29 362
Modernisering van de overheid

nr. 153
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2009

Met deze brief informeer ik u over de acties en resultaten op het gebied van interbestuurlijke administratieve lasten. De brief is een aanvulling op de reguliere voortgangsbrief (Tweede Kamer 2008–2009, 29 362 nr. 145). Met tevredenheid constateer ik dat de eerste resultaten zijn geboekt en met een krachtige doorgang van de ingezette maatregelen het uiteindelijke doel van 25% minder interbestuurlijke administratieve lasten kan worden behaald.

Kabinetsdoelstellingen

Het kabinet hecht net als de Kamer aan vermindering van de interbestuurlijke administratieve lasten. In de bestuursakkoorden met gemeenten (Tweede Kamer 2006–2007, 30 800 B, nr. 17) en provincies (Tweede Kamer 2008–2009, bijlage bij 31 700 VII, nr. 44) is afgesproken de interbestuurlijke lasten voor medeoverheden met minimaal 25% te verlagen. De vermindering van de interbestuurlijke administratieve lasten voor medeoverheden is echter niet los te zien van de bredere bestuurlijke context en bijbehorende doelstellingen. De kerndoelstellingen zijn decentralisatie en ruimte voor de invulling van de eigen verantwoordelijkheid. Door als rijk zoveel mogelijk op afstand te blijven, kunnen decentrale overheden maatwerk bieden. Het kabinet zal hierbij steunen op een systeem van checks and balances met bijbehorende informatie van de medeoverheden om dat systeem te kunnen beoordelen. Hierbij hoort terughoudendheid en bewuste keuzes bij het bepalen welke interbestuurlijke informatie nodig is.

Nulmeting interbestuurlijke administratieve lasten

Mede naar aanleiding van de motie Van der Burg (Tweede Kamer 2006–2007, 29 515, nr. 194) heb ik een nulmeting van interbestuurlijke lasten laten uitvoeren met als peildatum de start van deze kabinetsperiode (1 maart 2007). De interbestuurlijke lasten zijn gedefinieerd als de lasten voor de medeoverheden om te voldoen aan de informatieverplichtingen richting de rijksoverheid die voortvloeien uit wet- en regelgeving van de rijksoverheid. De jaarlijkse interbestuurlijke lasten voor de 28 informatieverplichtingen met de hoogste lasten zijn circa 73 miljoen euro en te categoriseren naar:

1. Europese verplichtingen

2. Specifieke uitkeringen

3. Overige informatieverplichtingen

Naast kwantitatieve lasten, zijn ook de kwalitatieve, ervaren lasten onderzocht. Voor het merendeel scoren de interbestuurlijke verplichtingen positief op het criterium ervaren lasten. Deze informatieverplichtingen worden als duidelijk ervaren, met een goede dienstverlening vanuit het rijk, een redelijke doorlooptijd van aanvragen en die een inspanning vraagt van decentrale overheden die in verhouding staat tot het doel van de verplichting.

Het kabinet wil het hoge kwalitatieve niveau vasthouden door informatieverplichtingen blijvend vooraf met gemeenten en provincies en andere belanghebbenden op uitvoerbaarheid en relevantie te bespreken.

Ingezette en in te zetten acties en behaalde resultaten

Per categorie informatieverplichting als bron van interbestuurlijke lasten, namelijk Europa, specifieke uitkeringen en overige verplichtingen, zet het kabinet een aantal acties in. Deze acties gelden niet alleen voor de 28 informatieverplichtingen met de hoogste lasten, maar voor het hele stelsel en daarmee ook voor nieuwe informatieverplichtingen. Via stelselaanpassingen is sprake van een structureel karakter en is het bereik zo optimaal mogelijk.

1. Europa (3 informatieverplichtingen)

De aanpak van EU-verplichtingen vraagt een langere adem dan de kabinetsperiode, maar is voor dit kabinet zeker niet minder relevant. Zo stelt het kabinet consequent bij de specifieke wetgevingstrajecten de vraag of een lastenvermindering mogelijk is. Nederland werkt samen met andere EU landen aan onder meer effectieve en meer efficiënte ex-ante analyses door aandacht voor de gevolgen (administratief, financieel, organisatorisch) voor decentrale overheden die voortvloeien uit een EU-regeling.

2. Specifieke uitkeringen (21 informatieverplichtingen)

Beleids- en bestedingsruimte

Volgens het principe «decentraal wat kan, centraal wat moet» past het dat de medeoverheden zoveel mogelijk ruimte krijgen om hun eigen verantwoordelijkheden waar te maken. Het kabinet streeft in dat kader naar waar mogelijk beleids- en bestedingsruimte voor medeoverheden te geven. In het coalitieakkoord is in dit kader het halveren van het aantal specifieke uitkeringen als doelstelling opgenomen.

Om de afname van het aantal specifieke uitkeringen te realiseren heeft het kabinet per 1 augustus 2008 de decentralisatie-uitkering in de wet financiële verhoudingen geïntroduceerd. Het omzetten van een specifieke uitkering naar een decentralisatie-uitkering levert een besparing op, omdat in ieder geval de interbestuurlijke verantwoordingslasten vervallen.

In verhouding tot het uitkeringsbedrag leveren financieel geringe uitkeringen relatief hoge interbestuurlijke lasten op. Daarom is de besparingsinzet van het kabinet de uitkeringen te bundelen in specifieke uitkeringen met een breed doel, waaronder de verzameluitkering. Deze uitkering is per 1 augustus 2008 is in de financiële verhoudingswet geïntroduceerd.

Aantal specifieke uitkeringen

Start kabinetsperiode: 136

Overzicht specifieke uitkeringen d.d. mei 2008: 101.

Beoogd eindresultaat: 45

Specifiek voor de 20 specifieke uitkeringen uit de nulmeting:

– BDU Economie: loopt af.

– Actieplan Cultuurbereik, BANS-klimaat en Spoorse doorsnijdingen: reeds decentralisatie-uitkering

– BDU Sociaal Integratie en Veiligheid, Besluit Locatiegebonden Subsidies, Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, Topper, bodemsanering en externe veiligheid: voor einde kabinetsperiode decentralisatie-uitkering

– voorgesteld wordt in maart 2009 de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz te bundelen met het inkomensdeel de WBB per 1-1-2010.

Grofweg zijn er per decentralisatie-uitkering maximaal 3 fasen en per specifieke uitkering maximaal 4 fasen te onderscheiden waar lasten uit voort komen:

1. Aanvraag of andere beleids- en bestedingsvoorwaarden

2. Registratie/administratie

3. Beleidsinformatie en soms toezichtinformatie

4. Verantwoordingsinformatie (alleen voor specifieke uitkeringen)

Uit de nulmeting blijkt dat iedere fase ongeveer 25% van de interbestuurlijke lasten uitmaakt. De lasten voor de tweede t/m vierde fase worden sterk beïnvloed door de eerste fase. Immers meer eisen aan de aanvraag of wijze van de besteding, bijvoorbeeld met gedetailleerde prestatieafspraken of specificatie van kosten, betekent voor gemeenten en provincies ook dat die gegevens moeten worden geregistreerd en daarover informatie aan het rijk moet worden verstrekt.

Voor zowel specifieke uitkeringen als decentralisatie-uitkeringen verhoudt zich een ingewikkelde aanvraagprocedure of een groot aantal voorwaarden niet met de beoogde beleids- en bestedingsruimte. Dit geldt in het bijzonder voor de decentralisatie-uitkering gezien het bestedingsvrije karakter van het gemeente- en provinciefonds. Daarom zal het kabinet bezien of bij decentralisatie-uitkeringen, maar ook bij specifieke uitkeringen geen of een eenvoudige aanvraag of minder voorwaarden mogelijk is.

Informatie

Het kabinet zal altijd behoefte hebben aan informatie van gemeenten en provincies. Bij het opvragen van interbestuurlijke informatie hoort echter terughoudendheid en bewuste en heldere keuzes. In deze kabinetsperiode wil ik kaders ontwikkelen en implementeren voor het maken van deze keuzes. Hiermee wordt het stelsel van interbestuurlijke verhoudingen, naast de bestuurlijke en financiële aspecten, verbreed met informatieverhoudingen.

Het komende jaar richt ik me op het ontwikkelen van een kader voor zowel beleidsinformatie als toezichtinformatie. Bij het kader voor toezichtinformatie staan het uitgangspunt – het versoberen van toezicht – uit het kabinetstandpunt over de Commissie Doorlichting Interbestuurlijke Toezichtarrangementen (Tweede Kamer 2007–2008, 31 200 VII, nr. 61) centraal.

Voor verantwoordingsinformatie is al een kader ontwikkeld en geïmplementeerd en tevens per 1 augustus 2008 wettelijk verankerd. Het kader staat bekend als single information en single audit (SiSa). SiSa houdt in dat decentrale overheden niet afzonderlijk hun specifieke uitkeringen verantwoorden aan het rijk met aparte accountantsverklaringen, maar dat de verantwoording van de specifieke uitkeringen – in sterk afgeslankte vorm – onderdeel uitmaakt van de reguliere jaarrekening. Tevens is SiSa voor specifieke uitkeringen die door provincies aan gemeenten worden verstrekt, geïmplementeerd.

Resultaat SiSa per 2008 (verantwoordingsjaar 2007): van 80 verantwoordingen met accountantsverklaring naar alleen de reguliere jaarstukken.

SiSa tussen medeoverheden: 17 specifieke uitkeringen via SiSa vanaf het verantwoordingsjaar 2008.

Niettemin is binnen SiSa nog een besparing mogelijk, door het uniformeren en verminderen van de bestedingsvoorwaarden voor specifieke uitkeringen en door de verslaggevingvoorschriften van gemeenten en provincie voor specifieke uitkeringen als uitgangspunt te nemen.

3. Overige informatieverplichtingen (4)

De categorie overige informatieverplichtingen vraagt om een individuele analyse en aanpak. Per informatieverplichting is de stand van zaken opgenomen.

Overzicht informatie voor derden

In de eerste helft van 2009 wordt het overzicht Informatie voor derden geëvalueerd mede vanuit het oogpunt van lastenvermindering. Het overzicht is onder meer input voor het onderhoud van het gemeente- en provinciefonds, het monitoren van het EMU-saldo, het informeren van Europa en het monitoren van uitgaven via de fondsen.

Milieuverplichtingen

Het milieuplan en het milieujaarverslag zijn naast een interbestuurlijke verplichting ook horizontaal verplicht. Aan het plan en het jaarverslag zijn vanuit het rijk verder geen vormvereisten gesteld. De gemeenten kunnen daarmee zelf – uitgaande van de lokale situatie – invulling geven aan deze verplichting. Uit de nulmeting blijkt, gezien de diversiteit in lasten, dat gemeenten deze ruimte benutten.

Opgave verzuim op basis van de leerplichtwet

De ministeries van OCW en LNV zijn voornemens de lasten rond leerplicht te verminderen door scholen bij de IB groep verzuim door te laten geven in plaats van bij de gemeente waar de leerling woont. De IB Groep levert deze informatie weer door aan gemeenten.

BTW Compensatiefonds

Het BTW compensatiefonds (BCF) is in 2008 doorgelicht op zijn werking. Dit jaar vindt een evaluatie plaats of het BCF voldoet aan de behoefte.

Structurele inbedding en vervolgtraject

Om de genoemde ambities te kunnen effectueren heeft het kabinet extra middelen en fte’s beschikbaar gesteld.

Het kabinet toetst structureel of een voorstel voldoet aan de bestuurlijke en financiële verhoudingen. Ook single information en single audit maakt bij specifieke uitkeringen hiervan onderdeel uit. Ik ben voornemens om bestuurlijke en financiële toets te verbreden met de expliciete toets van alle interbestuurlijke informatieverhoudingen en tevens met de omvang van de interbestuurlijke lasten.

U wordt via de jaarlijkse brief over administratieve lasten geïnformeerd over de voortgang op dit terrein. In mei ontvangt u, zoals ieder jaar, het Overzicht Specifieke Uitkeringen.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven