29 359
Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2007

Hierbij treft u ter informatie aan het Kortschrift «Invloed van de farmaceutische industrie op behandelrichtlijnen» van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).1 Directe aanleiding voor dit onderzoek was het boek «Slikken – hoe ziek is de farmaceutische industrie» van Trouw-journalist Joop Bouma. In dit boek werden enkele voorbeelden beschreven van de invloed van de farmaceutische industrie op het opstellen van behandelrichtlijnen. Hieronder treft u een samenvatting van het onderzoek aan alsmede mijn standpunt daarop.

Samenvatting onderzoek IGZ

Soorten behandelrichtlijnen

De inspectie heeft een onderzoek gedaan naar de invloed van de farmaceutische industrie op de totstandkoming van behandelrichtlijnen. De inspectie constateert dat er een grote diversiteit aan richtlijnen bestaat. Iedereen kan een richtlijn opstellen en publiceren. Daardoor is de kwaliteit van richtlijnen zeer divers. De IGZ heeft zich met name gebaseerd op de verstrekte gegevens en informatie van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO), gezien hun ruime ervaring met het opstellen van richtlijnen.

Opstellen behandelrichtlijnen

Deze richtlijnen worden opgesteld door richtlijncommissies waaraan in het algemeen wetenschappers, beroepsbeoefenaren en patiëntenverenigingen deelnemen. Voor deelname aan richtlijncommissies worden gezaghebbende personen op het vakgebied benaderd.

Invloed farmaceutische industrie op de totstandkoming van behandelrichtlijnen

De IGZ concludeert dat bij een aanzienlijk aantal door CBO en NHG ontwikkelde richtlijnen beïnvloeding vanuit de farmaceutische industrie niet of nauwelijks een rol speelt. Bijvoorbeeld omdat een ziekte niet altijd met geneesmiddelen behandeld wordt.

De farmaceutische industrie heeft soms indirect invloed op richtlijnen van NHG en CBO via gezaghebbende personen op een vakgebied die tevens lid zijn van een richtlijncommissies.

Volgens de IGZ is het vrijwel onmogelijk om gezaghebbende personen op een vakgebied aan te trekken die geen enkele band hebben met de farmaceutische industrie. Als oorzaken van deze ontwikkeling zijn volgens de IGZ genoemd: de terugtredende overheid, waardoor organisaties op zoek gaan naar alternatieve financieringsbronnen en het door de farmaceutische industrie zoeken naar andere wijzen van reclame of beïnvloeding.

Bij het opstellen van behandelrichtlijnen door patiëntenverenigingen en andere belangenorganisaties is het gevaar van ongewenste invloed vanuit de farmaceutische industrie volgens de IGZ groter. Oorzaak hiervan is volgens de IGZ de vaak aanwezige sponsorrelatie met farmaceutische bedrijven en het gebrek aan ervaring met het gebruik van de evidence-based methode bij het opstellen van richtlijnen.

Transparantie van de banden met de farmaceutische industrie

NHG en CBO hebben initiatieven genomen om de financiële banden van richtlijncommissieleden met de industrie transparant te maken. Bij NHG en CBO tekenen richtlijncommissieleden een belangenverstrengelingverklaring, waarin ze verklaren welke relatie ze de afgelopen 3 tot 5 jaar met de farmaceutische industrie hebben gehad. NHG maakt deze verklaringen sinds maart 2006 openbaar op haar website; het CBO heeft onlangs ook besloten tot openbaarmaking op de website.

Vervolgonderzoek

De IGZ stelt een drietal vervolgonderzoeken voor, namelijk:

1. Kwantitatief onderzoek naar de mate waarin beroepsbeoefenaren conform een richtlijn – en welke richtlijn van welke instanties – voorschrijven. Resultaten van een dergelijk onderzoek geven een indicatie van het belang van de onafhankelijkheid van richtlijnen.

2. Enquête onder werkgroepleden (anoniem) van vijf richtlijnen, in nader overleg te bepalen, voor het in kaart brengen van banden met de farmaceutische industrie.

3. Doornemen en checken van ondertekende belangenverklaringen van werkgroepleden van vijf richtlijnen, in overleg te bepalen.

Standpunt op onderzoeksrapport en vervolg

Ik stel op grond van dit onderzoek vast dat de farmaceutische industrie inderdaad indirecte invloed kan uitoefenen op de totstandkoming van behandelrichtlijnen door financiële banden met richtlijncommissieleden, patiëntenverenigingen en andere belangenorganisaties.

Ik zal de IGZ vragen de aanbevelingen uit het kortschrift om de transparantie te vergroten met de sector op te pakken. Het belang van het op basis van wetenschappelijk onderbouwde gegevens totstandkomen van richtlijnen is evident. Indien er twijfel is of gaat ontstaan over de integriteit van de richtlijn heeft dit een negatieve invloed op het draagvlak onder beroepsbeoefenaren. Ik ga er dan ook vanuit dat NHG en CBO de aanbevelingen van de IGZ ter harte zullen nemen.

Ik zal in overleg met de IGZ bezien of de enquête onder werkgroepleden en het doornemen en checken van ondertekende verklaringen in het werkplan 2007 ingepast kunnen worden. Daarnaast is het uiteraard zo dat de IGZ in het reguliere toezicht op het Reclamebesluit geneesmiddelen nagaat of het voorschrijf- en aflevergedrag van geneesmiddelen niet op onwenselijke wijze door de farmaceutische industrie wordt beïnvloed.

Tenslotte laat ik uitzoeken in hoeverre het kwantitatieve onderzoek naar de mate waarin beroepsbeoefenaren conform een richtlijn voorschrijven nu al uit de verschillende dataverzamelingen te halen is dan wel past in andere lopende onderzoeken.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven