29 350 ICT bij de politie

Nr.13 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 september 2011

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie2 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister Veiligheid en Justitie inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «ICT politie 2010» (Kamerstuk 29 350, nr. 10).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 september 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

Voor de beantwoording van de vragen 1, 8, 11, 12, 15, 17, 27, 28, 29, 30, 31 en 33 verwijs ik u naar het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2011–2014, dat tegelijk wordt meegezonden (kamerstuk 29 628, nr. 269).

2

Wat is er gebeurd met de jarenlange ontevredenheid van politiemedewerkers die met dit systeem moesten werken?

Het Korpsbeheerdersberaad (Kbb) heeft medio 2009 naar aanleiding van toenemende kritische geluiden over het gebruik van de basisvoorzieningen, met name de Basisvoorziening Handhaving, besloten om een werkgroep in te richten bestaande uit gebruikers, korpschefs, regionale CIO’s en medewerkers van de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN). Daarnaast namen het ministerie van BZK en het Openbaar Ministerie deel aan de werkgroep.

De werkgroep heeft het Kbb geadviseerd over de noodzaak van aanvullende verbeteracties. Het Kbb heeft ingestemd met de voorgestelde verbeteracties; deze zijn uitgevoerd dan wel meegenomen in andere ontwikkelingen. Sinds het rapport is een flink aantal nieuwe releases van de basisvoorzieningen uitgebracht en heeft aanvullende opleiding en instructie van de medewerkers plaatsgevonden.

3 t/m 7

Wie is volgens de minister van Veiligheid en Justitie eindverantwoordelijk voor het ICT-beleid bij de politie, en het falen hiervan?

Is de minister van Veiligheid en Justitie bereid nader te onderzoeken waar fouten zijn gemaakt in de besluitvorming, en door wie? Zo nee, waarom niet?

Welke maatregelen kan de minister van veiligheid en Justitie nemen tegen zittende korpsbeheerders die verantwoordelijk zijn voor de invoering van de Basisvoorziening handhaving (BVH), de Basisvoorziening Opsporing (BVO) en de Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM)?

Is het kabinet van mening dat de bevindingen in het rapport gevolgen moeten hebben voor betrokken bewindslieden, korpsbeheerders en/of korpschefs? Zo nee, waarom niet?

Welke korpschefs die medeverantwoordelijk zijn voor de invoering van BVH, BVO en BVCM krijgen opnieuw een functie in het nieuwe politiebestel?

In mijn reactie op het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer (Tweede Kamer, 2010–2011, 29 350, nr. 11) heb ik aangegeven dat niet één enkele partij maar het collectief van partijen verantwoordelijk is voor het ontstaan van de ICT-problematiek en het falen van het ICT-beleid bij de politie. Dat collectieve falen hangt – zoals ook de Algemene Rekenkamer in zijn analyse laat zien – ten nauwste samen met de inrichting van het huidige politiebestel. De beheersverantwoordelijkheid – waartoe ook de verantwoordelijkheid voor de ICT behoort – is in het huidige bestel over 26 afzonderlijke korpsbeheerders verdeeld. Een eenduidige governance op het domein van de informatiehuishouding ontbrak daardoor. Vanuit hun verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van het eigen korps, hebben de afzonderlijke korpsen in de afgelopen jaren keuzes gemaakt in de ICT-huishouding die verdedigbaar waren geredeneerd vanuit de belangen van elk korps afzonderlijk, maar niet verdedigbaar vanuit het belang van de politieorganisatie in het geheel.

In 2010 hebben de korpsbeheerders en korpschefs onderkend dat centrale sturing bij de informatie- en ICT-huishouding onvermijdelijk is. Als gevolg daarvan hebben de korpsbeheerders besloten een Landelijk Chief Information Officer aan te stellen, die door alle korpsbeheerders is gemandateerd om sturing te geven op het ICT-domein. Per 1 mei van dit jaar hebben de korpsbeheerders bovendien hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het vlak van ICT aan mij overgedragen.

De Algemene Rekenkamer en andere onderzoekers hebben vastgesteld waaraan het heeft geschort. Dit onderzoek is voldoende om tot verbetering te komen van de ICT bij de politie. De inzet van alle partijen moet thans zijn gericht op het laten slagen van de uitvoering van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2011–2014 en het leren van fouten.

9

Waarom heeft de minister van Veiligheid en Justitie de problemen bij de invoering van BVH, BVO en BVCM niet eerder onderkend en waarom heeft hij niet eerder de Kamer geïnformeerd?

De toenmalige minister van BZK heeft uw Kamer medio 2010 geïnformeerd over de problemen bij de invoering van de BVH, BVO en BVCM door middel van het aanbieden van het rapport van het vervolgonderzoek van de Inspectie OOV naar de Samenwerkingsafspraken politie (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 628, nummer 217). De Inspectie OOV heeft eind 2008 eerder onderzoek gedaan naar de implementatie van de basisvoorzieningen.

10

Waarom heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de agenten de schuld gegeven voor het falen van de computersystemen? (Kamerstuk 29 628, nr. 141 algemeen overleg van 24 juni 2009)

Mijn ambtsvoorganger, destijds minister van BZK, heeft in het betreffende Algemeen Overleg d.d. 24 juni 2009 gereageerd op de zorg van enkele Kamerleden dat er bij de politie een cultuur zou heersen waarin men niet bereid is informatie te delen. Haar reactie daarop luidde: «Ik hoor ook vanuit de korpsen dat de wijze waarop de BVH verloopt zeker nog niet zonder problemen is. Het is van belang om te kunnen beoordelen of dit nu kinderziektes zijn, of het te maken heeft met wat een aantal van u hebben gezegd over het gebrek aan bereidheid om informatie te delen, of dat er andere factoren zijn.»

13

Zijn de criminaliteitscijfers van de politie door de problemen met de computersystemen nog 100 procent betrouwbaar?

Zoals de Algemene Rekenkamer constateert in haar rapport zijn met de invoering van de basissystemen nadelige effecten waarneembaar voor de beleidsinformatie van de korpsen en de criminaliteitsstatistieken. Ook constateert de Rekenkamer dat verschillende factoren hierbij een rol spelen, zoals onvolledigheid van invoer, gebruiksonvriendelijkheid van systemen en het lichter classificeren van incidenten. Op basis van onderzoek van zowel de Algemene Rekenkamer en de Inspectie IOOV is absolute zekerheid over de betrouwbaarheid van de statistische gegevens niet te geven. Er zijn echter ook onvoldoende aanwijzingen om te twijfelen dat deze gegevens onjuist zouden zijn, zoals ik reeds in mijn reactie op het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer (Tweede Kamer, 2010–2011, 29 350, nr. 11) heb opgemerkt.

14

De Departementale Auditdienst (DAD) concludeert dat onduidelijk is of het overzicht van de risico's volledig is. Hoe zorgt de minister van Veiligheid en Justitie er voor dat hij zeker weet dat alle risico's in kaart gebracht zijn?

Omdat dienstverlening en bedrijfsvoering niet stilstaan is het noodzakelijk om continu en in een vroeg stadium risico’s te herkennen en te analyseren en om tijdig afdoende maatregelen te treffen om risico’s weg te nemen of te beperken. Daarom heb ik met de vtsPN de afspraak gemaakt om een nadere risicoanalyse met betrekking tot de bedrijfsvoeringsrisico’s te verrichten. De vtsPN zal daarnaast in haar voortgangsrapportages aan mij over de risico’s rapporteren.

16

Hoe groot is de reserve van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN)? Hoe voorkomt de minister van Veiligheid en Justitie dat leningen voor een nieuw ICT-systeem een te groot beslag leggen op de financiële middelen van de politie?

De gevraagde reserve bedroeg eind 2010 € 51 mln. In de begrotingscirculaire aan de korpsen is voor 2012 een buitengewone last van € 150 mln. opgenomen ten behoeve van de ICT. Deze middelen zijn beschikbaar voor de ICT in deze kabinetsperiode. Een deel van dit budget wordt ook ingezet ter dekking van de extra afschrijvingen als gevolg van de benodigde extra investeringen.

18

Hoe kan het zijn dat er de afgelopen tien jaar nagenoeg geen vooruitgang is geboekt op het gebied van ICT en dit onopgemerkt is gebleven?

De afgelopen jaren, en in het bijzonder de afgelopen 2 jaar, is er vooruitgang geboekt maar nog altijd onvoldoende. Vooruitgang onder andere door de invoering van de basisvoorzieningen, de landelijke raadpleging via BlueView, de landelijke aanbesteding van technische voorzieningen, de benoeming van een Chief Information Officer en de vorming van een landelijke ICT-organisatie. Ofschoon deze voorzieningen niet vlekkeloos functioneren, waren het verbeteringen ten opzichte van de eerdere situatie. Belangrijk doel is de realisatie van één informatiehuishouding.

De hiervoor genoemde stappen is zijn de afgelopen jaren veelvuldig onderwerp van overleg met de Tweede Kamer geweest; de (beoogde) vooruitgang heeft de volle aandacht gehad van de korpsbeheerders in hun verantwoordelijkheid van bestuur van de vtsPN.

19

Wat zijn de alternatieven die de korpsen op eigen initiatief gevonden hebben voor de basisvoorzieningen? Wat zijn de uitgaven aan deze alternatieven? Is er een koppeling tussen deze alternatieve ICT systemen en de basisvoorzieningen?

BVH, BVO en BVCM wordt door alle korpsen gebruikt. Omdat het essentieel is dat korpsen onderling informatie delen, is gekozen voor deze basisvoorzieningen voor alle korpsen en is geen alternatief geboden. Een aantal korpsen maakt echter gebruik van Summ-IT naast de BVO, om bepaalde informatie op te slaan of bepaalde overzichten te genereren. De kosten daarvan worden niet op landelijk niveau bijgehouden. Summ-IT heeft geen koppelingen met de basisvoorzieningen.

20

Waarom is er nooit een functionele en technische vergelijking gemaakt tussen de basissystemen voor BVH?

Bij de keuze van het basissysteem van de BVH hebben vooral twee overwegingen een rol gespeeld, de toekomstvastheid en het aantal gebruikers van de basissystemen. Achteraf gezien had zeker een functionele en technische vergelijking van de basissystemen moeten plaatsvinden, gegeven de impact op het politiewerk. De Algemene Rekenkamer heeft terecht gewezen op het belang van zorgvuldige en transparante besluitvorming.

21

Waarom is er nooit een integrale kosten-batenanalyse uitgevoerd die zicht kan geven op de verwachte kosten en baten?

Op basis van de ervaring met de invoering van ICT-systemen en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer in 2003 naar de ICT bij de politie hebben de korpschefs destijds gekozen voor een stapsgewijze verbetering van de bestaande systemen in plaats van een vernieuwing. Dit is door de korpsbeheerders in 2006 bekrachtigd. Per project zijn, onder verantwoordelijkheid van de vtsPN en de portefeuillehouders uit de RKC, deels kwalitatieve en deels kwantitatieve analyses gemaakt van de kosten en baten.

22

Waarom is er niets gebeurd met de eerste ervaringen van het korps Limburg-Zuid bij de invoering van BVH? Waarom heeft men niets gedaan met de risico's die al bij de start van het invoeringstraject bekend waren? Waarom is er geen pas op de plaats gemaakt, voor er uitrol plaats zou vinden in de andere korpsen?

Uit de eerste ervaringen in het korps Limburg-Zuid zijn de aanbevelingen van externe onderzoekers overgenomen. De planning is begin 2008 door het toenmalige db Kbb bijgesteld en de implementatie van de BVH in andere korpsen is daarop uitgesteld. Pas toen de in Limburg-Zuid geconstateerde problemen opgelost waren, is de implementatie voortgezet. Dit is de reden dat in 2008 minder korpsen zijn overgegaan op de BVH dan in de Samenwerkingsafspraken politie was afgesproken.

23

Op welke cijfers doelt de Algemene Rekenkamer als zij aangeeft dat uit de cijfers van het OM afgeleid kan worden dat er een negatieve invloed is van de invoering van de basisvoorzieningen?

De Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat er weliswaar na invoering van BVH een geringer aantal zaken aan het OM wordt aangeleverd, maar constateert tegelijkertijd dat er al sprake was van een dalende trend. Mogelijk heeft de invoering van BVH enig effect gehad op het teruglopende aantal zaken dat aan het OM is gestuurd, maar vermoedelijk spelen ook andere factoren hierbij een rol, zo stelt de ARK.

Deze conclusies zijn getrokken na analyse van gegevens over het aantal zaken dat per maand per korps aan het OM is aangeleverd.

24

Hoeveel heeft de invoering van BVH, BVO en BVCM door VtsPN in totaal gekost? Klopt het bedrag van 520 miljoen euro per jaar dat de Algemene Rekenkamer noemt?

De kosten van de invoering van BVH (€ 46 mln), BVO (€ 13 mln) en BVCM (€ 22 mln) door de vtsPN bedragen per saldo € 81 mln. Het bedrag van € 520 mln dat de ARK opvoert, heeft betrekking op alle ICT kosten van de vtsPN in 2009.

25

Gaat de minister van Veiligheid en Justitie zorgen voor een eenduidige definitie van ICT-kosten, zodat in de toekomst wel een beter zicht kan komen op de kosten en de risico's?

Passend binnen één landelijke informatiehuishouding wil ik op termijn komen tot een eenduidige definitie van ICT-kosten. Met de inzet van de nationale politie op o.a. het uniformeren van de ICT en het standaardiseren van de bijbehorende werkprocessen, zal het eenduidig administreren en de normering van de ICT-kosten worden meegenomen.

26

Waarom kiest het kabinet er voor om de CIO slechts tijdelijk in de korpsleiding op te nemen? Is dit in overeenstemming met de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer en hoe wordt voorkomen dat daarna dezelfde risico's optreden in de strategische visie op informatie en ICT?

Conform de aanbevelingen van de Algemene rekenkamer is de positie van de Landelijk Chief Information Officer (LCIO) versterkt. In verband met het belang dat wordt gehecht aan de totstandkoming van één landelijke informatievoorziening bij de politie heeft de LCIO gedurende de looptijd van het Aanvalsprogramma (minimaal t/m 2015/2016) zitting in de korpsleiding en is hij verantwoordelijk voor de realisatie van het Aanvalsprogramma. Wanneer één landelijke informatievoorziening gerealiseerd is, zal ik bezien of de CIO een definitieve plek in de korpsleiding krijgt, of dat de CIO-portefeuille ook kan worden gecombineerd met de algemene bedrijfsvoeringsportefeuille in de korpsleiding. Die combinatie is ook in andere grote uitvoeringsorganisaties niet ongebruikelijk.

32

Hoe oordeelt de minister van Veiligheid en Justitie over het feit dat nu al meerdere korpsen in de praktijk afhankelijk zijn van een kleinere speler op het gebied van software? Wil hij actief op zoek gaan naar manieren om deze technologie ook bruikbaar te maken voor een basisvoorziening?

Ik zal niet specifiek op zoek gaan om de technologie bruikbaar te maken voor een basisvoorziening. De vervanging en vernieuwing van systemen en applicaties, in het bijzonder de basisvoorzieningen, vindt plaats via de ook door de ARK dringend aanbevolen werkwijze. Eerst worden de architectuur en het standaardwerkproces binnen de opsporing en de handhaving vastgesteld. Daarna kunnen de functionele en technische eisen worden bepaald en kan de aanbesteding en ontwikkeling starten. De beoordeling van een product vindt dan ook plaats op basis van onder meer de functionele specificaties, de aansluiting op de architectuur en de gebruikers, et cetera.

34

Waarom is ervoor gekozen om de geplande doorontwikkeling van BVCM, waar veel gebruikers juist om vragen en waar zeker kansen liggen, stop te zetten?

Er vinden nog steeds, op basis van de behoefte van de gebruikers en wet en regelgeving kleine functionele verbeteringen plaats.

35

Wat vindt de minister van Veiligheid en Justitie van de opmerking van de Raad van Korpschefs, in tegenspraak met de conclusies van de Algemene Rekenkamer, dat de besluitvorming «steeds helder» is geweest, zij wel degelijk een «samenhangende informatievoorziening» hebben ingevoerd en het huidige systeem wel degelijk te verbeteren is?

Ik heb in mijn reactie op het onderzoek «ICT politie 2010» de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer volledig onderschreven. Voorts ben ik van mening dat alle partijen zich nu zouden moeten richten op het laten slagen van de uitvoering van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2011–2014 en moeten leren van het verleden.

In het Aanvalsprogramma is gesteld dat de continuïteit, het gebruiksgemak en de functionaliteit van de Basisvoorziening Handhaving zal worden verbeterd om het operationele politiewerk op korte termijn beter te ondersteunen.

36

Welke korpschefs en welke korpsbeheerders waren na het verschijnen in juni 2008 op de hoogte van het kritische rapport van de Software Improvement Group? Welke korpschefs en korpsbeheerders waren na de vergadering van de landelijke stuurgroep BVH op 10 september 2008 van dit rapport op de hoogte? Welke korpschefs en korpsbeheerders waren na de vergadering van het Korpsbeheerdersberaad van 26 november 2008 op de hoogte? Welke korpschefs en korpsbeheerders na de vergadering van de landelijke stuurgroep BVH op 3 december 2008? Welke korpschefs en korpsbeheerders na het Landelijk overleg regionale projectleiders BVH op 18 december 2008? Welke onderzoeken en rapporten zijn voor juni 2008 verschenen waardoor korpschefs en korpsbeheerders op de hoogte hadden kunnen zijn van de problemen met BVH, BVO en BVCM?

Ik verwijs u naar het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de besluitvorming over het rapport van de Software Improvement Group. Dit rapport is niet geagendeerd voor een van de vergaderingen van het Kbb. Het is voor mij niet mogelijk te achterhalen wie destijds op de hoogte waren van het SIG-rapport. Andere rapporten die voor juni 2008 zijn verschenen zijn mij niet bekend.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Omtzigt, P.H. (CDA), Veen, E. van der (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), Voorzitter, Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), Ondervoorzitter, Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Mulder, A. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Schouten, C.J. (CU) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Knops, R.W. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ziengs, E. (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Gerbrands, K. (PVV), Beek, W.I.I. van (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Monasch, J.S. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Grashoff, H.J. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Besselaar, I.H.C. van den (PVV), Hamer, M.I. (PvdA), Kuiken, A.H. (PvdA), Gent, W. van (GL), Beertema, H.J. (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Pechtold, A. (D66), Koşer Kaya, F. (D66), Slob, A. (CU) en Hijum, Y.J. van (CDA).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Roon, R. de (PVV), Voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Taverne, J. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Tongeren, L. van (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Koşer Kaya, F. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Koopmans, G.P.J. (CDA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Slob, A. (CU).

Naar boven