nr. 88
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2006
Apotheekhoudende huisartsen zonder vergunning
Tijdens de plenaire behandeling van donderdag 6 april jl. over de
nieuwe Geneesmiddelenwet heb ik u toegezegd een schriftelijke reactie te geven
op een brief van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV). De LHV schat in
dat er nog enkele tientallen huisartsen zijn die hun bevoegdheid tot apotheekhouden
niet ontlenen aan een vergunning, maar aan het feit dat zij zich vestigden
in een gemeente waar destijds geen apotheek was. Dan gold het afstandcriterium
niet en was men van rechtswege bevoegd. Ik heb tijdens de plenaire behandeling
gezegd dat alle apotheekhoudende huisartsen onder het overgangsrecht van artikel
116 vallen. Ik meen er echter goed aan te doen dit nu vast te leggen in een
nota van wijziging, die u bijgaand aantreft.
Brief Centraal Bureau Levensmiddelenbedrijven (CBL) over
amendement 84
Amendement 84 (Van der Vlies) stelt voor hoe in drogisterijen de werkwijze
moet zijn met betrekking tot Badgeneesmiddelen (Uitsluitend Apotheek en Drogist).
Een van de onderdelen van die werkwijze is de zogeheten «kassacheck»,
waarbij de klant actief gevraagd wordt of hij advies wil. Dat advies mag alleen
gegeven worden door een (assistent) drogist. Pas als de koper aangeeft hieraan
geen behoefte te hebben is een advies niet nodig.
Het Centraal Bureau Levensmiddelenbedrijven (CBL) heeft hierover een brief
geschreven. Het CBL stelt dat het amendement tot consequentie heeft dat ook
in alle supermarkten waar UAD-middelen mogen worden verkocht, alle caissières
verplicht worden om altijd aan klanten te vragen of zij nog advies willen.
Het CBL stelt dat deze verplichte «kassacheck» gaat leiden tot
irritatie bij klanten en personeel omdat de meeste mensen geen prijs stellen
op advies. Bovendien acht het CBL het niet goed voorstelbaar dat klanten in
de rij bij de supermarkt met caissières hierover willen
gaan praten. Caissières zouden overigens eerst de opleiding tot (assistent)
drogist moeten volgen voordat zij bevoegd zijn om advies te geven. Ik heb
in mijn brief van 3 april jl. aangegeven geen bezwaar te hebben tegen
dit amendement. Daarbij had ik het punt dat het CBL thans onder de aandacht
brengt echter niet verdisconteerd. Daarom wil ik mijn zienswijze op amendement
84 in die zin nuanceren, dat ik de door het CBL geschetste consequenties onwenselijk
zou vinden. Ik zou mij kunnen voorstellen dat dit in sommige drogisterijen
ook tot problemen leidt.
Ik wil de leden van de SGP-fractie daarom verzoeken het amendement zo
aan te passen, dat de «kassacheck» ook op een andere wijze kan
plaatsvinden, bijvoorbeeld door middel van borden bij de kassa.
Amendement 83 (Schippers)
Amendement 83 strekt ertoe dat groothandelaren uit andere lidstaten geen
belemmeringen zullen ondervinden bij het leveren en betrekken van geneesmiddelen
in of uit Nederland.
Uit de toelichting bij dit amendement zou echter tevens kunnen worden
opgemaakt dat de groothandelaar uit een andere lidstaat geen vergunning nodig
heeft voor het starten van een groothandel in Nederland. Ik hecht eraan op
te merken dat dit niet het geval is. Andersom geldt dat ook: de Nederlandse
groothandelaar die in een andere lidstaat een groothandel wil starten, heeft
in die andere lidstaat een vergunning nodig.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst