29 371
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de modernisering van de medezeggenschapsstructuur in de educatie en het beroepsonderwijs en de versterking van de positie van deelnemers (modernisering medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs)

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 januari 2004

Recent werd aanhangig gemaakt het voorstel van wet Modernisering medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs (kamerstuk 29 371). Bij dit voorstel heeft u het advies van de Raad van State over het bovenvermelde wetsvoorstel aangetroffen. Het advies van de Raad van State heeft tevens betrekking op de wetsvoorstellen betreffende de modernisering van de medezeggenschap in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Nu het advies van de Raad van State openbaar is, wil ik u informeren over wat ik beoog met de voorstellen tot modernisering van de medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs.

De Koningin heeft ermee ingestemd dat het advies van de Raad van State, voor zover het betrekking heeft op de wetsvoorstellen tot modernisering van de medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs, buiten verdere behandeling wordt gelaten. De teksten van de onderhavige nader rapporten worden tezamen met het advies van de Raad van State, de voorstellen van wet en de daarbij behorende memories van toelichting zoals deze aan de Raad van State zijn voorgelegd, integraal gepubliceerd in het daarvoor bestemde maandelijks bijvoegsel van de Staatscourant van 13 januari 2004. De aankondiging van deze publicatie heeft ongeveer gelijktijdig plaatsgehad met het openbaar maken van het wetsvoorstel modernisering medezeggenschapsstructuur educatie en beroepsonderwijs.

Mijn overwegingen om de Koningin te verzoeken ermee in te stemmen de wetsvoorstellen tot wijziging voor de medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs buiten verdere behandeling te laten zijn de volgende.

Primair onderwijs

Het primair onderwijs staat aan de vooravond van een belangrijke verandering, te weten de invoering van lumpsumbekostiging met ingang van 1 augustus 2006.

Het streven is er op gericht te komen tot een verdergaande verruiming van de bestedingsvrijheid binnen scholen voor primair onderwijs en daarbij de invoering van lumpsumbekostiging te realiseren. Die grotere bestedingsvrijheid moet zoveel mogelijk ten goede komen van de scholen. Er moeten voldoende garanties zijn dat bij invoering, toedeling en besteding van de lumpsum het primaire proces in de school centraal staat. Dat vraagt om een verdere ontwikkeling van de professionaliteit van de schoolleiding en het bevoegd gezag.

Daarnaast dienen via de weg van de medezeggenschap de ouders en personeel goed betrokken te zijn bij de besluitvorming over de inzet van de middelen op schoolniveau. Voor zover daarbij besluitvorming door het bevoegd gezag op bovenschools niveau (toedeling van budgetten aan scholen) aan de orde is, dient een dergelijke betrokkenheid ook op dit niveau gewaarborgd te worden. Uitwerkingsnotitie invoering lumpsumbekostiging primair onderwijs, die u één dezer dagen ontvangt, worden op dit punt concrete voorstellen gedaan tot wijziging van de WMO 1992, de WPO en de WEC. Over deze voorstellen wil ik graag van gedachten wisselen met uw Kamer. Aangezien een adequate regeling van de medezeggenschap bij de invoering van lumpsumbekostiging géén onderdeel vormde van het onder Paars II ontwikkelde onderhavige wetsvoorstel is het thans niet opportuun over te gaan tot het indienen van dit wetsvoorstel.

Voortgezet onderwijs

Mede naar aanleiding van de adviezen van de Raad van State en de Onderwijsraad wordt overwogen om de medezeggenschap in het voortgezet onderwijs op een geheel andere wijze vorm te geven dan is neergelegd in het onderhavige wetsvoorstel. Gedacht wordt aan het introduceren van de mogelijkheid om per bevoegd gezag te laten kiezen tussen een medezeggenschapsstructuur volgens het systeem van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 dan wel van de Wet op de ondernemingsraden. Over de wenselijkheid en de uitwerking van een dergelijk keuzemodel moet eerst nog overleg plaatsvinden met onder meer de personeels- en de besturenorganisaties. Het resultaat zal in een nieuw wetsvoorstel worden opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven