29 362
Modernisering van de overheid

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2004

Hierbij bied ik u het Plan van Aanpak «Meer Focus op Externe Inhuur» aan, inclusief een managementsamenvatting1, zoals aangekondigd in mijn voortgangsbrief over het Programma Andere Overheid (PAO) van 8 juli jl.

Het terugdringen van het aantal externen is één van de onderdelen van het actieprogramma Andere Overheid. Het gaat daarbij om een onderdeel uit Actielijn 3: de rijksoverheid gaat zichzelf beter organiseren.

De overheid gebruikt haar eigen capaciteit en deskundigheid onvoldoende. De overheid is op onderdelen te afhankelijk van marktpartijen. In dit Plan van Aanpak wordt dit probleem nu daadwerkelijk aangepakt met concrete, toegespitste maatregelen.

Een bekende en gebruikelijke manier om voor een dergelijk probleem een oplossing te vinden is door middel van financiële prikkels. Zowel in het Strategisch Akkoord (2002) als in het Hoofdlijnenakkoord (2003) is daartoe een forse taakstelling op externe inhuur afgesproken. De helft van de uitgaven aan externe inhuur op de apparaatartikelen is als taakstelling ingeboekt. Deze bezuiniging ad € 310 mln. structureel zal worden gerealiseerd. Toch is hiermee het probleem nog niet bij de wortel aangepakt. Dat gaan we vanaf nu wel doen.

Daartoe wordt eerst helderheid gegeven over drie punten: Wat is externe inhuur? Wanneer vinden wij externe inhuur een probleem? Wanneer kan de overheid niet zonder externe inhuur?

Vanuit drie invalshoeken: professioneel opdrachtgeverschap, goed werkgeverschap en efficiënte en doelmatige bedrijfsvoering, worden concrete en uitvoerbare maatregelen vastgesteld.

Daarvan worden 4 punten door alle ministeries doorgevoerd:

– het tijdelijk, voor een periode van 2 jaar, beleggen van de beslissingsbevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies bij de kerndepartementen op het niveau van de Directeur-Generaal, en bij de regionaal verspreide buitendiensten op het meest geëigende niveau in de organisatie t.b.v. adequate besluitvorming. Rapportage richting de minister over de volledige omvang van deze vier categorieën inhuur zal jaarlijks plaatsvinden in het kader van de reguliere planning en control cyclus.

– het instellen van «toetspunten», die departementaal worden ingericht, passend binnen de planning en control cyclus van ieder ministerie met de bevoegdheid om advies uit te brengen aan de beslissingsbevoegde.

– het invoeren van een gedragscode voor inhuur van externen, gecombineerd met het beschikbaar stellen van een pakket «Eerste Hulp bij Opdrachtgeverschap» voor integrale managers, met nadruk op te hanteren afwegingscriteria, ter rationalisatie van het afwegingsproces,

– het vullen van een interdepartementale databank met opdrachten aan externen en evaluaties van opdrachten.

Andere maatregelen worden gedifferentieerd per ministerie getroffen. Dit betreft enerzijds de inzet van alternatieven voor het inhuren van externen (de inzet en uitbreiding van departementale pools) en anderzijds het goedkoper maken van inhuur (stroomlijnen van inkoopprocessen, professionalisering van inkoop via het project Professioneel Inkopen en Aanbesteden).

Door het uitvoeren van deze maatregelen krijgen we ook op dit onderwerp een selectievere overheid, die op andere wijze stuurt en beter presteert.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven