29 362
Modernisering van de overheid

nr. 102
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 28 juni 2006 overleg gevoerd met minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over:

– de brief van de minister voor BVK d.d. 12 mei 2006 met voortgangsrapportage Andere overheid in de versnelling (29 362, nr. 91);

– de voortgangsrapportage Administratieve lasten voor burgers: De burger centraal (29 362/29 515, nr. 93);

– de reactie op rapportage Meldpunt www.lastvandeoverheid.nl (29 362, nr. 80);

– openstaande toezeggingen AO 1 februari inzake programma Andere overheid (29 362, nr. 79);

– modernisering van de overheid (verslag schriftelijk overleg) (29 362/25 268, nr. 81);

– Bakker Jan Rhijnsburger «dossier Sassenheim» (BZK-06-192);

– Beleidsbrief over de Persoonlijke Internet Pagina (PIP) (29 362, nr. 86);

– aanbieding van verklaring «Betere dienstverlening, minder administratieve lasten met de elektronische overheid» (29 362, nr. 90);

– uitvoering van de motie-Koopmans inzake reductie monitor- en registratieverplichtingen (29 362, nr. 89).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Fierens (PvdA) constateert mede gelet op de voorliggende stukken, dat er met betrekking tot het programma Andere overheid reeds veel in de pijplijn zit en er wel degelijk voortgang wordt geboekt. Benieuwd is zij naar de huidige stand van zaken rond de uitvoering van de op 13 december vorig jaar Kamerbreed aangenomen motie van haar hand (25 268, nr. 28), aangezien de brief die de minister hierover onlangs naar de Kamer stuurde wat haar betreft niet de benodigde helderheid heeft verschaft. Waar de motie de regering verzoekt om bij wijze van quick scan binnen één jaar te beoordelen welke huidige zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) op basis van de gestelde criteria onder de Kaderwet zbo’s dienen te vallen, zijn er signalen vanuit zbo’s dat er alsnog een langdurig en omvangrijk onderzoekstraject wordt opgezet en dat er geen gebruikgemaakt wordt van nuttige informatie die reeds voorhanden is van onder meer de Algemene Rekenkamer. Hoe ver staat het met de in de motie gevraagde doorlichting van de zbo’s? Waaraan toetst de minister in dezen, aan de Kaderwet of het rapport inzake het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)? Als praktijkvoorbeeld noemt mevrouw Fierens de Rijksdienst voor het Wegverkeer die te maken heeft met een verzelfstandigingswet die verschilt van de Kaderwet die op haar beurt weer verschilt van de uitgangspunten van het IBO-rapport, waarbij alles nu in de breedte wordt onderzocht en er allerlei nieuwe stukken worden geproduceerd, hetgeen juist in tegenspraak is met de bedoelingen van haar motie.

Een ander aandachtspunt betreft de Europese ontwikkelingen in relatie tot de dienst algemeen economisch belang, waarbij het denkbaar is dat de Nederlandse zbo’s onder die definitie komen te vallen. Aangezien ze rijkstaken uitvoeren, betekent het dat er sprake zal zijn van vergoedingen op basis van bepaalde rekenmethoden en contracten. Het kan inhouden dat een groot aantal zaken commercieel aanbesteed zal worden, hetgeen een grote impact op de Nederlandse zbo’s zal hebben. Wat is de visie van de minister hierop en hoe denkt hij op deze ontwikkelingen te anticiperen?

Over de administratieve lastenverlichting in het kader van het programma Andere overheid zijn reeds goede afspraken gemaakt met de medeoverheden. Er wordt aan gewerkt om het probleem van het zogenaamde «van het kastje naar de muur sturen» op te lossen. Onzichtbaar blijft echter waar de quick wins behaald worden. Destijds heeft de minister toegezegd om de suggestie van één meldpunt voor alle overheden, nader te onderzoeken. Wat is de stand van zaken hieromtrent?

Verheugd is mevrouw Fierens over het feit dat er een extra kabinetsvergadering heeft plaatsgevonden over de onderlinge departementale afstemming met betrekking tot administratieve lastenverlichting. Kan de minister overigens aangeven wat de specifieke rol van de minister-president in dezen is en op welke wijze hij zijn doorzettingsmacht wenst te gebruiken? In de voorliggende voortgangsrapportage wordt naast bepaalde successen, zoals de Persoonlijke Internet Pagina (PIP), melding gemaakt van een aantal knelpunten, zoals de bereikbaarheid van de Belastingdienst en de problemen rond de zorgtoeslag. Een ander pregnant voorbeeld betreft de medefinancieringsorganisaties, wier subsidieaanvraag moet voldoen aan 233 indicatoren in de resultaatmeting. Wat is de reactie van de minister hierop?

Mevrouw Fierens moet verder tot haar spijt constateren dat de recente brief die de minister naar de Kamer heeft gezonden over het dossier Sassenheim betreffende bakker Jan Rhijnsburger een groot aantal omissies bevat. Haar reactie daarop heeft zij inmiddels via een mail ter kennis gebracht aan het ministerie van BZK, welke mail ze in afschrift bij dezen aan de minister overhandigt.

Ten slotte verneemt zij graag de huidige stand van zaken rond het onderzoek naar de basisregistratie voor niet-ingezetenen en de besluitvorming over de WOZ-basisregistratie.

Mevrouw Nijs (VVD) geeft aan dat de vrijgevochten en onorthodoxe manier waarop de minister het programma Andere overheid tot realisatie probeert te brengen, een stijl in zich bergt die haar op zichzelf wel bevalt, maar dat tegelijkertijd voor haar niet altijd duidelijk is waarvoor hij nu precies staat in dit dossier en wat zijn positie hierbij is in het kabinet. Wat is precies de rol van de ministeriële stuurgroep inzake de administratieve lasten en welke positie hebben de desbetreffende leden van het kabinet daarin? Wat is de meerwaarde van die stuurgroep?

In de voorliggende stukken komt naar voren dat ten aanzien van de takenanalyse de uitvoering geschiedt in overleg met de minister-president en de minister van Financiën. Wat is hun specifieke rol daarbij? Geldt die wellicht voor alle projecten in het kader van het programma Andere overheid? Is dat gezamenlijke overleg ook van toepassing op de hervorming van de rijksdienst? Zal het desbetreffende voorstel de Kamer daadwerkelijk in september bereiken? Verder uitstel is niet dienstig, wil het nog van nut zijn voor de nieuwe kabinetsperiode.

Verder is ook mevrouw Nijs nieuwsgierig naar de voortgang met betrekking tot de uitvoering van de motie-Fierens over de zbo’s en naar de realisatie van de target van 25% administratieve lastenverlichting. Verder verneemt zij graag welke rijksregels inzake zbo’s in aanmerking komen voor verandering, teneinde de regeldruk van de rijksoverheid richting die organisaties wat te verminderen.

De heer Koopmans (CDA) constateert dat ondanks zijn gestructureerde aanpak, de minister er nog onvoldoende in slaagt om de doelstelling van 25% reductie van administratieve lasten, zoals die was opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord, voldoende voor het voetlicht te brengen bij zijn collega’s. Uit genoemde aanpak zou dan ook een veel grotere ambitie moeten spreken. De vijf domeinen waarvoor de minister kiest, vormen naar het oordeel van de heer Koopmans een te smalle basis. Iedere burger in Nederland zal die 25% moeten kunnen «voelen en meemaken». Van belang daarbij is dat de ministeriële doorzettingsmacht zodanig vorm en inhoud wordt gegeven, dat het komende jaar forse vooruitgang wordt geboekt.

Een van de terreinen waarop nog behoorlijk wat stappen te zetten zijn wat betreft vermindering van administratieve lasten is het vrijwilligerswerk. In de vrijstellingsregeling die op 15 maart jongstleden is gepresenteerd, is overigens een fout geslopen die inmiddels onder de aandacht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gebracht maar die nog steeds niet is hersteld. Verder pleit de heer Koopmans ervoor dat in de begrippenomschrijving in de Arbeidstijdenwet vrijwilligers categorisch worden uitgesloten. Daarnaast zouden veel meer vrijwilligersorganisaties onder de regeling moeten vallen dat bij schenking aan hen, fiscale aftrek gefaciliteerd wordt. Verder heeft de staatssecretaris van VWS eerder de bereidheid uitgesproken om met de VNG mee te denken over vrijstelling van het gebruikersdeel wat betreft gemeenten waar het gaat om gebouwen van vrijwilligersorganisaties. Wat is de rol van deze minister hierbij? Tevens is het de bedoeling om de verbruiksvergunning af te schaffen voor 80% van de gebouwen. Zal de minister er daarbij op toezien dat in ieder geval de gebouwen die in gebruik zijn door vrijwilligers onder die 80% zullen vallen?

Ook is de heer Koopmans benieuwd naar de huidige stand van zaken rond het Pact van Pans. Hij heeft vooralsnog de indruk dat er daarbij iets te veel nadruk wordt gelegd op ICT als dé oplossing, terwijl zijn inziens ook fundamenteler geschrapt dient te worden in bepaalde verantwoordingsverplichtingen.

Waar de minister in allerlei gremia melding heeft gemaakt van de positieve indrukken die hij heeft overgehouden aan zijn recente werkbezoek aan Boekel, is de vraag of hij voornemens is om de in die gemeente gehanteerde aanpak, die conform de huidige wetgeving al mogelijk is, uit te rollen over het gehele land. Wil hij in samenspraak met de betrokken collega-ministers nagaan of niet meerdere vergunningssystematieken zich lenen voor deze aanpak, waarbij verantwoordelijkheden veel meer bij de aanvrager worden gelegd en de overheid achteraf toetst en scherp handhaaft?

In zijn brief over de uitvoering van de motie-Koopmans inzake monitor- en registratieverplichtingen zegt de minister weliswaar toe dat in de zomer van dit jaar de quick scan gereed zal zijn en dat de vervolgstappen in oktober 2006 zullen worden meegedeeld aan de Kamer, maar geeft hij nog te weinig blijk van actiebereidheid om samen met zijn collega’s ten aanzien van genoemde verplichtingen snel over te gaan tot het plukken van het laaghangend fruit. Daarnaast is het van belang dat de minister de mensen die in de verschillende sectoren werkzaam zijn, oproept om onnuttige of tijdrovende registraties waarmee zij te maken hebben, bij zijn departement te melden, zodat ook sprake is van een aanpak van onderop.

Vervolgens vraagt de heer Koopmans in het bijzonder aandacht voor de te wensen overlatende administratieve verwerking en voorlichting door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten. Mede op grond van persoonlijke ervaringen verzoekt hij de minister op korte termijn een hartig woordje te spreken met deze instantie en deze aan te sporen om tot verbeteringen te komen op dit punt.

Met de staatssecretaris van Economische Zaken is inmiddels afgesproken dat zij vanuit het perspectief van het bedrijfsleven meedenkt met de VNG over een aantal modelverordeningen in relatie tot de doelstelling om te komen tot minder regels en bureaucratie. In dat kader zou het goed zijn als de minister voor BVK in zijn hoedanigheid van coördinerend minister ten aanzien van het terugbrengen van administratieve lasten voor burgers, met de VNG in overleg trad over aanpassing van onder andere algemene plaatselijke verordeningen.

Antwoord van de minister

De minister benadrukt dat het programma Andere overheid niet alleen wat betreft de verantwoording in het parlementair proces zichtbaar wordt, maar dat het vooral merkbare positieve effecten zal hebben voor de burgers in het land. Hoewel er ten aanzien van de administratieve lastenverlichting duidelijke resultaten waarneembaar zijn, zijn er om burgers en bedrijven in hun dagelijks functioneren meer te laten merken van de overheidsinspanningen op dit punt, overigens nog meer resultaten nodig. Om die reden streeft de minister samen met zijn collega’s en met de andere overheden naar een versnelling terzake.

Sinds zijn aantreden zet hij in op drie prioriteiten, te weten betere dienstverlening, minder bureaucratie en een slagvaardiger overheid. De elektronische overheid is essentieel voor verbetering van de dienstverlening. Voor 2006 is het doel dat 60% van de totale dienstverlening elektronisch mogelijk is, hetgeen gelet op de huidige stand van zaken haalbaar moet worden geacht. In april jongstleden mocht de miljoenste DigiD-gebruiker verwelkomd worden, die momenteel terechtkan bij ruim 60 gemeenten en bij grote uitvoeringsorganisaties zoals de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Bovendien ligt de opbouw van de e-overheid op schema. Om de doelstelling hiervoor te halen is een aantal basisvoorzieningen nodig, zoals een stelsel van minstens negen basisregistraties. Daarnaast ligt er inmiddels bij de Kamer voor een wetsvoorstel tot invoering van het BurgerServiceNummer.

Gelet op het vorengaande komt het nu aan op invoeren en gebruiken. Daarvoor is regie nodig, om welke reden de minister samen met gemeenten, provincies en waterschappen harde afspraken heeft gemaakt die zijn vastgelegd in de Verklaring betere dienstverlening en minder administratieve lasten met een elektronische overheid. Er wordt meer samenhang en tempo gecreëerd. Hiervoor zijn implementatieteams opgericht die helpen bij de invoering van de e-overheid, waarvoor de minister samen met VNG en IPO een bedrag van 55 mln. beschikbaar heeft gesteld.

Op termijn wordt het elektronisch dienstenaanbod uitgebreid naar persoonsgebonden dienstverlening. Zo wordt momenteel gewerkt aan de Persoonlijke Internet Pagina (PIP) aan de hand waarvan burgers en bedrijven in een veilige omgeving en op een overzichtelijke en vooral gemakkelijke wijze allerlei zaken met overheidsinstellingen kunnen regelen gedurende 24 uur per dag, 7 dagen per week. Ook de doelgroepenorganisaties hebben zich onlangs erg enthousiast getoond over dit initiatief.

Een andere prioriteit in het kader van het programma Andere overheid isvermindering van de bureaucratie. In maart jongstleden is in een informele ministerraad, een zogenaamde Catshuissessie, gesproken over extra inspanningen op het gebied van regeldruk waarbij ook concrete afspraken zijn gemaakt. De minister ziet de premier hierbij als een belangrijke partner om samen op te trekken. De rijksoverheid is weliswaar een belangrijke speler op het terrein van het aantal regels in Nederland, maar feit is dat naast de andere overheden ook de Kamer hierin een rol speelt. Samen met collega Zalm heeft de minister de gemeenten en provincies dan ook opgeroepen om de administratieve lastendruk verder te verminderen. De VNG heeft inmiddels 30% van de vergunningen uit de modelverordening geschrapt, terwijl de overige worden vereenvoudigd. In sommige gemeenten gaat dat overigens nog niet snel genoeg. In samenwerking met het ministerie van BZK nemen de grootste gemeenten hierin het voortouw met een actieplan voor moderne gemeentelijke dienstverlening en minder lasten. Zonder zich te zeer blind te staren op streefcijfers, doet het de minister deugd te kunnen vertellen dat in deze kabinetsperiode de administratieve lasten voor de burgers verminderen met 26%. Hij refereert in dit verband aan de brief van het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) d.d. 26 juni jongstleden waarin het dit kabinet complimenteert met de invulling van het programma om de administratieve lasten voor burgers te verlagen, leidend tot een nettovermindering van die lasten van 26% in tijd en in kosten.

Niet alleen zijn de procedures voor bouwvergunningen eenvoudiger geworden, ook de voorlopige teruggaaf van de Belastingdienst wordt inmiddels automatisch verlengd. Daarnaast is sprake van vooringevulde AOW-formulieren waarvan jaarlijks 150 000 mensen profiteren, verlaging van de verantwoordingsfrequentie voor 12 000 pgb-houders, afschaffing van de risico-inventarisatie voor 65 000 vrijwilligersverenigingen, en het stemmen in willekeurige stemlokalen binnen de gemeenten, waarvan bij de recente gemeenteraadsverkiezingen meer dan één miljoen mensen gebruik hebben gemaakt. Bovendien worden jaarlijks ongeveer 200 000 digitale aangiften van een strafbaar feit gedaan. In 2007 wordt tweederde van de beoogde maatregelen daadwerkelijk van kracht. Het kabinet geeft hoge prioriteit aan de verbetervoorstellen. Zo is besloten tot verlaging van de apk-frequentie voor bijna drie miljoen mensen. Een andere uitkomst van de Catshuissessie is de vereenvoudiging van de aanvraag voor de tegemoetkoming kinderopvang. Verder noemt de minister de webportal en verdere vereenvoudiging van indicatiestelling voor tweeënhalf miljoen mensen, alsmede de digitale intake en afhandeling van jaarlijks 700 000 uitkeringen, de keuze om het paspoort naar het huisadres te laten opsturen en de vooringevulde box 1 voor de belastingaangifte.

De meest gehoorde klacht vanuit het meldpunt www.lastvandeoverheid.nl heeft betrekking op de overheidsformulieren. Hedenochtend heeft de minister het eerste exemplaar van de zogenaamde Schrijfwijzer in ontvangst genomen, een hulpmiddel voor allerlei overheidsorganisaties om formulieren eenvoudiger te maken. Om in de toekomst nieuwe administratieve lasten tegen te gaan of te compenseren heeft het kabinet plafonds ingevoerd voor de administratievelastendruk bij bedrijven. De PIP wordt een portal van en voor burgers. Daarnaast is de samenwerkingsovereenkomst met Actal verlengd tot juni 2009.

Eind april van dit jaar heeft de minister een dag van plaats geruild met zijn Belgische collega Van Quickenborne die zich in België bezighoudt met vermindering van het aantal regels. Zij hebben bij die gelegenheid een verklaring getekend over vermindering van de administratieve lasten, teneinde gezamenlijk in Europees verband op te trekken in de strijd voor administratieve vereenvoudiging en ervaringen en goede voorbeelden op het terrein van administratieve vereenvoudiging uit te wisselen. Zo zal de opzet van de in België opererende Kafkabrigade toegepast worden in Nederland ten behoeve van de meldingen die binnenkomen via www.lastvandeoverheid.nl.

Bij het algemene streven naar vermindering van administratieve lasten wordt de rol van de instellingen als zodanig niet uit het oog verloren. Er zijn significante signalen dat het werkplezier van professionals afneemt door overbodige bureaucratie en onnodige regeldruk. De heer Marijnissen, fractievoorzitter van de SP, heeft eerder gewezen op het «vermanagen» van de publieke sector, doelend op de vele managementlagen. De minister deelt zijn zorgen. Overigens neemt het kabinet reeds de nodige maatregelen op dit terrein, die ook uiteengezet zijn in de kabinetsbrief terzake.

In de op 24 januari 2006 door de Kamer aanvaarde motie-Koopmans (29 362, nr. 73) wordt de regering verzocht om een halvering van monitor- en registratieverplichtingen. Bij brief van 1 mei jongstleden (29 362, nr. 89) heeft de minister hiertoe de Kamer een plan van aanpak gestuurd. Ook hierbij geldt het streven dat zo veel mogelijk de lasten worden weggenomen die door de professionals op de werkvloer ervaren worden. Op dit terrein wordt hard gewerkt aan gezamenlijke bedrijfsverzoeken om de toezichtslasten voor bedrijven te verminderen. Momenteel wordt geïnventariseerd welke maatregelen de departementen hebben gemeld ten aanzien van genoemde verplichtingen ten opzichte waarvan een nulmeting plaatsvindt. Voor een belangrijk deel is dat een kwantitatieve exercitie. Er moet niet alleen naar de rijksoverheid worden gekeken maar naar alle overheden en private instellingen zoals verzekeraars die dergelijke verplichtingen in het leven roepen. Het laaghangend fruit, waarvan de heer Koopmans sprak, zal de komende maanden inderdaad zo veel mogelijk worden geplukt. In oktober 2006 zal de Kamer worden geïnformeerd over het totaaloverzicht en de vervolgstappen. De oproep inzake de melding van onderop, waarop de heer Koopmans duidde, zal de minister graag doen.

Met de premier en beide vice-premiers is de minister druk doende om met een plan te komen voor de hervorming van de rijksdienst dat concrete voorstellen zal bevatten in de opmaat naar de volgende kabinetsperiode. Desgevraagd door mevrouw Nijs zal hij zijn uiterste best doen om dit nog in september aan de Kamer te doen toekomen, hoewel het realistischer is om uit te gaan van oktober.

Het bezoek dat hij onlangs heeft gebracht aan bakker Jan Rhijnsburger in Sassenheim heeft de minister als zeer nuttig en waardevol ervaren. Waar mogelijk zal hij ervaringen aan collega-ministers doorgeven. Bovendien heeft hij de heer Rhijnsburger uitgenodigd om zitting te nemen in de klankbordgroep.

Met betrekking tot de zbo’s vindt geen doorlichting plaats, Het kabinet voert de motie-Fierens uit zoals verwoord in de twee brieven die het de Kamer daarover heeft gestuurd. De commissie-Gerritsen begeleidt de departementen bij de werkzaamheden die de motie-Fierens verlangt. De departementen zijn overeenkomstig genoemde motie bezig met het anticiperen op de aanmeldingsprocedure inzake de Kaderwet zbo’s. Na behandeling van de wet in de Eerste Kamer gaat de termijn van een jaar voor de aanmelding in. De departementen anticiperen nu op deze aanmeldingsplicht. Na de zomer zal de Kamer een brief ontvangen over de stand van zaken op dat moment. Daar het praktijkvoorbeeld van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waaraan mevrouw Fierens refereerde, de minister niet bekend is, verzoekt hij haar de desbetreffende informatie schriftelijk over te leggen, zodat eventueel concrete actie kan worden ondernomen.

In het kader van de eerdere suggestie van mevrouw Fierens van één meldpunt voor alle overheden heeft de minister zich ervoor ingespannen om de andere overheden erop te wijzen dat ze kosteloos gebruik kunnen maken van de website www.lastvandeoverheid.nl om klachten over bureaucratie bij hun organisaties tot zich te nemen. Inmiddels hebben 3700 organisaties, waaronder regering.nl, gemeenten zoals Den Haag en Dordrecht, de Consumentenbond en de Landelijke Cliëntenraad een hyperlink naar genoemde website aangebracht waarmee het bereik van het meldpunt is toegenomen.

De problemen rond de wachttijden bij de Belastingdienst, waarop mevrouw Fierens duidde, zijn bekend bij het ministerie van Financiën, dat er inmiddels hard aan werkt om ze op te lossen. Haar opmerking over de medefinancieringsorganisaties in relatie tot de 233 indicatoren in de resultaatmeting zal de minister nader onderzoeken.

Verder is het van belang dat ook regionaal en lokaal slagen worden gemaakt om lasten te reduceren. In dat verband heeft de minister onlangs een zeer leerzaam bezoek gebracht aan de gemeente Boekel, die de loketvergunning heeft ingevoerd voor lichte bouwvergunningen en nieuwbouwwoningen, waardoor burgers direct aan het loket een vergunning kunnen aanvragen en meenemen. In feite is dit onderdeel van het programma Vereenvoudiging vergunningen dat onder regie staat van het ministerie van Economische Zaken, waarbij systematisch wordt bekeken of een vergunningenstelsel kan worden vervangen, vereenvoudigd dan wel verbeterd. De VNG laat dit doorwerken in modelverordeningen. De oproep van de heer Koopmans om er scherp op toe te zien dat de door de VNG voorgestane aanpassingen in de modelverordeningen daadwerkelijk tot administratieve lastenverlichting leiden, neemt de minister ter harte, in de zin dat er een Pact van Pans is maar dat hij zich niet door Pans in het pak laat naaien.

Ten aanzien van de niet-ingezetenen bestaat nog geen basisregistratie. Ambtelijk onderzoek is gaande en over ongeveer een half jaar is een voorstel op dit punt te verwachten.

Inzake de WOZ is het onderzoek kort geleden gestart naar de mogelijkheden van basisregistratie. Een planning hiervoor is nog niet gemaakt.

De specifieke punten die de heer Koopmans releveerde in verband met het vrijwilligerswerk betreffen geen administratieve maar materiële lasten, waarvoor evenwel geen reductiedoelstelling geldt. Wel is de minister bereid deze punten over te brengen aan zijn collega’s van Financiën. Desgevraagd door de heer Koopmans zegt de minister toe om samen met de staatssecretaris van VWS in overleg te treden met NOC*NSF over de onderdelen uit het desbetreffende rapport-Atsma die nog niet uitgevoerd zijn.

Een jaar geleden bij zijn aantreden als minister van BVK waren er 64 actielijnen waarlangs het programma Andere overheid gestalte zou moeten krijgen. Uitgaande van de drie hoofdlijnen waarvan heden sprake is, is wat hem betreft de conclusie gerechtvaardigd dat met vereende krachten, in samenwerking met collega-ministers, de andere overheden, VNO-NCW, MKB-Nederland en de Kamer, op het terrein van het verminderen van de administratieve lasten al het nodige is bereikt en de effecten meetbaar zijn. Hij spreekt de wens uit dat op deze voortvarende manier voort kan worden gegaan, zodat aan het eind van deze kabinetsperiode het programma Andere overheid van voelbare en zichtbare betekenis zal blijken te zijn voor de gehele samenleving.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Fierens (PvdA) verneemt graag nog een reactie van de minister op de positie van de zbo’s ten opzichte van de Europese ontwikkelingen, mede in relatie tot de dienst algemeen economisch belang. Is hij bereid contact op te nemen met de werkgroep die zich op dit terrein bezighoudt?

Tevens verneemt zij graag meer specifieke informatie over de rol van de minister-president bij het terugbrengen van de administratieve lasten voor de burgers. Hoe functioneert hij daarbij als versneller?

Ten slotte verzoekt zij de minister zich te houden aan het in haar motie (25 268, nr. 28) gedane verzoek om binnen een jaar te beoordelen welke zbo’s onder de Kaderwet dienen te vallen, gerekend vanaf de datum van 13 december vorig jaar waarop de motie is aanvaard.

Mevrouw Nijs (VVD) is verheugd over de toezegging van de minister over de introductie in Nederland van de Kafkabrigade en over de brief van Actal waarin deze het kabinet complimenteert met de nettovermindering met 26% van de administratieve lasten voor de burgers. Zij spreekt de hoop uit en zal er uiteraard zelf ook scherp op toezien, dat het gehele pakket maatregelen inzake het programma Andere overheid tijdig zal zijn geïmplementeerd.

Daarnaast is haar nog niet helemaal helder wat de meerwaarde ervan is dat in het kader van de nieuwe werkwijze de minister van BVK over veel zaken betreffende het programma Andere overheid eerst in overleg treedt met de premier en beide vice-premiers. Zij is er niet helemaal gerust op dat dit overleg geen vertraging zal betekenen voor de totstandkoming van de notitie over de hervorming van de rijksdienst.

Met betrekking tot zijn uitleg van de motie-Fierens inzake de zbo’s verzoekt mevrouw Nijs de minister te komen met een expliciete einddatum waarop de beoordeling van de zbo’s zal zijn afgerond.

De heer Koopmans (CDA) geeft aan dat ondanks het enthousiasme, de trots en de tevredenheid van de minister omtrent het nu toe bereikte ten aanzien van dit dossier, deze niet uit het oog mag verliezen de noodzaak dat de implementatie van alle reductiemaatregelen tijdig en adequaat gaan plaatsvinden.

De minister merkt op bij brief van 14 maart jongstleden aan de Kamer te hebben aangegeven dat de dienst algemeen economisch belang pas aan de orde zal zijn na 2010 en dat die alsdan naar verwachting voor een klein deel van de zbo’s van toepassing zal zijn. Mocht hierover tussentijds nieuwe informatie beschikbaar komen, zal de Kamer deze ontvangen. Uiteraard is hij graag bereid om contact op te nemen met de desbetreffende werkgroep, waaraan mevrouw Fierens refereerde.

Over de rol van de minister-president in het kader van het verminderen van de administratieve lasten heeft deze inmiddels zelf een brief aan de Kamer gestuurd. Daarin komt duidelijk naar voren dat hij genoemde vermindering ziet als een van de speerpunten in dit laatste jaar van deze kabinetsperiode en dat hij de minister van BVK graag behulpzaam wil zijn als er hobbels worden geconstateerd. De minister is dan ook zeer tevreden over de werkwijze van en de samenwerking in de politieke regiegroep.

De minister probeert de notitie over de hervorming van de rijksdienst zo snel mogelijk aan de Kamer voor te leggen. De verbreding van het overleg met de premier en de vice-premiers zal in ieder geval geen vertragend effect in dezen hebben. Na enig persisteren door mevrouw Nijs zegt hij toe de notitie vóór 3 oktober, de dag van de viering van Leidens ontzet, naar de Kamer te sturen.

Met betrekking tot de motie-Fierens is de minister, gelet op de noodzakelijke voorbereidingstijd, niet in staat toe te zeggen dat vóór 13 december aanstaande de in de motie gevraagde beoordeling zal zijn afgerond. Wel zegt hij toe zich tot het uiterste in te spannen voor een zo spoedig mogelijke afronding, in ieder geval nog binnen deze kabinetsperiode, dus vóór de verkiezingen op 15 mei 2007. Zoals eerder toegezegd, zal de Kamer overigens na de zomer nog een brief ontvangen over de stand van zaken op dat moment. Alsdan kan wellicht ook meer helderheid worden verschaft over de definitieve uitkomsten van de beoordeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Nijs (VVD), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GroenLinks) en Wagner (PvdA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Bibi de Vries (VVD) en De Wit (SP).

Naar boven