nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 28 januari 2004
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft
de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin
gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel.
Hoewel het niet de bedoeling van de richtlijn is om gelijktijdig de nationale
wetgeving verder aan te passen vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre
de Wet op de ondernemingsraden (WOR) verder gaat dan de Europese regelgeving.
In het regeerakkoord zijn duidelijke afspraken gemaakt voor minder regels
en minder administratieve lasten.
Wanneer komt de regering in het kader van minder regels en minder administratieve
lasten met een voorstel om deze wet terug te brengen tot de vereisten volgens
Europese regelgeving?
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling
kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel, dat ertoe strekt richtlijn
2002/14/EG te implementeren. Zij constateren dat de Nederlandse regelgeving
betreffende de informatie en raadpleging van werknemers al veel ruimhartiger
is dan op grond van de richtlijn wordt voorgeschreven. Wel vragen zij om een
nadere toelichting op de keuze de richtlijn niet op vestigingsniveau (bij
ten minste 20 werknemers) van toepassing te laten zijn, naast de verwijzing
in de toelichting naar artikel 2 van de WOR . Kan dit per saldo betekenen
dat in andere lidstaten werknemers bij kleinere ondernemingen verdergaande
rechten hebben ten aanzien van informatie en raadpleging dan in Nederland?
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting.
Deze wet is een implementatie van de richtlijn tot vaststelling van een
algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers
in de Europese Gemeenschap.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I
Onderdeel B
De leden van de VVD-fractie vragen waarom artikel 1 lid B niet uitsluitend
de ondernemingsraad de mogelijkheid geeft om via de kantonrechter te verzoeken
om opgelegde geheimhouding op te heffen.
Het artikel geeft deze mogelijkheid ook aan geraadpleegde deskundigen,
leden van een commissie van de ondernemingsraad (OR), degenen die het secretariaat
voeren en individuele leden van de OR.
Dat betekent dat ook als de OR in meerderheid of zelfs unaniem de geheimhouding
goedkeurt één persoon een procedure bij de kantonrechter kan
aanspannen.
De leden van de VVD-fractie lijkt dit niet logisch en ook niet passend
bij democratische besluitvorming bij meerderheid.
Bovendien kan er in de praktijk sprake zijn van verstoring van de verhoudingen
en ongewenste belasting van de rechtspraak door het handelen van één
of slechts enkele personen, die zelfs niet lid van de OR hoeven te zijn.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een verduidelijking
van het voorgestelde in het zevende lid van artikel 20 van de WOR. Is het
inderdaad de bedoeling dat een enkel lid van de OR of een deskundige een algehele
ontheffing van de geheimhoudingsplicht kan bewerkstelligen voor allen aan
wie geheimhouding is opgelegd? Wat verzet zich ertegen vast te leggen dat
de hele OR een verzoek tot ontheffing van de geheimhoudingsplicht doet? Deze
leden verzoeken de indieners te reageren op het commentaar van VNO/NCW ter
zake.1
De leden van de SGP-fractie constateren met instemming dat de regering
bij de implementatie geen verdergaande voorstellen heeft gedaan. Op één
punt is de regering echter wél verder gegaan. Dat betreft artikel I,
onderdeel B. Dit artikel maakt het mogelijk dat een enkel lid van de OR, of
zelfs een deskundige, een algehele ontheffing van de geheimhoudingsplicht
kan bewerkstelligen voor allen aan wie geheimhouding is opgelegd. De aan het
woord zijnde leden vragen de regering naar de reden waarom de regering hier
verder gaat dan de richtlijn.
Daarnaast vinden de leden van de SGP-fractie een dergelijke algemeen geformuleerde
regeling niet wenselijk. Hoe kijkt de regering aan tegen het voorstel om de
geheimhoudingsplicht voor anderen dan de OR en zijn leden separaat te regelen?
De voorzitter van de commissie,
Hamer
De griffier voor dit verslag,
Post
XNoot
1Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD),
De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter, Bussemaker
(PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers
(VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa
(CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD),
Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali
(VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema
(GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA),
Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP),
Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van
der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA),
Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF), Schippers (VVD).
XNoot
1Brief van 16 januari 2004, szw0400061.