29 350 ICT bij de politie

Nr. 14 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 september 2011

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de AlgemeneRrekenkamer inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «ICT politie 2010» (Kamerstuk 29 350, nr. 10)

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 september 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de commissie,

Groen

Vraag 1

Wat zijn de concrete voordelen van het laten «bouwen» van een ICT-systeem voor de politie door een professionele leverancier (nadat eerst op de werkvloer is gekeken wat nodig is)?

In ons onderzoeksrapport benadrukken we dat het van belang is om eerst de werkprocessen bij de politie te harmoniseren en onnodige administratieve lasten te beperken, alvorens de functionele wensen te formuleren voor de vernieuwing van de basisvoorzieningen (zie § 2.3, blz. 32). We hebben in ons onderzoek geen specifieke aandacht besteed aan de voor- en nadelen van systeemontwikkeling in eigen beheer in relatie tot systeemontwikkeling door een externe leverancier.

Vraag 2

Wat wordt precies bedoeld met «op de achtergrond speelde daarbij de dreiging van een nationale politie als de samenwerkingsafspraken niet gerealiseerd zouden worden»?

In ons rapport geven we aan dat de planning voor het invoeren van de basisvoorzieningen onderdeel is geworden van de samenwerkingsafspraken van 2007 tussen de korpsbeheerders en de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Justitie (zie § 2.1, blz. 15). «De korpsbeheerders legden zich daarmee vast op harde mijlpalen, omdat het niet realiseren ervan zou leiden tot het voortzetten van de behandeling van een wetsvoorstel om een nationale politie in te voeren.» De ministers van BZK en Justitie zouden op basis van de voortgang, vastgesteld door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, eind 2008 bepalen of het wetsvoorstel voor het invoeren van een nationale politie alsnog ter behandeling naar de Tweede Kamer gestuurd zou worden.

Vraag 3

Is bekend waarom het besluit om te starten met de ontwikkeling van het systeem is genomen zonder een compleet beeld te hebben van de kosten voor alle fasen van het project?

Het besluit om te starten met de ontwikkeling van de basisvoorzieningen was onvoldoende onderbouwd, omdat geen totaalbeeld van de kosten en baten bestond. Dit is onder andere veroorzaakt door een gebrekkig inzicht in en een gebrekkige analyse van de kosten en baten over de gehele levensduur van de informatiesystemen. Ook de afbakening van verantwoordelijkheden tussen de landelijke stuurgroepen en de regionale politiekorpsen speelde een rol, waardoor de kosten van implementatie bij de korpsen niet in de projectbudgetten van de landelijke stuurgroepen werden meegenomen.

Vraag 4

Kan de Algemene Rekenkamer op basis van haar onderzoek aangeven of doorontwikkelen van de Basisvoorziening Handhaving (BVH) en de Basisvoorziening Opsporing (BVO) eigenlijk nog wel zin heeft, of dat het beter is om nieuwe systemen te bouwen?

In ons rapport geven we aan dat de huidige Basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing geen goede opstap vormen voor verdere innovatie, vanwege de verouderde techniek van de systemen die ten grondslag liggen aan deze basisvoorzieningen. Ook doen we een aantal aanbevelingen voor de vernieuwing van de basisvoorzieningen en voor de omgang met de bestaande systemen, zolang aan deze vernieuwing wordt gewerkt (zie § 2.3, blz. 29 en blz. 32).

Vraag 5

Wat is de meerwaarde van een managementinformatiesysteem? Hoe groot is het risico op meer bureaucratie en sturen op cijfers?

De minister van Veiligheid en Justitie wil een managementinformatiesysteem ontwikkelen dat beter is toegerust op het identificeren en kwantificeren van risico’s en het vaststellen van beheersmaatregelen. Dit kan een versterking van het toezicht betekenen. Omdat ten tijde van ons onderzoek nog niet duidelijk was hoe de minister de sturingsrelatie en het toezicht op de nationale politieorganisatie wil inrichten, kunnen wij over de meerwaarde van het managementinformatiesystemen nog geen oordeel geven.

Vraag 6

Valt een inschatting te maken van de extra tijd die de agent kwijt is bij zijn werkzaamheden met het gebruik van BVH (in vergelijking met wat als een redelijke tijd kan worden geacht)?

Op basis van ons onderzoek kunnen we hiervan geen betrouwbare schatting maken. We hebben op basis van het onderzoek van een beperkt aantal werkprocessen vastgesteld dat de gebruiksvriendelijkheid van BVH matig is en dat het systeem slecht aansluit bij de taken die ermee moeten worden verricht. Lange responstijden komen vaak voor en sommige responstijden zijn zeer lang. In ons onderzoeksrapport geven we hiervan een aantal voorbeelden (zie § 4.5.4, blz. 138 e.v.).

Vraag 7

Wat zijn de nadelen van werken met een klein bedrijf, zoals in het geval van de leverancier van SUMM-I.T.? Wat zijn de voordelen?

Zoals we aangeven in ons onderzoeksrapport, heeft de leverancier van SUMM-I.T. het voordeel snel en flexibel in te kunnen spelen op de gebruikerswensen (zie § 2.3, blz. 31 en § 2.4.7, blz. 80). Een nadeel is de beperkte omvang van dit bedrijf, waardoor de continuïteit van de dienstverlening kwetsbaar is.

Vraag 8

Bestaat bij de Algemene Rekenkamer de indruk dat onder grote politieke druk een hoger tempo werd geëist van implementatie van basisvoorzieningen dan inhoudelijk verantwoord was, zoals de Raad van Korpschefs (RKC) stelt?

In ons onderzoeksrapport geven we aan dat er niet zozeer sprake is van een hoger tempo, maar dat de aanvankelijk door de politie zelf opgestelde planningen onderdeel gingen uitmaken van de samenwerkingsafspraken en daardoor «hard» werden (zie ook § 2.3.3, blz. 64). «...de samenwerkingsafspraken pasten binnen de oorspronkelijke planning van de uitrol van BVH. Er is wel sprake van een verharding van de planning, omdat eventuele vertragingen zouden leiden tot het niet nakomen van de samenwerkingsafspraken en daarmee de invoering van een nationale politie dichterbij zou komen. De korpschefs en korpsbeheerders gingen hierdoor vooral sturen op de invoeringsplanning van de basisvoorzieningen.»


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Omtzigt, P.H. (CDA), Veen, E. van der (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), voorzitter, Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Mulder, A. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Schouten, C.J. (CU) en Vacature, (CDA).

Plv. leden: Knops, R.W. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ziengs, E. (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Gerbrands, K. (PVV), Beek, W.I.I. van (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Monasch, J.S. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Grashoff, H.J. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Besselaar, I.H.C. van den (PVV), Hamer, M.I. (PvdA), Kuiken, A.H. (PvdA), Gent, W. van (GL), Beertema, H.J. (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Pechtold, A. (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Slob, A. (CU) en Hijum, Y.J. van (CDA).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Taverne, J. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Tongeren, L. van (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Koşer Kaya, F. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Koopmans, G.P.J. (CDA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Slob, A. (CU).

Naar boven