29 353
Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2004

Conform de toezegging in mijn brief aan u van 4 maart 2003 (JUST-03-188) informeer ik u hierbij over een aantal specifieke punten op het terrein van geslachtsnaamswijzing.

Mijn brief van 4 maart 2003 betrof een reactie op het in 2002 door het Clara Wichmann Instituut en Slachtofferhulp Nederland aangeboden rapport «Geslachtsnaamswijziging na incest». De vaste commissie voor Justitie had mij op 21 maart 2002 om een standpunt op dit rapport gevraagd.

Naar aanleiding van dit standpunt schreven het Clara Wichmann Instituut en Slachtofferhulp Nederland mij op 29 juli 2003 een brief, waarin zij lieten weten uit te zien naar nadere concrete informatie. Tevens verzocht men mij om mijn standpunt inhoudende dat het een feitelijke constatering is dat directe familie belanghebbende is, te herzien.

Ik heb op 11 september 2003 het Clara Wichmann Instituut bericht dat ik hierop zou terugkomen in mijn toegezegde brief aan uw Kamer.

In mijn brief aan u van 4 maart 2003 heb ik toegezegd inzicht te zullen geven in enkele andere onderwerpen op het terrein van de geslachtsnaamswijziging. Ik gaf aan dat gekeken zou worden naar

– naamswijziging voor minderjarigen,

– de consequenties die eventueel getrokken zouden moeten worden uit de evaluatie van de in 1998 in de wet opgenomen mogelijkheid om de achternaam van de kinderen te kiezen,

– de legeskosten voor naamswijziging.

Op de mogelijkheid om de achternaam van de kinderen te kiezen ben ik ingegaan in mijn brief van 24 december 2003 (JUST-04-22) aan uw Kamer inzake het evaluatierapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie betreffende de in 1998 in de wet opgenomen mogelijkheid om de achternaam van de kinderen te kiezen.

Overigens hebben enkele leden van de vaste commissie voor Justitie in het verslag (vastgesteld 5 februari 2004) van haar bevindingen naar aanleiding van de voorgestelde wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (Tweede Kamer, 2003–2004, 29 353, nr.5), inmiddels ook vragen gesteld over het recht op de naam. Deze worden, voorzover niet reeds in deze brief beantwoord, separaat in de nota naar aanleiding van het verslag beantwoord.

Achtereenvolgens zal ik in deze brief op de volgende onderwerpen ingaan:

1. Invulling van het begrip belanghebbende

2. Mogelijkheid tot naamswijziging voor minderjarigen

3. De legeskosten voor naamswijziging

4. Nadere informatie over feitelijke invoering van een kwalitatief verbeterd werkproces

1. Invulling van het begrip belanghebbende

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. Volgens de jurisprudentie van de bestuursrechter moet aan vijf vereisten zijn voldaan, wil iemand als zodanig worden aangemerkt:

a) betrokkene moet een eigen belang hebben;

b) dit belang moet een persoonlijk belang betreffen, dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen;

c) dit belang moet objectief bepaalbaar zijn (louter ideële of gevoelsmatige bezwaren zijn dus niet voldoende);

d) het belang moet voldoende actueel zijn (dus niet een onzeker toekomstig belang);

e) het belang moet rechtstreeks door het besluit worden getroffen.

Toegespitst op de casus van een vader die bezwaar heeft tegen naamswijziging van zijn (meerderjarige) dochter leidt dit tot de volgende conclusies:

Ad a)

Aan het eerste vereiste wordt voldaan. De vader behartigt een eigen belang en niet het belang van een ander.

Ad b)

Ook gaat het om een persoonlijk belang van de vader, omdat zijn belang te onderscheiden is van het belang van willekeurige anderen: de vader onderscheidt zich niet alleen van anderen, omdat zijn (meerderjarige) kind zijn of haar naam aan hem ontleent, maar ook omdat er sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen vader en kind.

Ad c)

Verder is het belang van de vader objectief bepaalbaar, omdat het niet alleen in zijn persoonlijke belevingswereld bestaat, maar ook door anderen kan worden gedeeld. Het is ook voor anderen bepaalbaar dat zijn (meerderjarige) kind oorspronkelijk zijn of haar naam aan de vader ontleent.

Ad d)

Het belang is actueel, omdat het niet is gelegen in onzekere, in de toekomst gelegen factoren.

Ad e)

Tot slot zal het belang waarop de vader zich beroept door het besluit zelf worden geraakt en daarmee is ook aan het laatste vereiste voldaan, namelijk dat zijn belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.

Artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het bestuursorgaan, voordat het een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, de belanghebbende in de gelegenheid stelt zijn zienswijze naar voren te brengen.

Ik kan dan ook geen andere conclusie trekken dan dat in casu – waar de dochter geslachtsnaamswijziging verzoekt – de vader belanghebbende is en dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat hiermee uiteraard niets gezegd is over het gewicht dat bij de afweging door het bestuursorgaan aan de zienswijze van een belanghebbende wordt toegekend; hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de rechter.

2. Mogelijkheid tot naamswijziging voor minderjarigen

Op 1 april 2004 is een wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging in werking getreden. De wijziging betreft naamswijziging van minderjarigen.

Nieuw is dat in het besluit toetsingscriteria zijn opgenomen aan de hand waarvan een verzoek tot geslachtsnaamswijziging van een minderjarige jonger dan twaalf jaar wordt beoordeeld. Wanneer een van de ouders weigert in te stemmen met de verzochte naamswijziging, kan het verzoek tot naamswijziging nog slechts op een beperkt aantal gronden worden toegewezen.

De naamswijziging wordt ten eerste toegewezen wanneer de ouder aan wie de minderjarige de naam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, strafrechtelijk is veroordeeld wegens het plegen van bepaalde misdrijven tegen het minderjarige kind. Het gaat dan onder andere om misdrijven tegen de zeden, tegen de persoonlijke vrijheid, of tegen het leven gericht en om mishandeling.

Op de tweede plaats wordt de naamswijziging ingewilligd wanneer de desbetreffende ouder is ontzet van het ouderlijk gezag.

Tot slot wordt het verzoek ingewilligd wanneer de verzoekers aantonen dat de ouder die weigert in te stemmen met de verzochte wijziging niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de verzorgingstermijn van vijf jaar in gezinsverband met het kind heeft samengeleefd. Dit gaat om de situatie waarin de weigerende ouder niet of nauwelijks met het kind heeft samengeleefd, terwijl de verzoeker al gedurende ten minste vijf jaar alleen of samen met zijn of haar (nieuwe) partner of levensgezel het kind verzorgt en opvoedt.

Ook is het besluit gewijzigd ten aanzien van geslachtsnaamswijziging van minderjarigen ouder dan twaalf jaar. Wanneer het kind van twaalf jaar en ouder niet instemt met de naamswijziging wordt het verzoek afgewezen. Dit houdt in dat de wens van het kind prevaleert boven die van de verzoeker. Het besluit is in zoverre gewijzigd dat de wens van het kind ook prevaleert in het geval de andere ouder niet instemt met het verzoek. Wanneer een ouder weigert in te stemmen met de verzochte wijziging, wordt de naamswijziging alleen toegewezen wanneer het kind bij zijn instemming blijft.

Mede omdat de gronden voor wijziging van de achternaam van minderjarigen jonger dan twaalf jaar restrictiever en meer concreet zijn geformuleerd, is geen behoefte meer aan de adviestaak van de raad voor de kinderbescherming. Deze adviestaak is dan ook afgeschaft.

Ongewijzigd is gebleven dat de verzoeker het kind ten minste gedurende een bepaalde periode voorafgaande aan het verzoek alleen of met zijn (nieuwe) partner verzorgd en opgevoed moet hebben. Voor kinderen jonger dan twaalf jaar is deze periode drie jaar; voor kinderen ouder dan twaalf jaar is deze periode vijf jaar.

3. Legeskosten voor naamswijziging

Geconstateerd moet worden dat de opbrengsten van de leges die een burger voor een verzoek tot naamswijziging betaalt aanzienlijk lager liggen dan de kosten waarmee thans de behandeling van een naamswijzigingsverzoek gepaard gaat. De kosten voor een naamswijziging bedragen nu € 226,89. Dit bedrag (toentertijd nog f 500,00) is op 23 december 1987 vastgesteld en is sindsdien, behoudens de omrekening in euro's, niet meer gewijzigd. Recent kostprijsonderzoek wijst uit dat de kosten van het huidige werkproces beduidend hoger liggen. Hierdoor komt een groot deel van de kosten voor rekening van de Staat. Een nog nader vast te stellen verhoging van deze tarieven lijkt dan ook in de rede te liggen. Op dit moment laat ik onderzoeken hoe wij kunnen komen tot een aanpassing van de legeskostenregeling zoals die is neergelegd in de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en naamsvaststelling van 9 december 1969 en de Richtlijn kostenvergoeding naamswijziging van 14 maart 2001. Uitgangspunt is dat gestreefd wordt naar kostendekkende leges.

4. Nadere informatie over feitelijke invoering van een kwalitatief verbeterd werkproces

Het afgelopen jaar is een aantal maatregelen genomen. Zo is de doorlooptijd van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging sterk verbeterd: momenteel wordt 70% van de aanvragen binnen de gestelde norm van 6 maanden afgehandeld. Hiertoe is onder meer het rappelsysteem van ketenpartners (gemeenten, raad voor de kinderbescherming) aangepast en is het geautomatiseerde registratiesysteem verbeterd. Tevens is een kwaliteitsslag (zowel met betrekking tot het personeel als met betrekking tot de wijze van dossierafhandeling) gemaakt binnen de afdeling die zich bezig houdt met de behandeling van verzoeken tot geslachtsnaamswijziging. De doorlooptijden zullen nog korter worden nu de adviesrol van de raad voor de kinderbescherming (zie hierboven onder 2.) per 1 april jl afgeschaft is.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een uniform aanvraagformulier voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamswijziging. Waar een aanvraag nu nog vormvrij is (en dus regelmatig een beroep gedaan moet worden op aanvragers om het verzoek verder te completeren), zal medio 2004 een formulier in gebruik worden genomen dat twee belangrijke voordelen met zich brengt. In de eerste plaats wordt het door de opzet van het formulier voor de aanvrager al in een vroeg stadium duidelijk of het verzoek al dan niet voldoet aan de in het Besluit geslachtsnaamswijziging genoemde voorwaarden. In de tweede plaats zal de meer gestructureerde eerste beoordeling van het verzoek tot minder onduidelijkheden en fouten leiden bij medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het besluit.

Op het gebied van voorlichting aan burgers kan worden gemeld dat binnenkort een nieuwe brochure wordt uitgegeven met daarin alle relevante wijzigingen van het besluit en verduidelijkingen ten opzichte van de brochure uit 2003. Deze informatie wordt ook beschikbaar gesteld op de internetsite van het ministerie van Justitie. Het wordt dan tevens mogelijk gemaakt het aanvraagformulier voor geslachtsnaamswijziging te downloaden.

Ik vertrouw erop u voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven