29 364
Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden ter uitvoering van de richtlijn nr. 2002/14/EG

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 28 januari 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel.

Hoewel het niet de bedoeling van de richtlijn is om gelijktijdig de nationale wetgeving verder aan te passen vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre de Wet op de ondernemingsraden (WOR) verder gaat dan de Europese regelgeving.

In het regeerakkoord zijn duidelijke afspraken gemaakt voor minder regels en minder administratieve lasten.

Wanneer komt de regering in het kader van minder regels en minder administratieve lasten met een voorstel om deze wet terug te brengen tot de vereisten volgens Europese regelgeving?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel, dat ertoe strekt richtlijn 2002/14/EG te implementeren. Zij constateren dat de Nederlandse regelgeving betreffende de informatie en raadpleging van werknemers al veel ruimhartiger is dan op grond van de richtlijn wordt voorgeschreven. Wel vragen zij om een nadere toelichting op de keuze de richtlijn niet op vestigingsniveau (bij ten minste 20 werknemers) van toepassing te laten zijn, naast de verwijzing in de toelichting naar artikel 2 van de WOR . Kan dit per saldo betekenen dat in andere lidstaten werknemers bij kleinere ondernemingen verdergaande rechten hebben ten aanzien van informatie en raadpleging dan in Nederland?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting.

Deze wet is een implementatie van de richtlijn tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel B

De leden van de VVD-fractie vragen waarom artikel 1 lid B niet uitsluitend de ondernemingsraad de mogelijkheid geeft om via de kantonrechter te verzoeken om opgelegde geheimhouding op te heffen.

Het artikel geeft deze mogelijkheid ook aan geraadpleegde deskundigen, leden van een commissie van de ondernemingsraad (OR), degenen die het secretariaat voeren en individuele leden van de OR.

Dat betekent dat ook als de OR in meerderheid of zelfs unaniem de geheimhouding goedkeurt één persoon een procedure bij de kantonrechter kan aanspannen.

De leden van de VVD-fractie lijkt dit niet logisch en ook niet passend bij democratische besluitvorming bij meerderheid.

Bovendien kan er in de praktijk sprake zijn van verstoring van de verhoudingen en ongewenste belasting van de rechtspraak door het handelen van één of slechts enkele personen, die zelfs niet lid van de OR hoeven te zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een verduidelijking van het voorgestelde in het zevende lid van artikel 20 van de WOR. Is het inderdaad de bedoeling dat een enkel lid van de OR of een deskundige een algehele ontheffing van de geheimhoudingsplicht kan bewerkstelligen voor allen aan wie geheimhouding is opgelegd? Wat verzet zich ertegen vast te leggen dat de hele OR een verzoek tot ontheffing van de geheimhoudingsplicht doet? Deze leden verzoeken de indieners te reageren op het commentaar van VNO/NCW ter zake.1

De leden van de SGP-fractie constateren met instemming dat de regering bij de implementatie geen verdergaande voorstellen heeft gedaan. Op één punt is de regering echter wél verder gegaan. Dat betreft artikel I, onderdeel B. Dit artikel maakt het mogelijk dat een enkel lid van de OR, of zelfs een deskundige, een algehele ontheffing van de geheimhoudingsplicht kan bewerkstelligen voor allen aan wie geheimhouding is opgelegd. De aan het woord zijnde leden vragen de regering naar de reden waarom de regering hier verder gaat dan de richtlijn.

Daarnaast vinden de leden van de SGP-fractie een dergelijke algemeen geformuleerde regeling niet wenselijk. Hoe kijkt de regering aan tegen het voorstel om de geheimhoudingsplicht voor anderen dan de OR en zijn leden separaat te regelen?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

De griffier voor dit verslag,

Post


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF), Schippers (VVD).

XNoot
1

Brief van 16 januari 2004, szw0400061.

Naar boven