29 366
Wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van het digitale controleapparaat

nr. 5
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 26 september 2003 en het nader rapport d.d. 3 december 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2003, no. 03.002985, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van een wet op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de Arbeidstijdenwet (Wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van de digitale tachograaf).

Het voorstel bevat wijzigingen in de Arbeidstijdenwet (ATW) en in de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2135/98.1 Deze wijzigingen hebben betrekking op de vervanging van de thans in het wegvervoer gebruikte «papieren» tachograaf door een digitale tachograaf. Deze tachograaf moet de controle op arbeidstijden in de vervoerssector, effectiever, eenvoudiger en fraudebestendiger maken. De invoeringstermijn loopt op 6 augustus 2004 af.

De Raad van State kan zich vinden in het voorstel, maar maakt een opmerking over de samenhang met een andere wijziging van de ATW. In verband daarmee is mogelijk enige aanpassing van het voorstel wenselijk.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 juli 2003, nr. 03.002985, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 september 2003, nr. W12.03.0291/IV, bied ik U hierbij aan.

1. De Raad constateert dat in het voorstel is uitgegaan van de wettekst zoals die zal luiden na inwerkingtreding van de wijziging van de ATW in verband met de invoering van de bestuurlijke boete.2 In het voorstel worden immers wijzigingen aangebracht in artikel 11.3, tweede lid, zoals dat zal luiden na invoering van de bestuurlijke boete in de ATW. Het voorstel daartoe is op 14 augustus 2003 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig gemaakt.

De toelichting gaat niet in op de vraag of voldoende verzekerd is dat de wijziging van artikel 11.3, tweede lid, ATW tijdig van kracht zal zijn vóór het einde van de invoeringstermijn voor Verordening (EG) nr.2135/98. De Raad adviseert dit alsnog te doen, en zo nodig het voorstel op dit punt aan te passen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen, maar maakt een opmerking over de samenloop met een andere wijziging van de Arbeidstijdenwet, namelijk de wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet, Kamerstukken II 2002–2003, 29 000, nrs. 1–2).

In het onderhavige wetsvoorstel is van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet uitgegaan omdat dit wetsvoorstel, eerder dan eerstgenoemd voorstel, reeds op 14 augustus 2003 bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt. De Raad van State merkt op dat wellicht niet voldoende verzekerd is dat de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet tijdig van kracht zal zijn, namelijk voor het einde van de invoeringstermijn van de Europese verordeningen op 5 augustus 2004. Indien de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet onverhoopt niet eerder in werking treedt dan 5 augustus 2004, zal aangesloten moeten worden bij de huidige tekst over strafbaarstelling van bepalingen uit de Arbeidstijdenwet, te weten in de Wet op de economische delicten. Een en ander is ondervangen door de noodzakelijke samenloopbepalingen op te nemen in de artikelen III tot en met VI van het wetsvoorstel.

De redactionele kanttekeningen van de Raad van State zijn in het wetsvoorstel verwerkt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een omissie in de implementatie van de Europese verordeningen te herstellen. Het tweede lid van artikel 8:2 van de Arbeidstijdenwet is aangevuld met de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals omschreven in de Europese verordeningen. Daarnaast is artikel 11.3, van de Arbeidstijdenwet, technisch verbeterd.

Aangezien het onderhavige wetsvoorstel voornamelijk betrekking heeft op het terrein van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ondergetekende overeengekomen dat de Minister van Verkeer en Waterstaat eerste ondertekenaar wordt van dit wetsvoorstel; dit zal ook voor toekomstige vergelijkbare wijzigingen van de Arbeidstijdenwet gaan gelden.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 26 september 2003, no. W12.03.0291/IV, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet

– In het opschrift van het voorstel, de woorden «van een wet op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake» laten vervallen, teneinde het opschrift zo beknopt mogelijk te houden, en na het eerste «Arbeidstijdenwet» de woorden «en de Wegenverkeerswet 1994» toevoegen.

Memorie van toelichting

– In de toelichting bij artikel I, onderdeel E, vermelden dat deze wijziging betrekking heeft op een bepaling zoals deze zal luiden na wijziging door een ander wetsvoorstel en daarbij tevens naar de desbetreffende Kamerstukken verwijzen.

In de toelichting bij artikel III de keuze voor deze bijzondere inwerkingtredingbepaling (kort) toelichten.


XNoot
1

Verordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad van 24 september 1998 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Richtlijn 88/599/EEG betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 en Verordening (EEG) nr. 3821/85.

XNoot
2

Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete, Arbeidstijdenwet), Kamerstukken II 2002/03, 29 000, nrs. 1–2.

Naar boven