Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29355 nr. 37 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29355 nr. 37 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2008
In deze brief informeer ik u over het tijdpad van een aantal onderwerpen dat samenhangt met gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte. Ik had dit toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ter uitbreiding van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte met basisonderwijs, voortgezet onderwijs en wonen, op 3 september 2008. Ik voldoe hiermee aan mijn toezegging tijdens het AO van 12 december 2007 (Kamerstukken 2007/08, 24 170, nr. 80) en aan mijn toezegging u op de hoogte te houden van de vorderingen op het gebied van gelijke behandeling in beleid (Kamerstukken 2006/07, 29 355, nr. 34).
Ik geef u in deze brief graag inzicht in:
• de planning van de ratificatie van het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties (hierna het verdrag);
• het voorstel van de Europese Commissie voor een brede EU-Richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid;
• de uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) met de terreinen openbaar vervoer en het aanbieden van goederen en diensten;
• het praktijkspoor gericht op de verbetering van de toegang bij goederen en diensten
• en de evaluatie van de Wgbh/cz voor de terreinen arbeid en beroepsonderwijs.
Meedoen is het centrale thema van dit kabinet. Het kabinet heeft de participatie van alle burgers, met en zonder beperking, in het beleidsprogramma «Iedereen moet meedoen» tot speerpunt benoemd.
Ik werk samen met mijn collega’s langs diverse sporen aan het vergroten van de participatie van mensen met een handicap of chronische ziekte.
Dit doe ik ten eerste door het versterken van de positie van mensen met een handicap en ten tweede door het vergroten van de fysieke en sociale toegankelijkheid van de samenleving.
Ik vind het belangrijk dat mensen met beperkingen en hun organisaties een centrale, sterke positie hebben in de stelsels van zorg en ondersteuning en dat hun mogelijkheden om de regie op het eigen leven te voeren en maatschappelijk te participeren worden vergroot. Ik bevorder dat, samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, door het beleid dat gericht is op de versterking van de positie van patiënten, gehandicapten en ouderen en hun organisaties (PGO-beleid). De bevordering van maatschappelijke participatie van ouderen, patiënten en mensen met beperkingen zal één van de prioriteiten vormen in het beoordelingskader voor aanvullende projecten in het PGO-beleid.
Niet alleen landelijk is de sterke positie van organisaties van belang; ook op lokaal niveau. Participeren doe je immers in je eigen wijk en leefomgeving. Gemeenten zijn hierbij van enorme waarde. Dat heb ik u ook samen met minister voor Wonen, Wijken en Integratie in het actieplan «Beter thuis in de buurt» in december 2007 laten weten. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld, samen met veel andere partijen zoals woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen en lokale partijen zoals winkeliersverenigingen, zorgen dat ouderen en gehandicapten langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Daardoor kunnen zij deel uit blijven maken van allerlei wijkactiviteiten. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) biedt gemeenten een goed kader om de positie van mensen met een handicap op lokaal niveau te bevorderen. Niet alleen vanuit de verantwoordelijkheid voor individuele voorzieningen, maar ook in het algemene beleid kunnen gemeenten de deelname van mensen met een beperking in de lokale samenleving bevorderen. Over dit beleid kunnen cliënten op lokaal niveau meepraten en hierop invloed uitoefenen. Deze lokale cliëntenparticipatie heb ik gestimuleerd via twee programma’s, Lokaal Centraal en Lokale Versterking. Zoals ik u op 3 september 2008 al heb aangegeven, zal ik in de komende Wmo-voortgangsrapportage nader ingaan op mijn plannen om gemeenten te ondersteunen bij de invulling van het gemeentelijk Wmo-beleid om participatie van mensen met een beperking te bevorderen.
U heeft mij verzocht inzicht te geven in de planning van de verschillende «gelijkebehandelings onderwerpen», die zowel afzonderlijk als gezamenlijk grote kansen bieden voor de bevordering van de gelijke behandeling en daarmee in de participatie op voet van gelijkheid van mensen met een handicap. Per onderwerp geef ik aan wat de tijdsplanning is van de verschillende stappen en hoe de verschillende onderwerpen met elkaar samenhangen. Deze brief beslaat mijn eigen portefeuille.
3. Tijdpad trajecten gelijke behandeling voor mensen met een handicap
3.1 Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Op 30 maart 2007 heeft Nederland het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in New York ondertekend. Inmiddels hebben 130 landen ondertekend. Ondertekening geeft aan dat de Nederlandse regering de intentie heeft het verdrag te ratificeren en te implementeren in de nationale wet- en regelgeving.
De landen van de Europese Unie (EU) hebben bij de onderhandelingen over het verdrag gezamenlijk opgetreden. De EU heeft, als organisatie voor regionale integratie, het verdrag ondertekend. Het recente voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe Richtlijn voor gelijke behandeling buiten de arbeidsmarkt vloeit voort uit deze betrokkenheid.
Op 12 mei 2008 is het verdrag van kracht geworden, na ratificatie door het twintigste land.
Ik streef er ook naar om zo snel als mogelijk tot ratificatie te komen. Ik hecht eraan hierbij op te merken dat het ratificatietraject in Nederland afwijkt van dat van andere landen die al spoedig tot ratificatie konden overgaan. Voor deze landen wordt het verdrag pas in de interne verhoudingen verbindend nà het nemen van nadere besluiten. In het Nederland ligt dat anders. Het Nederlandse rechtssysteem vereist dat wet- en regelgeving in beginsel in overeenstemming worden gebracht met de verdragsbepalingen voordat ratificatie kan plaatsvinden. Dit betekent dat ratificatie een omvangrijk project is.
De eerste stap die gezet moest worden in het ratificatieproces is het vertalen van de tekst van het verdrag in het Nederlands. Deze vertaling (Kamerstukken II, 2007/08, 24 170, nr. 82) is op 17 maart 2008 naar uw Kamer gestuurd.
Vervolgens moet een memorie van toelichting worden geschreven op de op te stellen invoeringswet, waarin de te wijzigen wetten zullen worden opgenomen. Deze memorie van toelichting, met een juridische analyse van de betekenis en consequenties van het verdrag, zal een gedeelde visie op de verdragsartikelen bevatten en is het inhoudelijk vertrekpunt voor alle departementen om de eigen wet- en regelgeving door te nemen op de vraag of, en zo ja welke, consequenties het verdrag heeft voor het eigen terrein.
Deze analyse van het verdrag en daaropvolgende inventarisatie van wet- en regelgeving is een tijdrovend en complex proces. Dat wordt mede veroorzaakt doordat het verdrag niet specifiek aangeeft wat de verdragspartijen ten behoeve van ratificatie moeten doen en welke concrete maatregelen zij moeten nemen.
In de op te stellen Invoeringswet worden vervolgens de wetswijzigingen opgenomen die uit deze inventarisatie volgen.
De Goedkeuringswet en Invoeringswet volgen daarna het reguliere traject van wetswijziging.
De analyse van de betekenis en consequenties van het verdrag en het onderzoek naar de benodigde wijzigingen van relevante wet- en regelgeving is momenteel bij de departementen gaande. Dit proces vindt voor een groot deel «achter de schermen» plaats. Ik zal daarnaast nog dit jaar met belangenorganisaties op basis van de eerste uitkomsten van de juridische analyses van het verdrag over de consequenties van het verdrag en de kansen die het biedt om participatie van mensen met een beperking te verbeteren, van gedachten wisselen.
Het is mijn streven de analyse en de inventarisatie van de benodigde wijzigingen in wet- en regelgeving in de loop van 2009 af te ronden. Ik streef ernaar dat de voorstellen september 2009 voor advies aan de Raad van State gezonden worden.
Het verdrag beslaat een veelheid aan beleidsterreinen waardoor de hoeveelheid te onderzoeken wet- en regelgeving groot is. De complexiteit van het ratificatietraject wordt niet alleen veroorzaakt door de omvang van het te verrichten werk maar ook door de complexe materie. Het verdrag is een mensenrechtenverdrag en geeft niet specifiek aan wat de verdragspartijen ten behoeve van ratificatie moeten doen. Het bevat een aantal tot de staten gerichte algemene verplichtingen tot het aannemen van «alle relevante, wetgevende en bestuurlijke en andere maatregelen voor de implementatie van de rechten die in het verdrag erkend worden». Het verdrag beoogt, kort weergegeven, participatie op voet van gelijkheid mogelijk te maken en drempels die dat beletten op te heffen.
De weging van de vraag of aan de verdragsbepalingen is voldaan dan wel dat een ingrijpen in wetgeving of bestuur vereist is, vraagt intensief onderzoek van wet en praktijk.
Naast bepalingen over toegankelijkheid bevat het verdrag ook bepalingen over bijvoorbeeld het recht op zelfstandig wonen, over onderwijs, werk en werkgelegenheid en over de deelname aan het culturele leven en aan sportactiviteiten. Ook de doorwerking van verschillende onderwerpen uit het verdrag in de nationale wetgeving, zoals bijvoorbeeld het recht op leven, verdient de aandacht.
Schematisch tijdpad ratificatie VN-verdrag
| Maart 2007 | Ondertekening van het VN-verdrag |
| Maart 2008 | Vertaling naar de Tweede Kamer gezonden |
| Eind 2008 | Informatie-uitwisseling met belanghebbenden |
| April 2009 | Juridische analyse verdrag (concept memorie van toelichting) en inventarisatie Nederlandse wetten en regels |
| September 2009 | Bespreking wetsvoorstellen in de Ministerraad en verzending aan de Raad van State |
| Begin 2010 | Definitieve wetsvoorstellen zenden aan de Kamer |
3.2 Europese Richtlijn gelijke behandeling
Op 2 juli 2008 presenteerde de Europese Commissie (EC) een sociaal pakket, waarvan een voorstel voor de Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid buiten de arbeidsmarkt deel uitmaakte. De EC ziet het richtlijnvoorstel als het sluitstuk van de bestaande Richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG waarbij discriminatie op grond van leeftijd, godsdienst of overtuiging, seksuele geaardheid en handicap alleen is verboden in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Dit voorstel heeft een wijdere strekking dan mijn beleidsterrein. De EC heeft het verdrag ondertekend voor die onderdelen, waar zij mandaat heeft. Dit betekent dat de EC met voorstellen kan komen tot invulling van de verplichtingen voortvloeiend uit het verdrag. Het richtlijnvoorstel geeft voor de grond handicap een invulling van met name artikel 4 en artikel 9 van het verdrag die gaan over redelijke aanpassing en toegankelijkheid. De bepaling in het richtlijnvoorstel voor de grond handicap gaat echter verder dan het verdrag en legt bijvoorbeeld een strikter tijdpad op waarbinnen aan bepaalde verplichtingen moet zijn voldaan. Ook verschilt het richtlijnvoorstel van de thans geldende richtlijnen, niet alleen voor wat betreft de reikwijdte maar ook voor wat betreft de verplichtingen. Dit is van belang voor andere reeds bestaande gelijke behandelingswetgeving zoals de Wgbh/cz die uiteindelijk aan de inhoud van de nieuwe richtlijn zal moeten worden aangepast. Bij de voorbereidingen van de uitbreiding van de Wgbh/cz houd ik rekening met de besluitvorming in Brussel om ervoor te zorgen dat de uitbreidingsvoorstellen zoveel mogelijk worden afgestemd met de nieuwe richtlijn. Ik kom hier verder in de brief op terug.
Dit voorstel voor een nieuwe Richtlijn gelijke behandeling wordt gezien als een ambitieuze maatregel waarmee de EC laat zien sociaal beleid dicht bij de burger te willen vormgeven en uitvoeren. De termijn die nodig is voor het aannemen van deze richtlijn zal echter sterk afhankelijk zijn van de mogelijkheid op korte termijn antwoorden te vinden, voor de vele nog levende vragen over de terminologie, reikwijdte en gevolgen van de richtlijn. Het Franse voorzitterschap heeft de richtlijn als prioriteit aangemerkt.
In Nederland is de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor dit voorstel de minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit in nauwe samenwerking met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (het voorstel wordt voorgelegd aan de Sociale Raad). De betrokken bewindslieden zullen de Kamer regelmatig informeren. Uw Kamer is zo op 5 september 2008 schriftelijk geïnformeerd over het nieuwe commissievoorstel en de opvatting van het kabinet in een BNC-fiche. Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor het verbod van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid. Omdat er nog onzekerheid bestaat over de reikwijdte en de terminologie, past enige terughoudendheid tot helderheid is verkregen over de financiële en administratieve consequenties.
Schematisch tijdpad richtlijnvoorstel
| 2 oktober 2008 | Oriënterend debat in de Sociale Raad |
| Na 2 oktober 2008 | Vervolg besprekingen in de Raadswerkgroep 15 december 2008 Besluitvorming of voortgangsrapportage in de Sociale Raad |
3.3 Uitbreiding van de Wgbh/cz met basisonderwijs en voortgezet onderwijs en wonen
Op 3 september 2008 heb ik samen met de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie met u het debat gevoerd over de uitbreiding van de Wgbh/cz met de terreinen basisonderwijs en voortgezet onderwijs en wonen. Op dinsdag 9 september 2008 heeft u ingestemd met het wetsvoorstel. Bij een tijdige behandeling in de Eerste Kamer, zou de wet voor het terrein wonen mogelijk begin 2009 in werking kunnen treden. Tijdig zal wel tijd ingeruimd moeten zijn om in overleg met woningcorporaties, de Commissie Gelijke Behandeling, de cliëntenorganisaties en andere partijen op de woningmarkt (bv. makelaars) voorlichting te geven over de uitbreiding. Voor het terrein basisonderwijs en voortgezet onderwijs kan de wet met ingang van 1 augustus 2009 in werking treden. Dit is gekoppeld aan de start van een nieuw schooljaar en aan het aflopen van de taken van de Advies Commissie Toelating en Begeleiding, een onafhankelijke adviescommissie, ingesteld voor leerlingen met een handicap. Ook voor de uitbreiding met onderwijs zal voorafgaand aan de inwerkingtreding een uitgebreid voorlichtingstraject in overleg met alle betrokken organisaties plaatsvinden gericht op scholen en ouders.
Schematisch tijdpad uitbreiding basisonderwijs, voortgezet onderwijs en wonen
| Vanaf najaar 2008 | Behandeling wetsvoorstel in Eerste Kamer |
| Na behandeling EK | Start voorlichtingsactiviteiten onderdeel wonen |
| Begin 2009 | Mogelijke inwerkingtreding uitbreiding onderdeel wonen |
| Voorjaar/zomer 2009 | Voorlichtingsactiviteiten onderdeel basisonderwijs en voortgezet onderwijs |
3.4 Inwerkingtreding openbaar vervoer in de Wgbh/cz
Het terrein openbaar vervoer is al opgenomen in de Wgbh/cz. De wet zal voor dat terrein in 2010 in werking treden (Kamerstukken II, 2005/06, 29 355, nr. 29). Ter uitbreiding van de werkingssfeer van de Wgbh/cz met het terrein openbaar vervoer (OV) werken mijn collega van Verkeer en Waterstaat en ik momenteel aan een algemene maatregel van bestuur (amvb). Bij de totstandkoming zijn de vervoerssector, de betrokken overheden, de Commissie gelijke behandeling en belangenorganisaties van consumenten betrokken. De amvb voor het OV zal begin 2009 in de Ministerraad besproken worden waarna deze voor advies aan de Raad van State verzonden kan worden.
| September/novem- ber 2008 | Informele en formele reacties betrokken partijen |
| December 2008 | Verwerken reacties |
| Januari 2009 | Ministerraad en verzending naar Raad van State |
| Mei 2009 | Advies van de Raad van State |
| Juli 2009 | Nader rapport |
| September 2009 | Voorhangen amvb bij de Tweede Kamer |
3.5.1 Uitbreiding Wgbh/cz met het aanbieden van goederen en diensten
Het verbeteren van de toegang van goederen en diensten levert een wezenlijke bijdrage aan de participatie van mensen met een beperking. Daarom heb ik laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van uitbreiding van de Wgbh/cz bij het aanbieden van goederen en diensten. Het onderzoek laat zien dat het terrein van goederen en diensten erg breed, zeer complex en divers is. De wijze waarop invulling kan worden gegeven aan gelijke behandeling voor mensen met een beperking kan er in de verschillende sectoren anders uitzien. Diverse sectoren als bijvoorbeeld de horeca, de detailhandel, overheid, vervoerssector en sport- en cultuursector hebben allen weer andere mogelijkheden en andere problemen om aanpassingen te treffen. Technologische ontwikkelingen en economische levensduur verschillen soms enorm in de diverse sectoren, maar kunnen wel kansen bieden voor een betere toegang voor mensen met een beperking.
Zo worden websites met enige regelmaat gewijzigd, en kunnen aanpassingen voor bijvoorbeeld blinden en slechtzienden eenvoudig meegenomen worden. Een winkelpand wordt echter veel minder vaak verbouwd. In dat geval zullen bij problemen voor mensen met beperkingen weer andere oplossingen gevonden kunnen worden. Een fysieke drempel vergt bijvoorbeeld een kleine aanpassing of verbouwing. Of juist behulpzaam personeel dat attent handelt en daarmee de fysieke drempel slecht. Of bijvoorbeeld een herordening van de tafelindeling in een restaurant. Voor mensen met een visuele beperking is het nodig dat naast schrift ook spraak of braille beschikbaar komt. Het vooraf beschikbaar stellen van informatie via websites of e-mail biedt mensen met een visuele beperking bijvoorbeeld de mogelijkheid om vooraf kennis te nemen van informatie.
Zonder inzicht in wat uitbreiding van de Wgbh/cz met het aanbieden van goederen en diensten nu betekent, bestaat het risico dat een te onzorgvuldige snelle uitbreiding leidt tot symboolwetgeving die verder voor geen enkele partij een toegevoegde waarde heeft.
Het kabinet onderzoekt daarom de mogelijkheden tot uitbreiding met het terrein aanbieden van goederen en diensten, de randvoorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden, langs welk tijdpad en met welke fasering.
De uitgangspunten van het verdrag en de komende Europese Richtlijn gelijke behandeling zullen ook bij deze uitbreiding van de Wgbh/cz betrokken worden. Zoals eerder vermeld was de aanleiding van de Wgbh/cz die destijds in 2003 in werking is getreden, de Europese Richtlijn 2000/78/EG. Deze richtlijn die discriminatie op o.a. de grond handicap verbood bij arbeid en beroep, kent echter alleen de plicht tot het treffen van een redelijke aanpassing. Het nieuwe richtlijnvoorstel kent ten aanzien van de grond handicap hiernaast een veel bredere algemeen geldende plicht tot het bieden van toegang. Gezien de samenhang tussen de uitbreiding van de Wgbh/cz met het terrein aanbieden van goederen en diensten en de nieuwe richtlijn is zowel de inhoud als de planning van deze uitbreiding mede afhankelijk van de besluitvorming over het richtlijnvoorstel. Desalniettemin wil ik doorgaan met het opzetten van een werkbare fasering voor de uitbreiding van de Wgbh/cz met het terrein goederen en diensten, uiteraard met inachtneming van het richtlijnvoorstel.
3.5.2 Praktijkspoor goederen en diensten
Omdat ik, en met mij de staatssecretaris van Economische Zaken, het van belang vind dat zoveel mogelijk mensen met een beperking op gelijke wijze als ieder ander deel kunnen nemen aan onze samenleving, willen wij voortgang boeken in het slechten van de drempels waar mensen met een beperking soms letterlijk tegen aanlopen en die hen er – veelal onbedoeld – van weerhouden om op gelijke wijze deel te nemen aan onze samenleving.
Op 20 mei 2008 heb ik gesproken met verschillende ondernemers- en gehandicaptenorganisaties over de mogelijkheden die wij zien om verbetering in de toegang van goederen en diensten in de praktijk te realiseren.
Het doet mij goed te constateren dat veel aanbieders van goederen en diensten hun bereidheid tonen om na te gaan welke drempels weggenomen kunnen worden en dat de gehandicaptenorganisaties en aanbieders hier gezamenlijk in op willen trekken.
Ik heb in dit overleg geconstateerd dat een verbeterspoor voor de praktijk enige facilitering en ondersteuning vraagt. Juist daar waar ondernemers zich niet bewust zijn van het opwerpen van drempels en waar mensen met een handicap toch belemmeringen ondervinden, moet bestaande toegankelijkheidsinformatie voor bedrijven en ondernemers makkelijk beschikbaar zijn. Ik ga er op korte termijn voor zorgen dat er een centraal punt komt waar niet alleen deze informatie beschikbaar is, maar waar ook zowel aanbieders van goederen en diensten als mensen met een handicap of chronische ziekte problemen kunnen inbrengen. Een informatiepunt waar vraag en aanbod bij elkaar komen, zal het verbeterspoor ondersteunen. Samen met mijn collega van Economische Zaken, de aanbieders van goederen en diensten en de gehandicapten- en chronisch ziekenorganisaties wil ik komend najaar nadere afspraken maken over de invulling en opzet van een dergelijk informatiepunt en de concrete invulling van het verbeterspoor in de praktijk. Verbeteringen in de toegang die makkelijker te realiseren zijn, wil ik in eerste instantie prioriteit geven om deze vervolgens stap voor stap uit te bouwen. Bij iedere stap is commitment van alle betrokken partijen noodzakelijk. Bij het opzetten van het informatiepunt is bijvoorbeeld de actieve betrokkenheid van ondernemers om bij te dragen aan die verbeteringen essentieel. Ik verwacht dat dit verbeterspoor zichtbare resultaten zal opleveren die niet alleen ten goede komen aan de gelijke behandeling van mensen met beperkingen maar ook voor ondernemers interessant zullen zijn.
| November 2008 | Opstellen actieplan met EZ, en betrokken belangenorganisaties van gehandicapten en ondernemers/branches |
| December 2008 | Start actieplan en start centraal informatiepunt ter ondersteuning van het praktijkspoor |
3.6 Samenhang met de Integratiewet Algemene wet gelijke behandeling
Ik noem hier ook het wetsvoorstel voor de Integratiewet gelijke behandeling en het kabinetsstandpunt met betrekking tot de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb), dat in voorbereiding is, vanwege de samenhang van deze beide onderwerpen met de verschillende «gelijke behandelingsonderwerpen» op mijn beleidsterrein. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft het voortouw in deze trajecten. Ontwikkelingen ten aanzien van de Integratiewet (waarover de Raad van State alweer enige tijd geleden heeft geadviseerd) en het kabinetsstandpunt kunnen gevolgen hebben voor de voortgang van de in deze brief genoemde trajecten.
Om een volledig overzicht te geven van alle trajecten die samenhangen met gelijke behandeling van mensen met een handicap, noem ik ook de evaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte voor de terreinen arbeid en beroepsonderwijs. Het evaluatieonderzoek is voor de zomer gestart. U kunt dit begin volgend jaar tegemoet zien.
Het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties en het nieuwe richtlijnvoorstel van de Europese Commissie zie ik als waardevolle instrumenten om de positie van mensen met beperkingen in Nederland nog verder te verbeteren. Met deze planning geef ik aan welke stappen u van mij kunt verwachten. De samenhang van de diverse trajecten beïnvloeden elkaars planning. Vooral, maar niet als enige, het richtlijnvoorstel gelijke behandeling is van invloed op de planning van de diverse trajecten en juist hierbij is het nog niet duidelijk wanneer de Europese besluitvorming is afgerond. Ik vind het echter van groot belang dat voor zover dat mogelijk is de ontwikkeling en activiteiten voor de diverse trajecten doorgaan en in overleg met gehandicaptenorganisaties blijven werken aan het verbeteren van de participatie van mensen met een beperking. Acties op korte termijn die de positie van mensen met beperkingen kunnen verbeteren moeten niet onnodig wachten, zoals het opstarten van het informatiepunt voor het praktijkspoor. Daartoe voer ik binnenkort overleg met o.a. de CG-Raad. Verder kan de opgedane kennis vanuit de Wgbh/cz, het praktijkspoor en de inventarisatie voor de ratificatie van het VN-verdrag uiteraard benut worden bij de totstandkoming van de Richtlijn gelijke behandeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29355-37.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.