29 353
Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER LAAN

Ontvangen 6 oktober 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, artikel 5, wordt als volgt gewijzigd:

A. In punt 1 komt in het vierde lid, de zinsnede «indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa zullen uitoefenen of uitoefenen» te luiden: indien een ouder en zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa of door rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 253ta zullen uitoefenen of uitoefenen.

B. In punt 2 komt in het vijfde lid, onder b, de zinsnede «een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa over het kind uitoefenen» te luiden: een ouder en zijn echtgenoot, geregistreerde partner, of andere levensgezel die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa of door rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 253ta uitoefenen.

C. In punt 3, komt in het achtste lid, tweede volzin, de zinsnede «over wie de ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa zullen uitoefenen of uitoefenen» te luiden: over wie de ouder en zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van rechtswege gezamenlijk gezag als bedoeld in artikel 253sa of door rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 253ta zullen uitoefenen of uitoefenen.

D. In punt 3, komt in het achtste lid, derde volzin, de zinsnede «kinderen over wie dezelfde ouder en dezelfde echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is» te luiden: kinderen over wie dezelfde ouder en dezelfde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel die niet de ouder is.

II

In artikel I wordt na onderdeel Aa een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ab

In artikel 245, vijfde lid, komt de zinsnede «overeenkomstig artikel 253t» te luiden: overeenkomstig de artikelen 253t en 253ta.

III

In artikel I wordt na onderdeel E een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Na artikel 253t wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 253ta

1. Indien het gezag over het kind waarvan een vrouw zwanger is naar alle waarschijnlijkheid bij die vrouw alleen zal komen te berusten, kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van die vrouw en een ander die anders dan als echtgenoot of geregistreerde partner haar levensgezel is, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.

2. Dit gezamenlijk gezag begint op het tijdstip waarop het kind geboren wordt dan wel, indien de beslissing die de benoeming inhoudt eerst nadien gevolg krijgt, op de dag waarop die beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien zij uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden. Het gezamenlijk gezag treedt niet in, indien het kind op een in de vorige volzin bedoeld tijdstip tevens tot een ander dan de moeder in familierechtelijke betrekking staat.

3. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede, derde en vierde lid, en 251a.

IV

In artikel 253y wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 253sa en 253t,» vervangen door: bedoeld in de artikelen 253sa, 253t en 253ta,.

Toelichting

Dit amendement – het nieuwe artikel 253ta Boek 1 BW – beoogt paren die niet gehuwd zijn en evenmin elkaars geregistreerde partner zijn, maar wel als elkanders levensgezel zijn te beschouwen, de mogelijkheid te bieden om de rechter reeds voor het tijdstip van de geboorte binnen hun relatie van het kind, te verzoeken hen met het gezamenlijk gezag te belasten. Uitgangspunt daarbij is, dat dit gezamenlijk gezag begint zodra het kind geboren wordt.

Voor zulke paren staat thans slechts de voorziening van artikel 253t Boek 1 BW open. Deze houdt in dat het kind eerst geboren moet zijn, wil gezamenlijk gezag kunnen worden uitgelokt. Het ligt evenwel alleszins voor de hand om, zoveel mogelijk als thans onder artikel 253sa voor de gehuwde en de geregistreerde ouder en de niet-ouder van een kind van rechtswege de gezagssituatie is, te bewerkstelligen dat gezamenlijk gezag voor hen beiden ook met ingang van de geboorte kan ontstaan. Zulks stemt overeen met de bedoeling van betrokkenen. Zo wordt ook voorkomen dat er na de geboorte nog een periode van onzekerheid ten aanzien van het gezag ontstaat, bij voorbeeld wanneer de moeder (die op basis van artikel 253b Boek 1 BW alleen het gezag zal hebben) inmiddels ernstig ziek zou zijn geworden. Zo'n onzekerheid is niet in het belang van het kind. Het begrip «andere levensgezel» komt in een aantal BW-bepalingen reeds voor, zo voor het eerst, en alweer sinds 1982, in de regeling van het beschermingsbewind van titel 1.19 BW, maar bij voorbeeld ook in de artikelen 227 en 228 Boek 1 BW. De in het amendement voorgestelde regeling is van belang voor lesbische paren. Met het amendement wordt een begin gemaakt met een gelijkstelling van kinderen geboren binnen de relatie van twee vrouwen, die uiteindelijk moet leiden tot óók afstammingsrechtelijke gelijkstelling.

Het gezamenlijk gezag ontstaat voor de aanstaande moeder en haar levensgezel niet van rechtswege, maar door rechterlijke beslissing. In zoverre is er een parallel met de regeling van artikel 253t Boek 1 BW. Het gezamenlijk gezag kan bij de geboorte van het kind (of nadien, namelijk indien de rechterlijke beslissing eerst later kan worden genomen: het verzoek wordt bij voorbeeld pas omstreeks de geboorte van het kind gedaan) geen aanvang nemen, indien het kind op zodanig tijdstip tot een ander dan de levensgezel van de (aanstaande) moeder in familierechtelijke betrekking staat. Dat zal gemeenlijk het geval zijn, indien het kind voor de geboorte door een andere man is erkend. Het ligt voor de hand dat de rechtbank in die situatie het prenataal gedane verzoek afwijst. In dat geval kan de weg van artikel 253t nadien wel worden gevolgd.

Voor het overige kan lid 2 van artikel 253sa Boek 1 BW hier gelden. De wijzigingen in artikel 5 Boek 1 BW (naamrecht, onderdelen I, II III en IV en die van de onderdelen V en VII van het amendement) vloeien uit het nieuwe artikel 253ta noodzakelijkerwijs voort.

Van der Laan

Naar boven