elektriciteit op de APX aan te bieden en zullen de prijzen op de APX voor de aangewezen noodleverancier bepalend zijn voor de door deze noodleverancier bij afnemers in rekening te brengen tarieven. Vanwege het grote belang van een beurs voor de ontwikkeling van de elektriciteit- en gasmarkt achten de leden van de CDA-fractie het wenselijk een wettelijke basis in de Elektriciteit- en Gaswet op te nemen omtrent een beurs. De regering wordt om genoemde redenen verzocht in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet een wettelijke basis voor een op te richten en in stand te houden beurs op te nemen. Is de regering hiertoe bereid?

Liquiditeit en transparantie zijn belangrijke voorwaarden voor een goed functionerende energiemarkt. Het is voor de leden van de fractie van D66 niet helemaal helder waarom de wettelijke taak van TenneT om een marktplaats te faciliteren voor elektriciteit, uit de wettekst wordt geschrapt. In de memorie van toelichting wordt gemeld dat er inmiddels verschillende marktvormen ontstaan zijn voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod. Onduidelijk blijft wat deze nieuwe marktvormen zijn en in hoeverre deze ontwikkelingen de liquiditeit voldoende waarborgen om de wettelijke taak van TenneT in deze op te heffen. Kan hier dieper op ingegaan worden?

11. TSO Gas

Uit het wetsvoorstel blijkt dat door de Gasunie een calamiteitenplan moet worden vastgesteld. In dit calamiteitenplan moet onder meer een regeling over afschakelplannen worden opgenomen. De invulling van het afschakelplan heeft grote gevolgen voor de afnemers. De leden van de CDA-fractie achten het onwenselijk dat een commerciële partij als Gasunie (landelijk netbeheerder) de uiteindelijke keuze maakt wie op welk moment en in welke volgorde wordt afgeschakeld. Het vaststellen van het calamiteitenplan dient een verantwoordelijkheid van de overheid te zijn. Bovendien achten zij het wenselijk dat een dergelijk belangrijk onderwerp wordt geregeld in het kader van de krachtens artikel 10 lid 2 Gaswet voorziene algemene maatregel van bestuur in plaats van een zonder nadere waarborgen omklede ministeriële regeling. Is de regering bereid dit onderdeel van het wetsvoorstel aan te passen?

Is het waar dat de kwaliteitsconversie voor 2004 reeds is uitverkocht en voor 2005 bijna? Welke consequenties heeft dit voor een vrije gasmarkt? Is het juist dat alle opslagfaciliteiten nu in handen zijn van één bedrijf, de NAM? De leden van de PvdA-fractie begrijpen niet waarom de regering het aanbieden van flexibiliteitdiensten niet aan de beheerder van het landelijke gastransportnet wil opdragen. Waarom niet zo vragen zij de regering? Heeft de Verordening betreffende de voorwaarden voor de toegang tot gastransmissienetten, nr. 2003/741, een directe werking in Nederland?

Waarom zijn Shell en ExxonMobil niet doordrongen van de noodzaak om het Gasgebouw te herstructureren, zoals de regering stelt? Hoe kunnen zij hier wel van doordrongen raken? De leden van de PvdA-fractie delen de mening dat de Staat het volledige eigendom in het gastransmissienet dient te verwerven. Echter zou de Staat niet ook een aandeel in het leveringsbedrijf moeten houden?

Volgens de leden van de VVD fractie blijft in de beantwoording nog onduidelijk op welke wijze er sprake kan zijn van marktwerking bij de flexibiliteitdiensten onder het voorgestelde regime. Kan de regering uitgebreid ingaan op de gevolgen van het instellen van gereguleerde flexibiliteitdiensten in de gasmarkt? Welke gevolgen heeft dit instellen voor de spelers in de markt? Wat verwacht de regering ten aanzien van de capaciteit van het Groningenveld en wat verwacht de regering voor het prijsniveau van deze diensten? Vanaf welk niveau zouden deze diensten optimaal kunnen worden gereguleerd? Kan de regering ingaan op het begrip piek-shave capaciteit bij de beantwoording van deze vraag?

De memorie van toelichting geeft aan dat «voor het landelijke gastransportnet streven partijen in het Gasgebouw naar een situatie als bij TenneT, een netbeheerder van het landelijke gastransportnet afgesplitst van productie en levering».

De leden van de VVD fractie achten het wenselijk dat in de wet worden vastgelegd dat een onafhankelijke TSO (met alle bijbehorende taken) op korte termijn wordt ingericht. De taken van deze TSO zouden volledig moeten aansluiten bij de Richtlijn en het advies van DTe aan de minister. Dit dient vergezeld te gaan met een éénduidig tijdschema gericht op voltooiing binnen een afzienbare termijn. Kan de minister hierop ingaan en kan hij een tijdsschema verstrekken waarbinnen de oprichting van de onafhankelijke TSO geregeld dient te zijn? Voorts hebben de leden van de VVD fractie informatie ontvangen over de taken van de TSO zoals ze nu worden voorgesteld in relatie tot de EU richtlijn. Indien dat juist is, kan de minister aangeven op welke punten de taken van de TSO afwijken van de richtlijn en aangeven wat de reden daarvoor is geweest? Kan de minister voorts ingaan op de voortzetting van de onderhandelingen met betrokken private partijen rond het Gasgebouw? Op welke termijn verwacht de minister dat de onderhandelingen worden voortgezet?

Er wordt in Artikel 55 een «directe ministeriële sturing van de productie van het Groningenveld geïntroduceerd». Duidelijke en scherpe wet- en regelgeving in combinatie met een sterke DTe en een onafhankelijke TSO zijn de essentiële waarborgen voor de voorzieningszekerheid. Waarom heeft de minister tot deze ministeriele regeling besloten? Kan de minister aangeven welke criteria een rol spelen bij het instellen van een productiecap in Groningen en welke consequenties heeft dit voor de markt?

12. Toegang tot de netten, publieke belangen, gasopslag

Waarom is de wijze waarop toegang tot de netten is georganiseerd een andere kwestie dan het voorkomen dat het handelsbedrijf zich oneigenlijk bemoeit met het beheer van de netten? Deze zaken staan toch in nauw verband met elkaar, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering de voor- en nadelen schetsen van het systeem van gereguleerde toegang wanneer dat zou worden geïntroduceerd in de gasmarkt? Wat zou er precies veranderen en welke gevolgen heeft dat voor de bestaande spelers in de markt en welke gevolgen heeft dat voor de consumenten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In het wetsvoorstel wordt gesproken over een «economische machtspositie». Echter een duidelijke definitie van deze term ontbreekt. Uit de huidige formulering blijkt dat het juridisch mogelijk is dat sommige bestaande partijen met «economische machtsposities» niet als zodanig worden aangemerkt. In de huidige situatie is de minister bevoegd te bepalen of een partij een «economische machtspositie» heeft.

Kan de minister aangeven welke criteria worden gehanteerd en welke bevoegdheden en mogelijkheden bij de NMA en de DTE liggen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In artikel 18 lid g wordt de term «technisch of economische noodzaak» geïntroduceerd als een voorwaarde waaronder toegang tot gasopslag verleend moet worden. De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke criteria hierbij ter beoordeling gehanteerd zullen worden en door welke instantie dit zal worden beoordeeld?

13. De gasmarkt

Waarom is er onduidelijkheid over de beschikbaarheid van de transportcapaciteit? Is deze importcapaciteit niet zeer belangrijk voor het totstandkomen van een concurrerende gasmarkt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de het steeds verder teruglopende aantal proefboringen en de gevolgen daarvan voor het kleine veldenbeleid. Moet de willekeurige afschrijving niet opnieuw worden ingevoerd, of is een andere wijziging van de Mijnbouwwet noodzakelijk? De regering stelt dat het Mijnbouwklimaat is verslechterd sinds 2000. De leden van de PvdA-fractie verbazen zich hierover, want aan de olieprijs lijkt dit niet te liggen, terwijl in 2000 juist een financiële impuls vanuit de overheid plaatsvond. Kan de regering hierop ingaan?

De leden van de VVD hebben begrip voor de antwoorden over een eventuele wettelijk verankerde marktplaats. Zij vragen of de oprichting van een wettelijke marktplaats zou kunnen bijdragen aan met name de werking van de gasmarkt. Hoe staat de minister tegenover een wettelijke verplichting om een gedeelte van de productie op een marktplaats te verhandelen? Kan de minister ingaan op de voor- en nadelen hiervan. Kan de minister ingaan op andere mogelijkheden om de liquiditeit in de gasmarkt te vergroten, zoals dat bijvoorbeeld in Zweden geregeld is via een convenant?

Zoals eerder aangegeven in het algemeen overleg van 17 december 2003 is het Besluit leveringszekerheid Gaswet wellicht te snel aangenomen in de ogen van de leden van de fractie van de VVD. Toen werd al aangekondigd dat deze leden over dit Besluit nog een aantal vragen zou stellen bij de behandeling van de Interventiewet.

In het Besluit wordt geregeld dat er een centrale voorziening komt voor de levering van gas aan kleinverbruikers als het kouder is dan –9 C. Waarom heeft de minister gekozen voor de grens van –9? De sector betoogt dat dit in strijd is met de Europese wetgeving en dat levering van gas bij temperaturen van –9 behoort tot de normale bedrijfsvoering. Het reserveren van reservecapaciteit voor gas voor «koudepieken» zou op grond van deze redenering tot de normale private activiteiten van de sector moeten behoren, terwijl publiekrechtelijke regeling de creatie van opslagfaciliteiten juist ontmoedigt. Ook wordt flexibiliteit en capaciteit aan de markt onttrokken zonder dat zeker is of en wanneer dit wordt gebruikt. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Wat vindt de minister van de volgende alternatieve regelingen zoals voorgesteld door de leden van de VVD-fractie:

De verantwoordelijkheid blijft bij de vergunninghouders liggen. De DTe krijgt in het kader van toezicht de bevoegdheid boetes op te leggen aan partijen die niet voldoende capaciteit reserveren en kan GTS opdracht geven op kosten van partijen extra capaciteit te reserveren. Met andere woorden: er is sprake van ex-post toezicht wat leidt tot meer efficiëntie. De TSO krijgt de bevoegdheid rechten op flexibiliteit en transportcapaciteit terug te nemen als temp < –9, of om te bepalen dat het gereserveerde aan de markt ter beschikking wordt gesteld als blijkt dat het niet wordt gebruikt om pieklevering te garanderen. Op deze manier hoeft een temperatuur van –9 niet direct tot een verstoring van de marktwerking te leiden.

Het is de leden van de SP-fractie niet duidelijk hoe de wet, indien geïmplementeerd zoals nu voorgesteld, zal leiden tot een verbetering van de huidige situatie van de gasmarkt. Kan de minister bij de beantwoording van deze vraag ingaan op de onbalansmarkt, de beperkte beschikbaarheid van transport-, import- en export-, en de kwaliteitconversiecapaciteit (de zogenaamde marktondersteunende diensten)? De artikelen 10 t/m 15 van de Gaswet bepalen dat de prijzen en de voorwaarden waartegen respectievelijk waaronder worden aangeboden moeten worden goedgekeurd door de directeur DTe. Vergeten wordt echter randvoorwaarden te stellen aan de beschikbaarheid, de ter beschikkingstelling en de allocatie. Volgens de leden van de SP fractie zitten daar momenteel de belangrijkste knelpunten. Het huidige allocatiesysteem is niet marktconform en niet transparant. Er kan capaciteit worden gereserveerd, zonder dat het wordt benut en er kan capaciteit worden geweigerd terwijl het fysiek wel beschikbaar is. Hoe denkt de minister deze problemen op te lossen?

13.1. De kwaliteitsconversie laag/hoogcalorisch

De leden van de VVD-fractie achten de kwaliteitsconversie van buitengewoon belang voor de werking van de gasmarkt. Kan de minister toelichten op welke wijze hij de concurrentie op dit gebied wil vergroten. Is het reëel te veronderstellen dat andere aanbieders op deze markt zullen toetreden gezien de schaalvoordelen?

14. De stroometikettering

Met betrekking tot de stroometikettering hebben de leden van de PvdA-fractie grote belangstelling voor de ministeriële regeling waarin nader zal worden bepaald welke energiebronnen in ieder geval op het etiket moeten worden opgenomen en hoe deze etikettering moet plaatsvinden en onder welke betrouwbaarheidseisen. Deze leden wensen hierbij direct betrokken te worden en achten een ministeriële regeling daarvoor ongeschikt. Zij wensen een AMvB met voorhang. Deze leden wensen nu reeds te kennen te geven dat zij een ruime etikettering willen: in ieder geval duurzame energie uitgesplitst naar soort, maar ook gas, kolen en zeker ook kernenergie. Kan de regering hierop ingaan?

De leden van de PvdA-fractie wijzen er nogmaals op dat zij het niveau van een ministeriële regeling, waarin de stroometikettering wordt ingevuld, te laag vinden. Zij vinden dat de Kamer hier rechtstreeks bij betrokken moet zijn, bijvoorbeeld door regeling per AMvB met voorhang. Hebben deze leden goed begrepen dat duurzame energie niet verder uitgesplitst wordt? Deze leden achten dit wel van belang.

16. Betrouwbaarheid netten

Stroomuitval lijkt de laatste jaren toe te nemen. Uit onderzoek bleek dat de stroomuitval in 2002 40% hoger lag dan het gemiddelde in de periode 1976–2001. Welke oorzaken kan de regering daarvoor aanwijzen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

16.1. Veiligheid van de gasnetten

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorgenomen beleid inzake het waarborgen van de veiligheid van gasinstallaties, als neergelegd in de brief van de minister van VROM van 5 februari 2004. In de kern komt het beleid er op neer dat de huisbewoner de verantwoordelijkheid krijgt te zorgen voor een deugdelijke installatie, waarbij de deugdelijkheid van deze installatie op kosten van de huisbewoner periodiek door een daartoe gekwalificeerd bedrijf moet worden gekeurd. Deze leden hechten sterk aan het waarborgen van de veiligheid van installaties. Zij vragen zich echter af of de voorgestelde regeling juridisch aanvaardbaar is. In essentie komt de regeling er namelijk op neer dat de overheid een haar in het kader van de Woningwet (Bouwbesluit) en Brandweerwet opgedragen taak, namelijk het houden van toezicht op de veiligheid van installaties, de facto neerlegt bij de huisbewoner. Het komt deze leden voor dat het voorgenomen beleid dan ook niet in overeenstemming is met de vigerende wetgeving. Bovendien wordt hiermee een kostenpost van de overheid in het kader van toezicht door middel van de door de huisbewoner te betalen keuring in feite afgewenteld op de burger. Ook een dergelijke verkapte afwenteling van op de overheid rustende kosten kan naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie niet worden geaccepteerd. Graag een reactie van de regering hierop.

De leden van de SP fractie zien graag uitgelegd hoe er transparanter toezicht op gasinstallaties binnenshuis tot stand zal komen.

16.3. De storingsregistratie

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat de jaarlijkse onderbrekingsrapportages openbaar worden gemaakt, en dat ook de afhandeling van storingen openbaar wordt gemaakt. Zal de DTe hier ook toezicht op houden?

19. De administratieve lasten

Zal de daling van administratieve lasten met 35% ook in de energiesector plaatsvinden of geldt dit streefcijfer voor het gehele EZ-beleid? Welk streefcijfer geldt voor de energiesector, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel 16c

Kan de minister schetsen wat de gevolgen zullen zijn van het verlagen van de grens 1MW voor afnemers die een aansluiting openbaar kunnen laten aanbesteden, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Artikel 26 E-wet

In het wetsvoorstel (gewijzigde artikel 26) wordt de mogelijkheid geopend een of meer partijen voorrang te geven bij de toedeling van transportcapaciteit. Door de AER is voorgesteld grootverbruikers met voorrang transportcapaciteit op de landsgrensoverschrijdende netten toe te kennen, teneinde deze grootverbruikers in de gelegenheid te stellen te profiteren van de lagere buitenlandse elektriciteitsprijzen. Biedt artikel 26 van de Elektriciteitswet 1998 hiertoe de mogelijkheid, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Staat het Europese recht een dergelijke toepassing toe? Is de minister voorstander van het bij voorrang toekennen van importcapaciteit aan grootverbruikers?

Artikel 1 Gaswet

Het begrip aansluiting als opgenomen in artikel 1 Gaswet wordt gewijzigd. Een aansluiting op een gasnet kan bestaan uit een of meer verbindingen. De NMa heeft recentelijk in het kader van geschillenbeslechting uitspraak gedaan over de toepassing van het wettelijke begrip «aansluiting» in het kader van een geschil tussen een tuinder en een netbeheerder. Wat heeft de NMa besloten, en hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het gewijzigde begrip aansluiting? Behoren alle verbindingen van een afnemer gelegen op één onroerende zaak tot de aansluiting? Zo nee, op basis van welk criterium moet dan worden bepaald welke verbindingen al dan niet tot één aansluiting behoren, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Artikel 1, lid 1 Gaswet

Het begrip afnemer, als opgenomen in artikel 1 lid 1 Gaswet, definieert een afnemer als «een persoon» die beschikt over een aansluiting. Mede gelet op de wijziging van het begrip afnemer in de Elektriciteitswet 1998 en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen lijkt het wenselijk ook het begrip afnemer in de Gaswet aan te passen, zo merken de leden van de CDA-fractie op.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GL), De Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), De Ruiter (SP), van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD) en Weekers (VVD).

Naar boven