Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2011
Op 11 januari jl. heeft het Gerechtshof Den Haag in zijn eindarrest bepaald dat het onderdak van een gezin met minderjarige
kinderen in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in Ter Apel niet mag worden beëindigd, waarmee de lijn die door het Hof werd
gevolgd in een eerdere tussenuitspraak wordt bevestigd. Als gevolg van de uitspraak van het Hof kan de overheid geen onderdak
beëindigen van gezinnen met minderjarige kinderen zolang hun vertrek uit Nederland nog niet heeft plaatsgevonden. Ik zal tegen
de uitspraak van het Gerechtshof in cassatie gaan, omdat ik vind dat de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling onvoldoende
is meegewogen bij de vraag hoe ver de verantwoordelijkheid van de overheid reikt. Naar verwachting zal een eventueel cassatieberoep
echter niet binnen afzienbare termijn tot uitspraak leiden.
Aangezien onderdak niet kan worden beëindigd, zolang gezinnen met minderjarige kinderen nog in Nederland verblijven, is het
cruciaal dat het vertrek van gezinnen met minderjarige kinderen die niet voor verblijf in Nederland in aanmerking komen zo
snel mogelijk plaatsvindt. Om die reden is in het Regeerakkoord opgenomen dat bij de uitvoering van het terugkeer- en uitzetbeleid
gezinnen met kinderen prioriteit krijgen. Daar waar mogelijk zal de terugkeer vrijwillig plaatsvinden. Ik bezie dan ook in
samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) of een specifieke, op de behoeftes van gezinnen met minderjarige
kinderen toegesneden vrijwillige terugkeerregeling kan worden gecreëerd. Bij vrijwillige terugkeer zouden de gezinnen in het
kader van een dergelijke regeling in aanmerking komen voor zowel een financiële bijdrage als herintegratieondersteuning. Hiermee
kan een extra prikkel worden gecreëerd voor deze gezinnen om het vertrek uit Nederland ter hand te nemen. Waar vrijwillig
vertrek niet mogelijk is zal gedwongen vertrek ter hand worden genomen.
Het is van belang dat deze uitgeprocedeerde gezinnen niet in de reguliere opvanglocaties van het COA blijven zitten. Dit betreft
immers een vorm van opvang die primair gericht is op asielzoekers in procedure. Ook is het moeilijker om het vertrek van de
gezinnen intensief te faciliteren als ze verspreid zijn over verschillende locaties in het land. Om hiervoorgenoemde redenen
kies ik ervoor deze gezinnen in een op vertrek gerichte locatie van het COA met een sober voorzieningenniveau te plaatsen.
In deze locatie zal worden voorzien in de noodzakelijke dagelijkse verzorging van de kinderen, met inachtneming van bestaande
rechten, zoals het recht op onderwijs. De gezinsband wordt uiteraard, conform het arrest, gerespecteerd. Aan de gezinnen zal
een vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd, zoals ook het geval is in de VBL in Ter Apel, en de DT&V zal hun vertrek
uit Nederland intensief faciliteren. Zolang deze nieuwe locatie nog niet is gerealiseerd zullen gezinnen met minderjarige
kinderen die in de opvang van het COA of in de VBL in Ter Apel verblijven een vorm van onderdak behouden in ofwel een reguliere
opvanglocatie van het COA, ofwel in de VBL, totdat het vertrek uit Nederland is gerealiseerd.
Door de PvdA is een initiatiefnota gepresenteerd met als titel «Altijd onderdak voor kinderen». In deze nota wordt een breed
spectrum aan maatregelen voorgesteld waarmee getracht wordt te voorkomen dat er gezinnen met kinderen op straat terecht komen.
Met de oplossing die ik voor ogen heb wordt op een eenduidige manier hetzelfde doel bereikt, en kan de facilitering van het
vertrek op de meest effectieve manier worden ingevuld.
Aldus zet de regering erop in om effectief de terugkeer te realiseren van gezinnen met minderjarige kinderen die niet langer
in Nederland mogen verblijven. Er blijft een vorm van onderdak voor deze gezinnen beschikbaar zolang zij in Nederland verblijven,
maar het geboden onderdak zal volledig ten dienste staan van het voorbereiden en uiteindelijk het bewerkstelligen van het
vertrek.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers