29 362
Modernisering van de overheid

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2005

Tijdens een Algemeen Overleg op 4 februari 2004 met de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken over het Programma Andere Overheid heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd te zullen komen met een meer uitgewerkte visie van de regering op de «civil society» en «eigentijds burgerschap». Ook aan de Eerste Kamer is toegezegd nader in te zullen gaan op democratisch burgerschap en civil society. Daarnaast is in december 2004 de motie-Van de Camp (Kamerstukken II 2004/2005, 29 800-III, nr. 11) aangenomen door uw Kamer, waarin de regering wordt verzocht om actief burgerschap in voorstellen uit te werken en de Kamer daarover voor 1 juli 2005 te informeren.

Hierbij bied ik u namens het kabinet aan de verkennende notitie «Burgerschap en andere overheid»1. Hierin wordt een analyse gemaakt van enkele voor de verhouding tussen burger en overheid relevante ontwikkelingen, die wordt uitgewerkt in een schets van een nieuwe verhouding tussen overheid en burger. De noodzaak tot meer wederkerigheid staat daarin centraal. De notitie eindigt met enkele beleidsvoornemens, waaronder een adviesaanvraag aan ROB en RMO inzake het gedachtengoed van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Burgerschap.

Het meer eigentijdse burgerschapsconcept waarvan het kabinet uitgaat is in de Kabinetsvisie «Andere overheid»2 als volgt geformuleerd:

Het kabinet denkt dan aan een burger die zelfredzaam, mondig en betrokken is, hetgeen zich niet in de eerste plaats uit in het indienen van tegen de overheid gerichte eisen, klachten en beroepen, maar veeleer in maatschappelijke zelforganisatie en initiatieven.

In de Kabinetsvisie «Andere overheid» wordt het begrip civil society omschreven als:

niet alleen de door de burgers gedragen maatschappelijke organisaties, maar ook meer informele uitvingen van burgerzin. Dat betekent dat ook op de res publica gerichte optredens van individuele burgers deel uitmaken van de civil society.

Er zijn duidelijk parallellen te trekken tussen onderhavige notitie en de kabinetsnota «Rechtsstaat en rechtsorde» en de vervolgstukken daarop1.

De aanleiding voor en het perspectief van beide trajecten is hetzelfde: het WRR-rapport «De toekomst van de nationale rechtsstaat», waarin het perspectief wordt geschetst dat de voortschrijdende emancipatie van de burger vraagt om meer wederkerigheid in de onderlinge relatie tussen overheid en burger. De burger zou meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen waar zij dat kan, en de overheid dient de burger meer ruimte te geven om die verantwoordelijkheid in te vullen. Dat vergt ook verandering van de overheid zelf.

In de kabinetsvisie Andere Overheid zijn de consequenties voor de overheid geformuleerd. De andere overheid is een krachtige overheid, die niet de eigen, verkokerde organisatie, maar de samenleving centraal stelt, die heldere kaders formuleert en ruimte laat aan de burger en zijn organisaties. Daar waar sprake is van publieke dienstverlening zorgt de andere overheid voor uitstekende uitvoering daarvan.

De nota Bruikbare rechtsorde2 is gericht op het ontwikkelen en toepassen van wetgevingsconcepten die de burger ruimte geven om zelf verantwoordelijkheid in het publieke domein te dragen en zijn aangelegenheden zo goed mogelijk te regelen. De nota bevat daarvoor een aantal modellen. Enkele daarvan zijn nader uitgewerkt, met name in de rapporten over Zorgplichten en Alternatieve Toezichtsarrangementen3. Bij die uitwerking is gereflecteerd op de voorwaarden waaronder die modellen kunnen functioneren. Daartoe behoort bijvoorbeeld openheid en het afleggen van verantwoording.

De onderhavige notitie gaat over burgerschap. Daarin wordt nagegaan wat van een burger verwacht mag worden wanneer hij verantwoordelijkheid draagt in het publieke domein. Daarbij gaat het erom, dat de burgers elkaar respecteren en geen vrijheid nemen ten koste van de vrijheid van anderen. Dit kan zich ook uiten in de verhouding tussen burger en overheid. Het kabinet vertaalt deze verwachtingen ten aanzien van de burger in een aantal algemene beginselen van behoorlijk burgerschap, en doet de volgende voorzet ten aanzien van de nadere invulling daarvan:

Vertrouwens-beginselDe burger bindt zich aan gedane toezeggingen aan andere burgers en/of de overheid
Zorgvuldigheids-beginselDe burger laat in zijn verkeer met andere burgers en/of de overheid (in het bijzonder bezwaar- en beroepsprocedures) tijdig weten wat hij van plan is
Rechtszekerheids-beginselDe burger bindt zich aan gemaakte afspraken met andere burgers en/of de overheid
Motiverings-beginselBurgers (en bedrijven) leggen verantwoording af over de wijze waarop zij invulling geven aan bepaalde aan hen toevertrouwde publieke verantwoordelijkheden.

Deze algemene beginselen van behoorlijk burgerschap vormen gemeenschappelijk uitgangspunten voor het gedrag van burgers in het publieke domein. Zij sluiten aan op de in het Programma Andere Overheid geschetste gedachten over burgerschap. Om verdere juridisering van het publieke domein te voorkomen is enige terughoudendheid ten aanzien van verdere juridische invulling of codificatie van de beginselen geboden.

Daarnaast gelden zij als veronderstellingen bij het gebruik van ruimte scheppende wetgevingsmodellen, in de verhouding tussen burgers onderling en in de verhoudingen tussen burgers en overheid, zoals voorgesteld in de nota Bruikbare Rechtsorde.

Het kabinet zal advies vragen aan ROB en RMO om het gedachtegoed van de algemene beginselen van behoorlijk burgerschap nader te bezien en in het bijzonder daar waar het de rol en verantwoordelijkheid van de civil society betreft. Deze adviezen moeten ertoe leiden dat de bedoelde beginselen een hanteerbare vertaling krijgen in het overheidsbeleid.

De thematiek van burgerschap en civil society zal tevens aan bod komen in de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Bewijzen van goede dienstverlening» en de kabinetsreactie op het nog te verschijnen WRR-rapport over «De eigen buurt». Ook in het kader van het debat rond waarden en normen zal deze thematiek terugkeren.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2003/04, 29 362, nr. 2. Blz. 5.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003–2004, 29 279, nr. 1 e.v. Vervolgstukken in het bijzonder de nota «Bruikbare rechtsorde» (nr. 9) en de nota «Naar een slagvaardiger bestuursrecht» (nr. 16H).

XNoot
2

Kamerstukken II 2003–2004, 29 279, nr. 9.

XNoot
3

Kamerstukken II 2003–2004, 29 279, nr. 14 en nr. 13 respectievelijk.

Naar boven