29 362
Modernisering van de overheid

nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2006

Op 23 februari 2006 aanvaardde uw Kamer de motie-Aptroot c.s. (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2005–2006, 29 362, nr. 77). In die motie vraagt de Tweede Kamer om de oprichting van één inspectie- en controledienst voor het bedrijfsleven per 1 januari 2009. De achtergrond daarvan is vermindering van de onnodige last die bij bedrijven door het toezicht wordt veroorzaakt.

Het kabinet geeft met bijgaand plan van aanpak Eenduidig Toezicht1, dat ik mede namens de ministers van LNV, SZW,VenW en Vrom uitvoering aan de motie. Het project Eenduidig Toezicht leidt tot fundamentele veranderingen in de uitvoering van het toezicht en biedt de beste kans op het wegnemen van onnodige toezichtlast. De volgende overwegingen hebben het kabinet tot dit plan gebracht.

Toezicht moet er zijn, dat staat vast. Het beschermt zwakkere belangen, biedt veiligheid aan burgers en werknemers, zorgt voor betere naleving, voor rechtsgelijkheid en eerlijke concurrentie. Niemand die dat bestrijdt. Daar wil het kabinet ook niet aan tornen.

Maar onnodige last van toezicht wil niemand. Toezichtlast heeft echter bijna altijd diverse oorzaken die ook nog eens variëren van domein tot domein. Zo verschilt de problematiek op Schiphol sterk van die bij de horeca, de problematiek in de ziekenhuizen van die in de kinderopvang en de problematiek in de metaal van die in de vleesketen. Dat vraagt dus om oplossingen op maat.

Het kabinet wil snelheid maken. Dat betekent dat aanpassingen van het toezicht door middel van ingrijpende organisatieveranderingen niet het aangrijpingspunt zijn van de noodzakelijke aanpassingen, maar het uitvloeisel daarvan. Eerst de inhoud en het resultaat, dan de eventuele structuuren organisatieaanpassingen.

De regering kiest daarom voor een aanpak langs twee lijnen: één direct gericht op sectoren (domeinen) van bedrijven en instellingen waar veel toezicht plaatsvindt en één op een duidelijker bestuurlijk gezicht van de toezichthouders.

Doelstellingen en acties:

• Binnen domeinen zal de toezichtlast voor bedrijven en instellingen met gemiddeld 25% verminderen en de efficiency van inspecties en de kwaliteit en effectiviteit van het toezicht zullen toenemen.

• In de domeingerichte aanpak worden sectoren van bedrijven en instellingen geselecteerd waar veel toezichtlast voorkomt. In elk domein wordt naar oorzaken daarvan gezocht en worden oplossingen uitgewerkt. Wanneer een fusie de beste oplossing biedt, wordt daarop ingezet. Bedrijven en instellingen in een domein krijgen te maken met één aanspreekpunt, dat op een inzichtelijke manier het toezicht organiseert en naar buiten optreedt met één gezicht. De werknaam voor deze nieuwe functie is ’frontoffice’. Per 1-1-2007 zijn tenminste drie van deze frontoffices operationeel, namelijk voor de domeinen horeca, ziekenhuizen en de primaire sector (landbouw). Ook andere domeinen met toezichtlast worden voortvarend aangepakt en daar zullen in de loop van 2007 frontoffices van de grond komen. Tot die domeinen behoren in elk geval Schiphol, vleesketen, wegtransport, recreatie, metaal en kinderopvang. Uiteindelijk zal er een beperkt aantal frontoffices functioneren.

• Samenwerking tussen toezichthouders krijgt een verplichtend karakter; de organisatievorm van de overheid die daar het beste bij past volgt daaruit. Dat kunnen dus samenwerkingsvormen zijn, aanpassingen in organisaties, werkwijzen of wetgeving dan wel ICT-innovaties. Zo zal de VWA per 1 april 2007 namens de Arbeidsinspectie het toezicht op de arbeidsomstandigheden in de horeca uitvoeren, zodat de Arbeidsinspectie niet nog een keer afzonderlijk hoeft langs te komen. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op arbeidsomstandigheden blijft bij de minister van SZW. Omgekeerd kan het zijn dat, bijvoorbeeld in de sectoren bouw en industrie, taken van andere toezichthouders, zoals van de VWA, worden overgedragen aan de Arbeidsinspectie. Deze aanpak, die al lange tijd wordt gevolgd door het Staatstoezicht op de Mijnen voor het toezicht op o.a. boorplatforms, kan ook in andere domeinen worden gevolgd indien blijkt dat dit de beste oplossing biedt voor geconstateerde knelpunten.

• De inspecties zullen, vooral MKB-bedrijven, maximaal twee keer per jaar inspecteren, zoals ook het CDA in zijn 90-puntenplan (actiepunt 11) heeft opgenomen. Alleen om zwaarwegende redenen (zoals risicoanalyses en daarop gebaseerde herhalingsinspecties, internationale wet- en regelgeving, niet-naleving en incidenten) kan daarvan worden afgeweken.

• Bovenstaande acties alleen zijn niet voldoende. Veel klachten over toezichtlast gaan ook over de wijze waarop inspecties worden uitgevoerd. Een verandering in werkwijze en cultuur van toezichthouders is noodzakelijk: deskundigheid, empathie, vertrouwen waar dat gerechtvaardigd is, helderheid over wat bedrijven kunnen verwachten en selectiviteit zijn daarvan belangrijke onderdelen. Deze cultuurverandering wordt door de inspecties gezamenlijk aangestuurd en krijgt hoge prioriteit in het functioneren van frontoffices.

• De rijksinspecties zijn niet de enige die toezicht houden en daarmee last veroorzaken. Met name gemeenten (o.a. bouw- en woningtoezicht, milieutoezicht, brandveiligheidtoezicht, etc), maar ook provincies, belastingdienst/douane, politie, waterschappen en anderen dragen daaraan bij. Voor alle domeinen, waar medeoverheden (ook) toezichtlast veroorzaken, geldt dat het kabinet, zo mogelijk taakstellende, afspraken zal maken met die medeoverheden over vermindering van toezichtslast in het algemeen en het ontwerp van een frontoffice van waar het toezicht wordt uitgevoerd in het bijzonder. Zo zijn gemeenten als Amsterdam en Rotterdam al gestart om het toezicht op de horeca anders te gaan organiseren.

De minister van LNV zal in 2007 een pilot opzetten met gemeenten en waterschappen om te komen tot een verdere samenwerking op inspectievlak tussen de Algemene Inspectiedienst (IAID) van het ministerie van LNV, gemeenten en waterschappen. Gemeenten en waterschappen kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan deze pilot om zodoende de inspectiedruk bij land- en tuinbouwbedrijven verder te verminderen.

• Daarnaast zijn VNG en IPO lid van de Taskforce (zie hieronder).

Het verminderen van toezichtlast is een onderdeel van vermindering van lasten voor bedrijven en instellingen. Vermindering van toezichtlasten past dus goed bij de al ingezette trajecten zoals de vereenvoudiging van vergunningen, vermindering van administratieve lasten, de introductie van de omgevingsvergunning en het meldpunt strijdige regels.

Vanwege het belang dat er aan wordt gehecht, kiest het kabinet voor een stevige aanpak en een zware, ook politieke regie op dit dossier. Daartoe worden, naast de bovengenoemde aanpak, op bestuurlijk niveau de volgende maatregelen getroffen:

• Het informele Beraad van Inspecteurs-Generaal wordt in 2006 omgezet in een Inspectieraad waarvan de leden van de verantwoordelijke ministers de opdracht krijgen om volgens de hiervoor geschetste lijnen initiatieven te ontwikkelen om onnodige toezichtlast weg te nemen. De Inspectieraad doet dit in nauw overleg met de betrokken bedrijven en instellingen.

• Het kabinet heeft daarnaast een Taskforce ingesteld waarin alle betrokkenen bij dit onderwerp (departementen, inspecties, VNG, IPO, MKB Nederland en VNO-NCW) zijn vertegenwoordigd. Deze Taskforce staat onder voorzitterschap van de secretaris-generaal van VROM en zal, ondersteund door een klankbordgroep van bedrijven, kritisch toezien op de voortgang die de inspecties boeken en daarover aan het kabinet rapporteren en adviseren. De ministeriële verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving is en blijft bij de vakministers in kwestie en de verantwoordelijkheid voor toezicht in brede zin is toebedeeld aan de minister van BVK.

Het bijgevoegde plan Eenduidig Toezicht geeft aan hoe de in deze brief verwoorde acties concreet worden ingevuld. Dit past in de Kaderstellende Visie op Toezicht die het kabinet in november 2005 heeft gepresenteerd als onderdeel van de modernisering van het toezicht. U zult halfjaarlijks op de hoogte worden gehouden van de voortgang in dit proces. De eerste rapportage, met de eerste concrete resultaten en verdere uitwerking van de bovengenoemde plannen, komt eind 2006.

Het kabinet vindt het zeer belangrijk dat het zich gesteund weet in deze aanpak door VNO-NCW en MKB Nederland. Zij hebben aangegeven een actieve en positief-kritische rol te zullen gaan spelen om deze ontwikkeling tot een goed einde te brengen. Een flink aantal branches heeft inmiddels interesse getoond in de in deze brief geschetste plannen. Dat geeft vertrouwen dat de gezamenlijk ingeslagen weg de juiste is.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

De Staatssecretaris vna Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven