29 367
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 mede naar aanleiding van het Belastingplan 2004

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 10 december 2003

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

– Inleiding 1

– Algemeen 2

– Specifieke uitgaven 3

– Verzilveringsproblematiek 5

– Budgettaire en inkomenseffecten 5

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Wel zijn deze leden van mening dat indien in een eerder stadium serieus naar de problemen die mensen met relatief lage inkomens en hoge kosten – zoals de chronisch zieken en gehandicapten – hebben in verband met de cumulatieve effecten van het beleid van de regering, was gekeken een novelle als nu voorligt niet nodig was geweest.

Bovendien zijn deze leden van mening dat ook met deze voorstellen slechts voor een hele kleine groep enig soelaas wordt geboden.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote interesse kennisgenomen van onderhavig wetswijziging. Zij spreken hun waardering uit voor de open en flexibele houding van de staatssecretaris van Financiën. Zij verwelkomen de novelle als een nieuwe stap in de goede richting.

De leden van de fractie van D66 vinden compensatie van de inkomenseffecten voor gehandicapten en chronisch zieken van groot belang en hebben dan ook met zeer veel belangstelling kennisgenomen van de novelle op het Belastingplan 2004. De koopkrachtontwikkeling van de genoemde groepen is de afgelopen week in diverse Kamervergaderingen uitgebreid besproken. In het belang van een vlotte behandeling van het wetsvoorstel zien de leden van de D66-fractie af van verdere schriftelijke vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de snelheid waarmee de regering heeft willen werken aan een aanpassing van de regeling Buitengewone Uitgaven. De gevolgde procedure, waarbij een novelle wordt ingediend nog voordat het te wijzigen wetsvoorstel de Eerste Kamer is gepasseerd, mag een novum heten. De leden van de ChristenUnie-fractie menen dat deze unieke procedure gerechtvaardigd is, gelet op de omvang van de negatieve inkomenseffecten voor chronisch zieken en gehandicapten, en de hoeveelheid mensen die erdoor wordt getroffen, zoals bij brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26 november en 3 december bekend werd.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet dat beoogt tegemoet te komen aan de inkomenseffecten van de verschillende door de regering genomen maatregelen. Bij alle bezuinigingen moet volgens deze leden voorop staan dat kwetsbare groepen als chronisch zieken, gehandicapten en ouderen zoveel mogelijk worden ontzien. In dit licht kunnen zij dan ook instemmen met het voorliggende voorstel.

Algemeen

De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat zij uitermate ongelukkig zijn met de gehele gang van zaken rondom de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten. Het heeft te lang geduurd voordat het kabinet de juiste gegevens over de koopkracht van deze groep op tafel heeft gelegd. Van een heldere regie was in verschillende debatten met betrekking tot de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten geen sprake. Zo het kabinet zelf geen nadrukkelijke interesse had in de gevolgen van de kabinetsmaatregelen voor deze groep, zou het kabinet na de algemeen politieke beschouwingen toch bekend moeten zijn geweest met de grote interesse die veel kamerfracties op dit punt ten toon hadden gespreid? Kan de regering aangeven wat het kabinet geleerd heeft van deze ongelukkige gang van zaken?

Deze leden hopen niet dat er binnen het kabinet, zoals het weekblad Elsevier afgelopen week suggereert, weer gedacht wordt over herinvoering van een soort van Torentjesoverleg. Wel hopen deze leden in ieder geval dat het kabinet lering trekt uit de ongelukkige gang van zaken en concludeert: «dit was eens maar nooit weer». Welke les trekt het kabinet zelf uit deze gang van zaken voor komend jaar? Zij kunnen zich overigens voorstellen dat ook de staatssecretaris van Financiën weinig gelukkig was met het gebrek aan regie tussen de betreffende ministers. Is dat zo?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering de analyse van deze leden deelt dat de oorsprong van de problematiek ligt in het nalaten van heldere koopkrachtinformatie over de grote groep chronisch zieken en gehandicapten bij de Miljoenennota. Deze leden begrijpen niet waarom bij het opstellen van het beleidspakket voor het komend jaar het kabinet zélf niet wil weten wat de voorstellen voor deze groep betekenen. Deze leden menen dat het kabinet een verkeerd signaal geeft als zij voor volgend jaar opnieuw de route kiest om op Prinsjesdag alleen te verwijzen naar de standaardkoopkrachtplaatjes van het CPB. Deze plaatjes geven nauwelijks informatie over de gevolgen van de maatregelen bij VWS voor de groep chronisch zieken en gehandicapten. Zij vragen de regering toe te zeggen, dat volgend jaar anders en beter te doen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat niet eerder uit regeringsstukken was gebleken hoe de inkomenseffecten eruit zagen ten gevolge van de opeenstapeling van niet-generieke bezuinigingen op het ziekenfondspakket, de huursubsidie, de eigen bijdragen AWBZ, de kinderopvang, het lokale inkomensbeleid en de tegemoetkomingsregeling chronisch zieken en gehandicapten. Geeft de regering met de verschillende maatregelen ter verzachting van de negatieve inkomenseffecten impliciet te kennen dat de omvang en de reikwijdte daarvan haar niet eerder was gebleken? Waarom heeft de regering de spreiding van de niet-generieke inkomenseffecten pas zo laat nader onderzocht?

Voor hun beoordeling van deze novelle verwijzen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de motie-Rouvoet c.s., ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen (29 200, nr.28), waarin gevraagd werd om uitbreiding van de tegemoetkomingsregeling wanneer mocht blijken dat deze onvoldoende soelaas biedt voor chronische zieken en gehandicapten ter compensatie van de niet-generieke bezuinigingsmaatregelen. Nu uit de gepresenteerde «puntenwolken» en koopkrachtcijfers is gebleken dat dit inderdaad niet het geval is, waardeert de ChristenUnie-fractie het dát de regering met een aanpassing is gekomen. Dit neemt niet weg dat bij deze leden over deze aanpassing, in samenhang met de maatregelen in de bijzondere bijstand en de eigen bijdrage AWBZ, nog vragen leven. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn er niet van overtuigd dat deze maatregelen in samenhang het gewenste resultaat hebben voor de meest kwetsbare groepen in onze samenleving. Zij verwijzen hiervoor naar de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 8 december, waaruit blijkt dat nog altijd 28 000 chronisch zieken en gehandicapten op minimumniveau en 171 000 chronisch zieken en gehandicapten tussen minimum en modaal er meer dan 1% in koopkracht op achteruit gaan. Daarvan ondervinden 89 000 mensen zelfs een koopkrachtverlies van meer dan 2%. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden deze effecten nog steeds in flagrant contrast staan met de opmerkingen van de regering dat de marges zijn bepaald op een koopkrachtverlies tussen 0 en 1%, waarbij iets extra's zou worden gedaan voor de kwetsbaarste groep. De leden van de ChristenUnie-fractie gaan ervan uit dat de beloofde extra inspanning dan ook tot voldoende resultaat moet leiden, hetgeen in hun ogen nog niet het geval is.

Specifieke uitgaven

De leden van de fractie van de SP vragen of een indicatie kan worden gegeven van het aantal chronisch zieken dat met de verruimde definitie van specifieke kosten meer dan € 300 van deze kosten heeft?

Deze leden vragen wat zijn de budgettaire kosten zijn van verruiming van de specifieke kosten met fysiotherapie voor chronisch zieken die maximaal de eerste negen behandelingen zelf hoeven te betalen? Wat zijn in vergelijking hiermee de budgettaire kosten van het in het pakket laten van fysiotherapie voor deze groep (maximaal de eerste negen behandelingen zelf betalen)?

De leden van de fractie van GroenLinks verwelkomen de uitbreiding van de definitie van de specifieke kosten. Tijdens de behandeling van de zesde nota van wijziging BP 2004 was de brief van de minister van VWS betreffende de nieuwe eigen bijdrage AWBZ nog pas net beschikbaar. Ook de koopkrachtgevolgen van de extra eigen bijdrage voor extramurale zorg waren nog nauwelijks in beeld. Nu deze in volle omvang bekend zijn, voelen de leden van de fractie van GroenLinks zich gesterkt in hun verzet tegen de hogere eigen bijdrage AWBZ, maar stellen tot hun genoegen vast dat alle eigen bijdragen als specifieke kosten worden aangemerkt.

De zesde nota van wijziging op het Belastingplan 2004 is zodanig ingericht dat sprake is van budgettaire neutraliteit. De leden van de fractie van GroenLinks vertrouwen erop dat naar beste inzicht gerekend is aan de zesde nota van wijziging. Zij benadrukken evenwel – en naar zij aannemen is de regering ook die mening toegedaan – dat de zesde nota niet tot een besparing mag leiden. Daarom hebben de leden van GroenLinks hierover al eerder vragen gesteld. De staatssecretaris van Financiën meldde destijds schriftelijk dat de introductie van de nieuwe vermenigvuldigingsfactor 80 miljoen euro kost. Dit geeft deze leden zicht op de totale som in aanmerking te nemen specifieke kosten. Dat zou bij een marginaal tarief van gemiddeld 20% – is dat een juiste veronderstelling? – leiden tot een grondslag van specifieke kosten ter waarde van (80 x 60% x 20%) = 666 miljoen euro. Is deze rekensom correct? Zo ja, hoe verhoudt deze geschatte in aanmerking te nemen som specifieke kosten zich tot de specifieke kosten die in 2001 werden opgegeven (143 miljoen euro), waarbij een correctie in verband met de nieuwe definitie specifieke kosten tot een bedrag van ca. 260 miljoen leidt. Is deze correctie correct?

Bij zesde nota van wijziging is binnen de buitengewone uitgaven een categorie specifieke uitgaven geïntroduceerd. Deze categorie wordt in deze novelle uitgebreid met het medische deel van de eigen bijdragen voor extramurale AWBZ-zorg, en de farmaceutische hulpmiddelen. De leden van de fractie van de Christen-Unie vragen bevestiging dat eigen bijdragen die PGB-houders moeten betalen voor AWBZ-zorg ook onder de gekozen definitie vallen. Tevens vragen deze leden bevestiging dat zelfzorgmedicijnen op recept zijn inbegrepen bij de farmaceutische hulpmiddelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ook de contributies voor patiëntenverenigingen niet onder de specifieke uitgaven zouden moeten vallen, aangezien ook dit in overwegende mate uitgaven zijn die voornamelijk door chronisch zieken en gehandicapten worden gedaan. Zij verwijzen hiervoor tevens naar het pleidooi van de CG-Raad.

Hoe groot schat de regering de groep van mensen in die eigenlijk niet aangemerkt kunnen worden als chronisch ziek of gehandicapt, maar wel de inkomensdrempel van 11,2% zullen behalen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Een rekenvoorbeeld: een belastingplichtige – alleenverdiener – met een verzamelinkomen (voor toepassing buitengewone uitgaven) van € 25 000 koopt in 2004 een bril van € 310. Daarnaast betaalt de belastingplichtige nog een bedrag van € 2 800 aan premies ziektekostenverzekering voor zichzelf en zijn gezin. De bril wordt aangemerkt als hulpmiddel in de zin van het nieuwe art. 6.20a. De belastingplichtige komt door de aanschaf van de bril in aanmerking voor het chronischziekenforfait en voor toepassing van de vermenigvuldigingsfactor. De bril van € 310 leidt dan tot een bedrag aan buitengewone uitgaven van € 310 + € 189 (vermenigvuldigingsfactor) + € 757 (forfait) = € 1 256. Doordat de drempel voor aftrek buitengewone uitgaven al is bereikt door de betaalde premies voor de ziektekostenverzekering (zoals vaak het geval is), levert de aanschaf van deze bril van € 310 bij een tarief van 38,4% een fiscaal voordeel op van € 482.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reactie van de regering op de onderzoeksgegevens van Nivel, waaruit blijkt dat slechts zo'n 20–25% van de chronisch zieken deze specifieke kosten heeft, en dat slechts de helft daarvan specifieke uitgaven heeft hoger dan 250 euro. Heeft de regering er van tevoren rekening mee gehouden dat de groep die er als gevolg van de zesde nota van wijziging op vooruit zou gaan zo gering zou kunnen zijn? Zo nee, geven deze cijfers de regering aanleiding om de systematiek van de regeling Buitengewone Uitgaven op termijn nader toe te spitsen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Verzilveringsproblematiek

In het kader van dit voorstel hebben de leden van de PvdA-fractie nog een vraag ten aanzien van de tegemoetkomingsregeling ter oplossing van de verzilveringsproblematiek. In het Belastingplan 2004 (29 210) wordt in artikel I onderdeel Rc in artikel 6.2b Wet IB 2001 geregeld dat een negatief bedrag in verband met buitengewone uigaven bij beschikking «op verzoek van de belastingplichtige» wordt vastgesteld. In de brief van 11 november 2003 van de staatssecretaris (29 210, nr. 72) wordt opgemerkt dat de belastingplichtige niets hoeft te doen om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming wegens verzilveringsproblemen.

Waarom zo vragen deze leden staat in artikel 6.2b IB 2001 dan «op verzoek van de belastingplichtige»? Wordt het tegemoetkomingsbedrag automatisch door de belastingdienst uitgekeerd?

Deze leden vragen hoe en wanneer de verzilveringsregeling wettelijk wordt vastgelegd, afgezien van hetgeen geregeld is in art. 6.2b IB 2001? Zij gaan er vanuit dat deze regeling nog voor het Kerstreces bij de Kamer is. Kan de regering dit bevestigen?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de verwachting gerechtvaardigd is, dat in 2004 de in aanmerking te nemen specifieke kosten inderdaad ruim 660 miljoen bedragen? Hoe groot is het «risico», dat deze grondslag niet wordt «gehaald», waardoor de fiscus per saldo bespaart op deze zesde nota? Indien voornoemde rekensom onjuist is, kan de staatssecretaris dan zijn eigen berekening specificeren? gl8 Is bij een mogelijke besparing ook sprake van een – al dan niet gelijke – doorwerking naar de verzilveringsregeling? Indien in 2004 aan specifieke kosten 100 miljoen minder fiscaal wordt gepresenteerd dan geprognosticeerd, wat zijn in dat geval de budgettaire gevolgen van een lagere aftrekpost specifieke uitgaven en minder aansprak op de verzilveringsregeling?

Tenslotte signaleren deze leden tot hun tevredenheid dat de regering de vermenigvuldigingsfactor licht verhoogt. Dit zou vaker mogen gebeuren, deze leden hadden reeds eerder een nog hogere vermenigvuldigingsfactor voorgesteld. Is dit een politieke voorbode voor de nabije toekomst, zo vragen deze leden verheugd? Gaan we dit vaker meemaken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het zo is dat de verzilveringsproblematiek pas geheel wordt opgelost voor het jaar 2005, wanneer de Tegemoetkomingsregeling betrokken kan worden bij de Voorlopige belastingteruggaaf. De belastingteruggave over 2003 kan pas medio 2004 worden geïncasseerd. Zij vragen of de regering als gevolg hiervan geen problemen verwacht bij de doelgroep in de eerste helft van 2004, nu veel bezuinigingsmaatregelen voelbaar worden per 1 januari 2004.

De toelichting meldt dat de onderhavige regeling uitsluitend tegemoet komt aan personen met specifieke uitgaven. Er wordt geen aandacht besteed aan het verzilveringsprobleem, zo constateren de leden van de fractie van de SGP. Kan de regering nader toelichten wat de effecten van het wetsvoorstel hierop zijn? Kunnen de groepen die vooral te maken hebben met de twee nieuwe posten dit forfait voor specifieke uitgaven ook daadwerkelijk verzilveren? Is er een inschatting te geven van het aantal mensen dat met dit probleem zou worden geconfronteerd?

Budgettaire en inkomenseffecten

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of de inkomensgevolgen van de effecten van de door deze fractie bij het Belastingplan 2004 ingediende amendementen ten aanzien van de buitengewone uitgaven kunnen worden berekend, zodat zij zich een beeld kunnen vormen voor eventuele toekomstige aanpassingen in deze regeling?

De leden van de SP-fractie vragen welke groepen er na de wijziging in deze novelle op achteruit gaan. Hoe groot zijn deze groepen en hoe groot zijn de inkomenseffecten als gevolg van de fiscale wijzigingen?

De leden van de fractie van GroenLinks blijven ongelukkig met de uitkomst van het totale koopkrachtbeeld, ook nu het kabinet met aanvullend, verzachtend beleid is gekomen bij maatregelen betreffende de eigen bijdragen AWBZ, de bijzondere bijstand en onderhavige belastingnovelle. Deze leden constateren dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vorige week in zijn eerste termijn behandeling van de begroting SZW heeft gesteld, dat hij niet wenst dat het koopkrachtbeeld na dit aanvullende herstelpakket negatieve inkomenseffecten laat zien van -2, -3, -4, -5% enz. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit feitelijk wél het geval is (hierbij wordt verwezen naar de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 8 december 2003) en zijn dan ook teleurgesteld dat het kabinet toch tevreden lijkt met het resulterende koopkrachtbeeld. Hoe rijmt de regering deze uitkomst met de eerder uitlatingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Hierboven is al door de leden van de fractie van GroenLinks vermeld dat het kabinet tevreden lijkt met de uitkomst van het totale koopkrachtbeeld. De leden van de GroenLinks-fractie zijn dat zeker niet en hebben daarom voorgesteld om tot een «Robin Hoodheffing» te komen. Deze leden willen mensen met een inkomen boven 100 000 euro eenmalig extra belasten zodanig dat de 700 000 huishoudens die een inkomen hebben tot 111% WML voor het jaar 2004 € 500 extra kunnen krijgen via de gemeenten. Deze «Robin Hoodheffing» corrigeert het, in de ogen van de leden van de GroenLinks-fractie onacceptabele, koopkrachtbeeld voor het jaar 2004. Voor latere jaren willen deze leden weer dat de regering zich hoofdverantwoordelijk voelt voor het inkomensbeleid en de gewenste koopkrachteffecten. Middels het gebruikelijke belastinginstrumentarium en niet via de gemeenten (bijzondere bijstand), moet het Rijk zorgdragen voor een evenwichtig koopkrachtbeeld en rechtvaardig inkomensverhoudingen in Nederland. De leden van de fractie van GroenLinks zijn in principe van mening dat bijzondere bijstand beperkt moet blijven tot maatwerk, maar dat kan alleen als het kabinet een verantwoordelijk inkomensbeleid voert met daadwerkelijk oog voor de minima en de chronisch zieken en gehandicapten. Zij vragen de regering een reactie op het voorstel van de Robin Hoodheffing.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de gevolgen van de verruimde aftrek van specifieke kosten voor de inkomenspositie van mensen met een bijstandsuitkering en/of een inkomensafhankelijke regeling, zoals kwijtschelding gemeentelijke lasten, huursubsidie e.d. Is het waar dat in een aantal gevallen deze mensen de teruggave, die soms aanzienlijk kan zijn, meteen weer inleveren door korting op de bijstandsuitkering en/of lagere/geen kwijtschelding, huursubsidie e.d.? Bij toepassing van welke inkomensafhankelijke regelingen speelt dit probleem? Kan de regering garanderen dat de ruimere fiscale compensatie alsmede de verzilveringsregeling in 2004 ook daadwerkelijk in de portemonnee van deze groep chronisch zieken en gehandicapten terecht komt?

Bij de zesde nota van wijziging op het Belastingplan is de vermenigvuldigingsfactor beperkt tot de specifieke uitgaven, en vóór de drempel van 11,2% geplaatst. De vermenigvuldigingsfactor wordt in deze novelle verhoogd van 1,6 naar 1,65. Wat is het budgettaire beslag van een verdere verhoging van de vermenigvuldigingsfactor naar respectievelijk 1,7, 1,8, 1,9 en 2,0, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Zij zouden hiervan graag een tabel zien opgenomen worden in de nota naar aanleiding van het verslag.

De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag weten hoe groot de groep is die tot nu toe aanspraak maakte op het chronisch ziekenforfait, en hoeveel mensen hiervan na de wijzigingen van het Belastingplan zoals nu voorgesteld gebruik zullen maken.

De leden van de ChristenUnie-fractie informeren voorts hoe groot volgens de regering het negatieve koopkrachteffect is van het niet meer van toepassing zijn van de vermenigvuldigingsfactoren op de totale buitengewone uitgaven voor de groep chronisch zieken en gehandicapten op minimumniveau en tussen minimum en modaal? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat in gevallen waarin de betrokkene gebruik maakt van het ouderenforfait of het arbeidsongeschiktheidsforfait, per saldo altijd een negatief inkomenseffect optreedt?

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat – zo snel als op een verantwoorde manier mogelijk is – in het volgende kalenderjaar de effecten van de door de regering genomen maatregelen in samenspraak met de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kritisch geëvalueerd moeten worden – dit conform de door het lid Van der Vlies ingediende motie bij de begroting van SZW1. Mensen die te maken hebben met onbedoelde en onvoorziene sterk negatieve inkomenseffecten die onvoldoende gecompenseerd worden, zullen alsnog tegemoet gekomen moeten worden. Is de regering bereid zich hiervoor in te zetten?

Voor de langere termijn verdient het volgens de leden van de SGP-fractie aanbeveling de verschillende forfaits inzake buitengewone uitgaven kritisch tegen het licht te houden in samenhang met het inkomensbeleid van de beide eerder genoemde departementen. Zij hebben namelijk de indruk dat mede door de vele verschillende inkomensmaatregelen de daadwerkelijke effecten op de inkomens van huishoudens onduidelijk zijn. De maatregelen die nu aan de orde zijn, zijn een noodmaatregel. Op de langere termijn zal een structurele oplossing gevonden moeten worden. Graag zien zij de inzet van de regering hiervoor.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), De Grave (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Eurlings (CDA), Blok (VVD), ten Hoopen (CDA), Ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), Voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), van Loon-Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Heemskerk (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Mosterd (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Samsom (PvdA), Luchtenveld (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA) en De Vries (VVD).

XNoot
1

Kamerstukken II, 2003–2004, 29 200 XV, nr. 61.

Naar boven