Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2014
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van uw Kamer
stuurde mij op 15 mei een brief van de stichting Save Our Youth Curaçao (SOYC) over
het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Deze stichting heeft
u op 15 april jl. een brief gestuurd, waarin zij aandringt op een spoedige ratificatie
van het VN Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap. In haar brief van
15 april schrijft de stichting SOYC ook dat zij al een minister en de voorzitter van
het Curaçaose parlement hebben aangeschreven, «maar die moeten wachten op Nederland
om het VN Verdrag te ratificeren en bevestigen».
Ik wil hier graag als volgt op reageren. Hierbij zal ik eerst ingaan op de stand van
zaken met betrekking tot het ratificeren van het verdrag. Vervolgens zal ik mij richten
op de zorgen van de stichting SOYC.
Spoedige ratificatie van het verdrag is vastgelegd in regeerakkoord van het huidige
kabinet. Ik hoop een voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het verdrag, met
memorie van toelichting, rond de zomer aan uw Kamer te kunnen voorleggen.
Wat de positie van Curaçao betreft wil ik het volgende zeggen. Internationale verdragen
worden voor het Koninkrijk der Nederlanden gesloten en geratificeerd. Het is vervolgens
aan de vier (autonome) landen van het Koninkrijk om te bepalen of zij medegelding
bij een verdrag wensen. De regering van het land Curaçao – en hetzelfde geldt voor
de overige landen van het Koninkrijk – heeft formeel nog niet aangegeven dat zij medegelding
van het verdrag wenst.
Los hiervan betekent dat niet dat de regering van Curaçao niets zou kunnen doen om
de positie van personen met een handicap te verbeteren. Er is immers niets dat de
regering van het autonome land Curaçao belet om, vooruitlopend op de ratificatie,
beleid en wetgeving tot stand te brengen, die vereist zijn om te voldoen aan de verplichtingen
voortvloeiend uit het verdrag.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn